ECLI:NL:RBAMS:2020:1965

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
C/13/665166 / HA ZA 19-432
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling op vonnis met betrekking tot uitvoerbaarheid bij voorraad in civiele procedure

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, hebben de eiseressen DWR Investments B.V. en Faconnable Investments B.V. een verzoek ingediend tot aanvulling van een eerder vonnis dat op 29 januari 2020 was gewezen. Het verzoek was gericht op het alsnog verklaren van het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. De eiseressen stelden dat zij in hun dagvaarding expliciet om deze uitvoerbaarheid hadden verzocht, maar dat de rechtbank hier in het eerdere vonnis niet op had beslist. De rechtbank heeft de gedaagde, die in deze procedure niet bij naam is genoemd, in de gelegenheid gesteld om op het verzoek te reageren. De gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen de inwilliging van het verzoek, stellende dat de rechtbank met de zinsnede in het dictum van het eerdere vonnis had afgewezen wat meer of anders was gevorderd.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat artikel 32 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de rechter toestaat om op verzoek van een partij zijn vonnis aan te vullen indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde. De rechtbank concludeerde dat de eiseressen inderdaad expliciet hadden verzocht om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en dat er geen verweer tegen dit verzoek was gevoerd. De rechtbank oordeelde dat het eerdere dictum niet in de weg stond aan de toewijzing van het verzoek om aanvulling.

De rechtbank heeft vervolgens besloten dat na het eerdere vonnis een aanvulling moest worden toegevoegd waarin werd verklaard dat het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad was. De rechtbank heeft ook de nummering van de eerdere vonnisdelen aangepast en gelast dat de partijen de ontvangen stukken aan de griffie dienden te retourneren. Dit aanvullende vonnis is uitgesproken door mr. M. Timmerman op 26 februari 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/665166 / HA ZA 19-432
Aanvullend vonnis van 26 februari 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DWR INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FACONNABLE INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen,
advocaat mr. V. Terlouw te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.H. Fellinger te Amsterdam.
Partijen zullen hierna DWR en Faconnable en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verzoek tot aanvulling

1.1.
Bij brief van 30 januari 2020 heeft mr. Terlouw namens DWR en Faconnable de rechtbank verzocht om aanvulling van het op 29 januari 2020 in deze zaak gewezen vonnis, in die zin dat de rechtbank dit vonnis alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaart. Daartoe hebben zij aangevoerd dat zij bij dagvaarding expliciet hebben gevorderd om het te wijzen vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en dat daartegen geen verweer is gevoerd, maar dat op deze vordering geen beslissing is genomen.
1.2.
De rechtbank heeft [gedaagde] in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten. Bij brief van 10 februari 2020 heeft mr. Fellinger namens [gedaagde] aan de rechtbank bericht tegen inwilliging van dat verzoek bezwaar te hebben. Daarna heeft de rechtbank nog een brief van 11 februari 2020 van mr. Terlouw ontvangen en een brief van 11 februari 2020 van mr. Fellinger. [gedaagde] voert kort gezegd aan dat de rechtbank met de zinsnede in het dictum “wijst af het meer of anders gevorderde”, afwijzend op deze vordering heeft beslist.

2.De beoordeling

2.1.
Artikel 32 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt het volgende:
“De rechter vult te allen tijde op verzoek van een partij zijn vonnis, arrest of beschikking aan indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde of verzochte. De rechter gaat niet tot de aanvulling over dan na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten.”
2.2.
Door DWR en Faconnable is uitdrukkelijk gevorderd om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daartegen is tijdens de procedure die tot het vonnis heeft geleid door [gedaagde] geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft verzuimd om op deze vordering te beslissen. De omstandigheid dat in het dictum onder 5.5 is vermeld dat het meer of anders gevorderde werd afgewezen doet daar niet aan af (HR 1 oktober 2010, NJ 2010/527). De vordering zou als onweersproken zijn toegewezen. Het feit dat [gedaagde] inmiddels hoger beroep tegen het vonnis van 29 januari 2020 heeft ingesteld maakt het voorgaande niet anders, nu een verzoek om aanvulling ook nog nadat een rechtsmiddel is ingesteld gedaan kan worden. De rechtspraak waar door [gedaagde] naar is verwezen leidt evenmin tot een ander oordeel. In het aangehaalde arrest HR 4 december 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3476) werd immers geoordeeld dat de rechter buiten het toepassingsbereik van artikel 31 en 32 Rv niet zelf de rechtskracht van zijn uitspraak kan aantasten. Dat arrest staat aan toewijzing op grond van artikel 32 Rv dus niet in de weg. In het arrest HR 28 juni 2013 (ECLI:HR:2013:38) ging het om de vraag of een cassatieberoep ontvankelijk kan zijn als ook nog op grond van artikel 32 Rv een verzoek kan worden ingediend bij de rechter die de een bezwaar kan herstellen. Die vraag is hier niet aan de orde.
2.3.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank het verzoek als volgt zal toewijzen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat na nr. 5.3. van het op 29 januari 2020 tussen DWR en Faconnable en [gedaagde] gewezen vonnis dient te worden toegevoegd
“5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad”,
3.2.
bepaalt dat nr. 5.4. en nr. 5.5. van het op 29 januari 2020 tussen DWR en Faconnable en [gedaagde] gewezen vonnis worden hernummerd naar nr. 5.5 en 5.6,
3.3.
bepaalt dat deze aanvulling onder de vermelding van de datum 26 februari 2020 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 29 januari 2020,
3.4.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 29 januari 2020 na ontvangst van deze aanvullende beslissing aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Timmerman en in het openbaar uitgesproken op
26 februari 2020.