4.3.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de feiten 3 en 4. Daarvoor is het volgende van belang.
De rechtbank stelt voorop dat de door verdachte opgestelde en gebruikte ‘inspectierapporten’ de nodige vragen oproepen. Zo zijn de rapporten in het voorjaar van 2018 opgemaakt, kennelijk op basis van aantekeningen die jaarlijks in de periode 2008-2017 zijn gemaakt. De inspectierapporten bevatten onder meer als kopjes ‘Bevindingen lek controle bescherming’ en ‘Bevindingen water-/sludge controle’. Onder het eerste kopje is een tabel opgenomen met gegevens en onder het tweede kopje is een steeds het logo van [naam bedrijf] (tot 2012) of [naam BV 1] (vanaf 2013) opgenomen. Daarbij merkt de rechtbank op dat de genoemde tabel resultaten bevat die zien op de kathodische bescherming van de tank, en niet op een lekcontrole, zoals de inspectierapporten suggereren. De controleresultaten uit de bij pleidooi overgelegde aantekeningen komen op de inspectiedatum na niet terug in de testrapporten.
Van een professioneel handelend bedrijf mag in het algemeen worden verwacht dat er niet geknipt en geplakt wordt uit rapporten met gebruikmaking van logo’s van andere bedrijven, dat daarmee nieuwe, onoverzichtelijke, deels onbegrijpelijke en deels onjuiste documenten worden gesteld en dat die ook nog eens worden toegezonden aan een ander, kennelijk met de bedoeling als bewijs te dienen voor uitgevoerde controles. Dat deze documenten opgesteld zouden zijn om overzicht te bieden zoals door [bestuurder] is verklaard, is voor de rechtbank moeilijk te begrijpen.
Bij het beoordelen van de ten laste gelegde feiten is de rechtbank echter gebonden aan de inhoud van de tenlastelegging. De tenlastelegging houdt in dat de inspectierapporten om twee redenen vals zijn, te weten:
De rapporten over 2008-2012
dat de inspectierapporten zijn opgemaakt door [naam bedrijf] met het logo van [naam bedrijf] , terwijl in werkelijkheid [naam bedrijf] geen controle had verricht; en
dat verdachte de inspectierapporten heeft laten ondertekenen door inspecteur [persoon 1] , terwijl deze in werkelijkheid niet werkzaam was bij [naam bedrijf] .
De rapporten over 2013-2017
dat de inspectierapporten zijn opgemaakt door [naam BV 1] met het logo van [naam BV 1] , terwijl in werkelijkheid [naam BV 1] geen controle had verricht; en
dat verdachte de inspectierapporten heeft laten ondertekenen door inspecteur [persoon 1] , terwijl deze in werkelijkheid niet werkzaam was bij [naam BV 1] .
Ondertekening door [persoon 1]
[bestuurder] heeft bij de politie verklaard dat niet [persoon 1] , maar hij zelf degene is geweest die de inspectierapporten heeft ondertekend. Het dossier bevat verder geen informatie waaruit afgeleid kan worden dat [persoon 1] degene is geweest die de inspectierapporten heeft ondertekend. Dit brengt mee dat niet bewezen is dat verdachte de inspectierapporten door [persoon 1] heeft laten ondertekenen, terwijl deze in werkelijkheid niet werkzaam was bij [naam bedrijf] of [naam BV 1] . Om die reden moet verdachte telkens van de tweede valsheid worden vrijgesproken.
Controles door [naam bedrijf] / [naam BV 1] (2008-2014, 2016-2017)
Uit het dossier – de verklaring van [persoon 2] van [naam bedrijf] – blijkt dat [naam bedrijf] van 2008 tot en met 2012 controles heeft uitgevoerd bij verdachte, onder meer met betrekking tot watersludge. Dit brengt mee dat niet bewezen is dat [naam bedrijf] over de jaren 2008-2012 geen controle heeft verricht bij verdachte. Dit brengt mee dat verdachte van dit deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Uit het dossier – de van [naam BV 1] ontvangen inspectierapporten – blijkt dat [naam BV 1] in 2013, 2014, 2016 en 2017 controles heeft uitgevoerd bij verdachte, onder meer met betrekking tot watersludge. Dit brengt mee dat niet bewezen is dat [naam BV 1] over die jaren geen controle heeft verricht bij verdachte. Verdachte moet daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Inspectierapport 2015
Voor het inspectierapport van 2015 geldt dat uit het dossier blijkt dat [naam BV 1] in dat jaar geen controles heeft uitgevoerd. In zoverre is bewezen dat het inspectierapport ten onrechte de suggestie wekt dat [naam BV 1] controles heeft laten verrichten.
Probleem bij dit inspectierapport is dat de rechtbank op basis van het dossier niet kan vaststellen dat verdachte ten tijde van het opmaken en ten tijde van het gebruik maken van het document wist dat door [naam BV 1] in 2015 geen controles waren uitgevoerd. De rechtbank heeft bij feit 2 overwogen dat niet kan worden uitgesloten dat het laten uitvoeren van de controles in dat jaar is vergeten en dat verdachte hier pas in juli 2018 bekend mee geworden is.
De consequentie voor feit 3 is dat niet is bewezen dat verdachte het rapport vals heeft opgemaakt met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken, omdat verdachte niet wist dat het inspectierapport ten onrechte de suggestie wekte dat in 2015 sprake was van controles door [naam BV 1] bij verdachte. Voor feit 4 staat het ontbreken van deze wetenschap eraan in de weg om te oordelen dat opzettelijk gebruik gemaakt is van een vals geschrift.
Conclusie feiten 3 en 4
Op basis van het voorgaande kan niet worden bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde geschriften valselijk heeft opgemaakt en dat hij opzettelijk van die valse geschriften gebruik heeft gemaakt. Dit geldt voor alle ten laste gelegde geschriften en voor beide ten laste gelegde valsheden in die geschriften.