Op 19 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 februari 2019 in Amsterdam een hoeveelheid cocaïne vervoerde en daarbij een politieauto beschadigde. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een zitting op 5 februari 2020, waarbij de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. S. van den Berg, aanwezig waren. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 21,94 gram cocaïne en het opzettelijk beschadigen van een deur van een politieauto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een achtervolging door de politie, zijn auto opende en daarbij de deur van de politieauto beschadigde.
De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot algehele bewezenverklaring van de feiten gehonoreerd, met uitzondering van het medeplegen van het vervoeren van cocaïne, omdat niet kon worden vastgesteld dat de neef van de verdachte wetenschap had van de cocaïne. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk de deur van de politieauto heeft beschadigd, ondanks het verweer van de raadsvrouw dat er geen bewijs was van schade. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur en een geldboete van € 1.841,40. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoon van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld.