Op 25 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal door middel van braak en inklimming. De verdachte, geboren in 1984 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het inbreken in een winkel van [naam B.V.] in Amsterdam op 14 december 2019. Tijdens de zitting op 11 maart 2020 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. S. Leeman, en de verdediging van de raadsman, mr. P. Scholten, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is, op basis van diverse bewijsmiddelen, waaronder aangiften en camerabeelden.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van 2 jaar zonder aftrek van voorarrest geëist, gezien de verslavingsproblematiek en het recidivegevaar van de verdachte. De verdediging pleitte voor een gevangenisstraf van langere duur, maar de rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, en heeft geconcludeerd dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de maatschappij en om de verdachte te helpen bij zijn problematiek.
De rechtbank heeft de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar opgelegd, zonder tussentijdse toets, en heeft vastgesteld dat de verdachte een gevaar vormt voor de maatschappij door zijn eerdere strafbare feiten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, die van toepassing zijn op het bewezen verklaarde feit.