ECLI:NL:RBAMS:2020:2017

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
RK 19/6690
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave in beslag genomen motor na gevaarlijk rijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 februari 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die de teruggave van zijn in beslag genomen motor, een Piaggio Beverly, verzocht. De motor was in beslag genomen op 15 november 2019 naar aanleiding van een proces-verbaal wegens gevaarlijk rijden. Klager, die de motor nodig heeft voor zijn werk, betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat de verbeurdverklaring van de motor niet hoogst onwaarschijnlijk is. De raadsvrouw van klager stelde dat er geen recidive was en dat de motor van groot belang is voor klager's inkomen.

Het Openbaar Ministerie verzette zich tegen de teruggave en stelde dat de kans op verbeurdverklaring niet onwaarschijnlijk was, gezien de eerdere veroordelingen van klager. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel klager eerder veroordeeld was, de feiten uit 2014 dateerden en dat klager inmiddels stappen had ondernomen om zijn leven op orde te krijgen. De rechtbank concludeerde dat het belang van klager zwaarder woog dan het belang van de strafvordering, vooral omdat klager dagelijks de gevolgen ondervond van het niet kunnen gebruiken van zijn motor.

De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de motor aan klager. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 19/6690
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1990,
wonende op het adres [adres 1] , [plaats 1] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. J.M. Buchel,
[adres 2] , [plaats 1] ,
klager, tevens beslagene.

1.Procesgang

Het klaagschrift is op 28 november 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 13 januari 2020 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 28 februari 2020 klager, zijn raadsvrouw en de officier van justitie, mr. J. van der Meij, in openbare raadkamer gehoord.

2.Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van de in beslag genomen motor, merk Piaggio, type Beverly, met kenteken [kenteken] (goednummer: 5668471). Klager is eigenaar van de motor en heeft de motor, naast privégebruik, nodig voor zijn werkzaamheden bij [werkgever] . Klager bezorgt op dit moment maaltijden op de fiets. Hij vindt dit heel zwaar en loopt inkomsten mis zolang het beslag voortduurt. Klager heeft verder in openbare raadkamer verklaard dat hij geen diploma’s heeft en dat zijn motor en zijn werk alles voor hem zijn.
De raadsvrouw van klager heeft zich op het standpunt gesteld dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de zittingsrechter de motor verbeurd zal verklaren. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Klager betwist dat hij op 15 november 2019 gevaar heeft veroorzaakt. Verder is er ook niet voldaan aan het gevaarscriterium. Ook blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie van klager niet dat er sprake is van recidive. Klager is niet eerder veroordeeld voor art. 5 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) en de laatste veroordeling van klager is gedateerd uit 2014. Daarnaast staat klager in andere zaken niet als verdachte geregistreerd. Verder heeft klager van eerdere veroordelingen geleerd. Hij heeft nu een verzekering voor zijn motor afgesloten, volgt een CBR-cursus, heeft korte tijd geleden een Verklaring Omtrent het Gedrag ontvangen voor het verrichten van taxidiensten en hij is al geruime tijd niet met justitie in aanraking gekomen. Tot slot heeft de maatregel verbeurdverklaring als doel het treffen van de veroordeelde in zijn vermogen. Een dergelijke maatregel is in zaken zoals onderhavige niet passend. Bovendien is de motor van grote waarde en daardoor staat verbeurdverklaring niet in verhouding tot een enkele verkeersovertreding. Het strafvorderlijk belang weegt niet zwaarder dan het belang van klager. Klager heeft de motor nodig om zijn werk uit te voeren. Op dit moment is zijn werk praktisch niet uitvoerbaar op de fiets en loop hij inkomsten mis. Als klager zijn motor niet terugkrijgt, wordt op onevenredige wijze inbreuk gemaakt op zijn vermogen. De raadsvrouw heeft verzocht om het klaagschrift, gelet op het voorgaande, gegrond te verklaren en een last tot teruggave af te geven.

3.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen teruggave van de in beslag genomen motor aan klager en heeft daartoe aangevoerd dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de zittingsrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de motor zal bevelen. Op 15 november 2019 is tegen klager een proces-verbaal opgemaakt vanwege het gevaarlijk rijden. Klager zou – kort gezegd – geen voorrang hebben verleend, een stopteken genegeerd hebben, met een snelheid van 80 kilometer per uur gereden hebben in een woonwijk en over een brug hebben gereden welke alleen bestemd is voor voetgangers. Er is sprake van recidive. Klager is eerder veroordeeld vanwege het overtreden van art. 5 WVW 1994. Het feit dat een Verklaring Omtrent het Gedrag is afgegeven, maakt niet dat er geen recidive meer is. Klager kan overigens zijn werkzaamheden verrichten op de fiets.
Er is nog geen zittingsdatum bekend.

4.De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 15 november 2019 is op de voet van artikel 94 Sv voornoemde motor in beslag genomen.
Klager wordt – kort gezegd – verdacht van het overtreden van artikel 5 WVW 1994 (gevaarlijk rijden).
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechtbank niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven (Hoge Raad 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654).
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomene kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, met betrekking tot het voorwerp de verbeurdverklaring zal uitspreken of onttrekking aan het verkeer zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art 552f Sv.
In het onderhavig geval is sprake van een motor dat volgens het Openbaar Ministerie vatbaar is voor verbeurdverklaring.
De rechtbank dient in dit geval te beoordelen het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de motor zal uitspreken.
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken, het verhandelde in raadkamer en de straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen motor zal verbeurd verklaren. De rechtbank heeft in haar oordeel de persoonlijke omstandigheden van klager meegewogen, weliswaar is klager vaker veroordeeld voor verkeersdelicten, maar die feiten dateren uit 2014. Hij lijkt daadwerkelijk op de goede weg om zijn leven op de rit te krijgen. Voor de rechtbank weegt mee dat verdachte de beschuldiging stellig ontkent en het aan de zittingsrechter moet zijn om te beoordelen of het feit kan worden bewezen en welke straf en of maatregel passend is. Nu nog geen zittingsdatum bekend is terwijl klager wel dagelijks de gevolgen ondervindt van het niet kunnen gebruiken van de motorscooter weegt zijn persoonlijk belang op dit moment zwaarder.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij het beslag dient te worden opgeheven.
De rechtbank is voorts van oordeel dat klager en niet iemand anders redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Zij zal dan ook gelasten dat het voorwerp aan klager dient te worden teruggegeven.

5.De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart het beklag
gegronden
gelast de teruggaveaan klager [klager] van de motor, merk Piaggio, type Beverly, met kenteken [kenteken] (goednummer: 5668471).
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.C.J. Hamming, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2020.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.