ECLI:NL:RBAMS:2020:2306
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- R.A. Dudok van Heel
- M.F. van Grootheest
- Rechtspraak.nl
Opheffing van conservatoir beslag op appartement en bankrekening in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 april 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde, waarbij het beslag dat door de gedaagde was gelegd op een appartement van de eiser werd opgeheven. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.D. Edens, had op 14 april 2020 een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, die werd bijgestaan door mr. T. Harmankaya. De zitting vond plaats via Skype in verband met de Corona-crisis. De gedaagde had eerder beslag gelegd op het appartement van de eiser en op een bankrekening bij ABN AMRO Bank, na toestemming van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De gedaagde betwistte de bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze bevoegd was, omdat het beslag op een woning in Amsterdam betrekking had. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser voldoende spoedeisend belang had bij de opheffing van het beslag. De eiser stelde dat hij de gedaagde niet kende en geen huurovereenkomst met hem had gesloten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van de gedaagde was gebleken, waardoor het beslag werd opgeheven. De gedaagde werd ook verboden om nog meer beslag te leggen op de bankrekening van de eiser, onder verbeurte van een dwangsom. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die in totaal op € 1.384,89 werden begroot.