Op 13 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de productie en handel in synthetische drugs, specifiek amfetamines, in de periode van 1 september 2018 tot en met 15 juli 2019. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de nodige garanties voor zijn terugkeer naar Nederland bij een eventuele veroordeling in België beoordeeld.
Tijdens de zitting op 28 februari 2020 heeft de verdediging aangevoerd dat de beschrijving van de betrokkenheid van de opgeëiste persoon in het EAB onvoldoende was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de informatie in het EAB voldoende was om de overlevering toe te staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar is en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft verwezen naar de relevante artikelen van de Overleveringswet en het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten kan plaatsvinden, aangezien het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen juridische belemmeringen zijn. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.