In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen MABI Onroerend Goed Beheer B.V. en Vivat Schadeverzekeringen N.V. over een schadevergoeding na brandstichting in een horeca-pand. De rechtbank heeft op 15 januari 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de vraag of Vivat zich kan beroepen op een uitsluitingsbeding in de polisvoorwaarden vanwege het niet-naleven van de mededelingsplicht door Mabi. Mabi, de eiseres, stelt dat er geen causaal verband bestaat tussen de tijdelijke sluiting van het pand en de schade die is ontstaan door brandstichting. Vivat, de gedaagde, betoogt dat de niet-meegedeelde omstandigheid van de sluiting van het pand een relevante factor is die invloed heeft op de schadevergoeding.
De rechtbank heeft in haar vonnis geoordeeld dat Vivat niet kan aantonen dat de tijdelijke sluiting van het pand een (mede)oorzaak is geweest van de schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brandstichting door onbekende derden heeft plaatsgevonden en dat de omstandigheden van de sluiting van het pand geen invloed hebben gehad op het ontstaan of de hoogte van de schade. Hierdoor is het beroep van Vivat op het uitsluitingsbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De rechtbank heeft Mabi in het gelijk gesteld en Vivat veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding van € 133.069,90, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van causaal verband in verzekeringsrechtelijke geschillen en de rol van redelijkheid en billijkheid bij de beoordeling van uitsluitingsbedingen in polisvoorwaarden. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van Mabi toegewezen, aangezien Vivat grotendeels in het ongelijk is gesteld.