ECLI:NL:RBAMS:2020:1985
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding voor kosten rechtsbijstand en tijdsverzuim in strafzaak
In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 24 maart 2020, is het verzoek van verzoeker om schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) beoordeeld. Verzoeker, geboren in 1951, had een verzoek ingediend voor een vergoeding van € 84.076,50 voor kosten van rechtsbijstand, € 9.766,67 voor tijdsverzuim en € 550,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend, aangezien de strafzaak tegen verzoeker op 20 juni 2019 onvoorwaardelijk was geseponeerd.
De rechtbank heeft de procesgang uiteengezet, waarbij opgemerkt werd dat verzoeker niet in raadkamer was verschenen, ondanks een geldige oproep. De raadsman van verzoeker heeft betoogd dat de zaak complex was, gezien de betrokkenheid van meerdere strafbare feiten en de geheimhoudersproblematiek. Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen de gevorderde vergoeding, met de stelling dat de opgevoerde kosten disproportioneel waren en dat verzoeker onvoldoende had onderbouwd dat hij schade had geleden door tijdsverzuim.
De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de urenspecificaties en declaraties onvoldoende inzicht gaven in de verrichte werkzaamheden, er toch gronden van billijkheid aanwezig waren om een vergoeding toe te kennen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een vergoeding van € 20.000,- voor de kosten van rechtsbijstand en € 4.000,- voor tijdsverzuim toe te kennen, evenals € 550,- voor de kosten van het verzoekschrift. Het meer of anders verzochte werd afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel verzoeker als de officier van justitie.