Op 5 maart 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een inwoner van Mijdrecht, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiser had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen op 12 februari 2019, omdat zijn auto op die datum geparkeerd stond zonder dat daarvoor parkeerbelasting was betaald. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar op 17 maart 2019. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 5 maart 2020 heeft eiser aangevoerd dat de overwegingen van de heffingsambtenaar onvolledig waren en dat hij niet op de hoogte was van de verplichtingen rondom het betalen van parkeerbelasting, vooral omdat hij een zichtbare ontheffingskaart op zijn dashboard had liggen. De rechtbank oordeelde echter dat het enkele feit dat een parkeerautomaat defect was, niet betekent dat er geen naheffingsaanslag opgelegd kan worden. De verantwoordelijkheid om parkeerbelasting te betalen ligt bij de parkeerder, en eiser had ook gebruik kunnen maken van een andere parkeerautomaat of een parkeerapp.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij een geldige ontheffingskaart had voor fiscale parkeerplaatsen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen reden voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.