ECLI:NL:RBAMS:2020:1739

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
AMS 19/4095
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van eiseres voor betaling parkeerbelasting bij defecte parkeerautomaat

Op 19 juni 2019 heeft de heffingsambtenaar aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, welke in de uitspraak op bezwaar van 18 juli 2019 ongegrond is verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De zaak is behandeld op 5 maart 2020, waarbij eiseres en haar familie aanwezig waren, evenals de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft onmiddellijk uitspraak gedaan na de zitting.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat eiseres op 14 juni 2019 om 10:40 uur met haar auto geparkeerd stond zonder dat parkeerbelasting was betaald. Eiseres voerde aan dat haar zoon had geprobeerd te betalen bij een defecte parkeerautomaat, maar de rechtbank stelt vast dat het de verantwoordelijkheid van eiseres is om een werkende parkeerautomaat te vinden. De heffingsambtenaar heeft bewijs geleverd dat er andere functionerende parkeerautomaten in de buurt waren.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft voldaan aan haar verplichting om parkeerbelasting te betalen, en dat er geen omstandigheden zijn die haar hiervan vrijwaren. Het beroep wordt ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier, op 5 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/4095
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Op 19 juni 2019 heeft de heffingsambtenaar aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting (de naheffingsaanslag) opgelegd.
In de uitspraak op bezwaar van 18 juli 2019 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 maart 2020. Eiseres, haar man en zoon waren aanwezig. De heffingsambtenaar was aanwezig in de persoon van [de persoon] .
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De naheffingsaanslag is aan eiseres opgelegd, omdat de auto van eiseres met kenteken [kenteken] op 14 juni 2019 om 10:40 op de locatie ter hoogte van [adres 1] geparkeerd stond en bij controle is gebleken dat daarvoor geen parkeerbelasting was betaald.
3. Eiseres voert aan dat zij op 14 juni 2019 om 10:30 uur bij de rechtbank moest zijn. Zij kwam samen met haar man en zoon om ongeveer 10:25 uur aan. Haar zoon heeft geprobeerd te betalen met zijn pinpas, maar de parkeerautomaat werkte niet. Eiseres’ zoon heeft een foto gemaakt van de parkeerautomaat en er was geen andere parkeerautomaat in de buurt. De zoon zag geen telefoonnummer op de parkeerautomaat en in de richting van de rechtbank zag hij ook geen andere parkeerautomaat. Toen is hij de rechtbank ingegaan zonder te hebben betaald.
4. De rechtbank acht het aannemelijk dat (de zoon van) eiseres heeft geprobeerd te betalen bij parkeerautomaat [nummer 1] , maar dat dit niet is gelukt omdat deze automaat niet goed werkte. De heffingsambtenaar heeft ook opgemerkt dat op de datum van de naheffingsaanslag geen betalingen zijn verricht bij deze automaat. Volgens vaste rechtspraak betekent het enkele feit dat een parkeerautomaat defect is, echter nog niet dat moet worden afgezien van het opleggen van een naheffingsaanslag. [1] De verplichting om parkeerbelasting te betalen blijft bestaan. Het is de verantwoordelijkheid van de parkeerder om de parkeerbelasting in zo’n situatie op een andere manier te voldoen, bijvoorbeeld bij een andere parkeerautomaat. Dit geldt ook als er geen telefoonnummer op de automaat staat vermeld om te kunnen vragen naar de dichtstbijzijnde werkende automaat. In dit geval had eiseres dus bij een andere parkeerautomaat moeten betalen. Dit heeft (de zoon van) eiseres niet geprobeerd, want volgens hem was er geen andere parkeerautomaat in de buurt in de richting van de rechtbank. De heffingsambtenaar heeft echter in beroep een overzicht overgelegd waaruit blijkt dat er nog twee andere automaten in de buurt waren die wel functioneerden. Dit waren de automaten [nummer 2] (ter hoogte van de [adres 2] en [nummer 3] (ter hoogte van de [adres 3] . Het is de verantwoordelijkheid van eiseres om een parkeerautomaat te (laten) zoeken die wel werkt.
5. Aangezien eiseres geen parkeerbelasting heeft betaald en ook niet is gebleken dat het voor haar onmogelijk was om (bij een andere automaat) te betalen, is de naheffingsaanslag terecht aan haar opgelegd.
6. Het beroep is daarom ongegrond. Bij deze uitkomst bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier, op 5 maart 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie het arrest van de Hoge Raad van 22 november 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA3117.