ECLI:NL:RBAMS:2019:4740

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
13/701009-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel gericht op terugkeer naar Marokko in het kader van winkeldiefstal

Op 19 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1984, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en thans gedetineerd. De zaak betreft meerdere winkeldiefstallen, waaronder cosmetica ter waarde van 41,78 euro, gepleegd op 4 januari 2019 in Amsterdam en op 2 maart 2019 in Hoofddorp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie, mr. K. Hara, heeft gevorderd dat aan de verdachte de ISD-maatregel wordt opgelegd voor de duur van twee jaar, gericht op terugkeer naar Marokko. De verdachte heeft een verblijfsvergunning in Nederland, maar komt niet in aanmerking voor een vreemdelingen-ISD. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie gevolgd en de ISD-maatregel voor de duur van één jaar opgelegd, met als doel de verdachte te helpen bij zijn terugkeer naar Marokko. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een veelpleger is met een lange geschiedenis van strafbare feiten, wat de noodzaak van de maatregel onderstreept. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, nu de ISD-maatregel wordt opgelegd. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/701009-19 en 13/005439-18 (TUL)
Datum uitspraak: 19 juni 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. K. Hara, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N. de Fluiter, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 04 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen diverse
cosmetica produkten (ter waarde van 41,78 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte;
2.
(Ter berechting gevoegde zaak 13/684051-19)
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 02 maart 2019 te Hoofddorp,
gemeente Haarlemmermeer, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen
- een jas en/of een of meer onderbroeken, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan HEMA (gelegen aan het [adres] )
en/of
- een parfum (van het merk Mexx), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Etos (gelegen aan de [adres 2] ) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 4 januari 2019 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse cosmetica producten, ter waarde van 41,78 euro, toebehorende aan Albert Heijn;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op tijdstippen op of omstreeks 02 maart 2019 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een jas en een onderbroek, toebehorende aan HEMA, gelegen aan het [adres] ,
en
- een parfum van het merk Mexx, toebehorende aan Etos, gelegen aan de [adres 2] .

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van
2 (twee) jaren zonder aftrek van voorarrest.
Verdachte heeft een verblijfsvergunning in Nederland en komt dus niet in aanmerking voor een vreemdelingen-ISD die enkel is gericht op uitzetting van verdachte.
Het hoofddoel is de beveiliging van de maatschappij. Naast een reguliere behandeling van verdachte zal de ISD ook gericht zijn op terugkeer naar Marokko omdat dit de wens van verdachte is. Anders dan het advies van de reclassering zoals hierna benoemd vordert de officier van justitie een ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar in plaats van 1 jaar omdat verdachte ter terechtzitting de wens tot terugkeer naar Marokko wat heeft afgezwakt.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte wil zo snel mogelijk terug naar Marokko. Zijn voorkeur gaat uit naar een iets langere gevangenisstraf dan dat hij tot nu toe gedetineerd heeft gezeten. Hij kan dan alles regelen om terug te kunnen keren naar Marokko. De verdediging verzet zich tegen de oplegging van een ISD-maatregel omdat verdachte deze volledig moet doorlopen, terwijl hij zo snel mogelijk terug wil keren naar Marokko.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal winkeldiefstallen waarvan twee op dezelfde dag. Het betreffen ergerlijke feiten die overlast en veelal schade veroorzaken. De verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Het 13 pagina's tellende Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 mei 2019 bevat voornamelijk winkeldiefstallen en auto-inbraken.
Er bevinden zich de volgende over verdachte opgemaakte rapporten in het dossier.
- 4 maart 2019 (reclasseringsadvies voorgeleiding RC) van Reclassering Nederland;
- 6 maart 2019 (ISD-trajectconsult) van het NIFP;
- 24 mei 2019 (ISD-rapport) van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna ook: ‘LDH’).
In laatstgenoemd ISD-rapport van LDH, opgesteld door reclasseringswerker T.A. Clarke, is onder meer het volgende opgenomen.
Verdachte is een 34-jarige man van Marokkaanse afkomst, die de Nederlandse taal beperkt machtig is. Hij heeft de Marokkaanse nationaliteit en een verblijfsvergunning in Nederland voor bepaalde tijd. Op sociaal maatschappelijk vlak zijn er meerdere problemen op diverse leefgebieden; gebruik van cocaïne en alcohol, negatief netwerk, marginale huisvesting en geen inkomen of dagbesteding.
Gezien de overlast die betrokkene veroorzaakt, het niet kunnen voldoen aan voorwaarden in een ambulant kader, voornamelijk vanuit een hoge mate van onmacht, alsmede een uitblijvende gedragsverandering, ziet LDH de onvoorwaardelijke ISD-maatregel als enige en ook als de beste mogelijkheid om nogmaals een poging te doen om hier invloed op uit te oefenen. De kans op onttrekking aan de voorwaarden binnen een voorwaardelijk kader acht LDH hoog.
Rekening houdend met de wens van verdachte om te remigreren naar Marokko, adviseert LDH betrokkene de ISD maatregel op te leggen voor de duur van een jaar gericht op remigratie. Eén jaar volstaat indien de maatregel puur gericht is op terugkeer naar het land van herkomst. Terugkeer naar Marokko is mogelijk nu verdachte alleen de Marokkaanse nationaliteit heeft. De dienst Terugkeer en Vertrek en ook het IOM kunnen op verzoek van de PI Nieuwegein hulp en ondersteuning bieden bij de remigratie.
Ter terechtzitting heeft reclasseringswerker T.A. Clarke als deskundige verklaard dat het LDH bij dit advies blijft.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaren meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 mei 2019 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Aangezien verdachte de wens heeft geuit om te remigreren, zal de ISD-maatregel, behalve op behandeling van verdachte, erop gericht zijn om verdachte zo snel als mogelijk terug te laten keren naar Marokko. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel voor de duur van één jaar opleggen.
Tussentijdse beoordeling
De rechtbank ziet aanleiding om uiterlijk na zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen om te bezien hoe het staat met de terugkeer van verdachte, hoe zijn eigen inzet en medewerking dienaangaande is en of hij hierbij voldoende voortvarend wordt geholpen door de penitentiaire inrichting waar hij verblijft.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 11 januari 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/005439-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 28 maart 2018 van de politierechter in de rechtbank Amsterdam waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
Nu aan verdachte de ISD-maatregel zal worden opgelegd, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten
diefstal, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dader voor de duur van
één (1) jaar.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen
6 (zes) maandenna het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij voornoemd vonnis met parketnummer 13/005439-18 van 28 maart 2018 opgelegde voorwaardelijke straf, zijnde een gevangenisstraf van 4 (vier) weken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juni 2019.