ECLI:NL:RBAMS:2020:1939
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in verkrachtingszaak met onvoldoende bewijs en redelijke twijfel
Op 25 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige man, die werd beschuldigd van verkrachting van een aangeefster op 16 augustus 2017 in Thailand. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat het beschikbare bewijsmateriaal niet voldoende overtuigend was om de beschuldiging te ondersteunen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er weliswaar seks heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en de aangeefster, maar dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat dit onder dwang was gebeurd. De aangifte van de aangeefster werd ondersteund door verklaringen van getuigen, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaringen niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak de verklaring van de aangeefster tegenover die van de verdachte staat, en dat er in dit geval geen sterke aanwijzingen waren dat de verdachte de aangeefster had gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank concludeerde dat er redelijke twijfel bestond over de vraag of de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, en sprak hem daarom vrij. De benadeelde partij, de aangeefster, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken.