ECLI:NL:RBAMS:2020:1948

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
13/751016-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid officier van justitie in vordering tot behandeling Europees aanhoudingsbevel

Op 10 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 18 januari 2016, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 17 december 2014 door de Sąd Okręgowy in Nowy Sącz, Polen, is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1989 in Polen.

De behandeling van de vordering vond plaats op de openbare zitting van 14 april 2016, waarbij de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. J. Kuijper, aanwezig waren. De opgeëiste persoon zelf was niet verschenen. Het onderzoek werd op die zitting voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De behandeling werd hervat op 10 maart 2020, waarbij de officier van justitie mr. R. Vorrink aanwezig was.

De officier van justitie stelde dat zij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering, omdat het EAB was ingetrokken na de aanhouding van de opgeëiste persoon in Polen. De rechtbank oordeelde dat met de intrekking van het EAB de grondslag voor de vordering van de officier van justitie was komen te vervallen. De rechtbank volgde het standpunt van de officier van justitie en verklaarde haar niet-ontvankelijk in de vordering tot behandeling van het EAB. De uitspraak werd gedaan door mr. A.K. Glerum, voorzitter, en mrs. C. Klomp en M.E.M. James-Pater, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.T.P. van Munster.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751016-16
RK nummer: 16/478
Datum uitspraak: 10 maart 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 januari 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 december 2014 door de Sąd Okręgowy [Regional Court] in Nowy Sącz, Polen, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats], Polen, op [geboortedag] 1989,
laatstelijk bekende adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 april 2016. De behandeling heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam. De opgeëiste persoon is niet verschenen.
Op 14 april 2016 is het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie op de in het kader van de beoordeling van artikel 12 OLW gestelde prejudiciële vragen (tussenuitspraak van 24 februari 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:868).
De behandeling is voortgezet op de zitting van 10 maart 2020 in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. R. Vorrink.

2.Ontvankelijkheid officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering omdat het EAB is ingetrokken na aanhouding van de opgeëiste persoon in Polen.
De rechtbank overweegt dat met de intrekking van het EAB de grondslag aan de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van onderhavig overleveringsverzoek, is komen te ontvallen. De rechtbank volgt de officier van justitie dan ook in haar oordeel dat de officier van justitie niet kan worden ontvangen in haar vordering.

3.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. C. Klomp en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.