ECLI:NL:RBAMS:2020:1714

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
C/13 679525 / FA RK 20/598
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 24 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek om zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene die lijdt aan een schizoaffectieve stoornis, stoornis in cannabisgebruik en zwakbegaafdheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. De betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen de duur van de zorgmachtiging en de wijze van bloedafname, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden moet worden verleend. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek van de officier van justitie bevestigd, ondanks een overschrijding van de termijn voor indiening van het verzoekschrift. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven door rechter P.B. Martens en in het openbaar uitgesproken, met griffier G.P. Menkveld aanwezig.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13 / 679525 / FA RK 20/598
kenmerk: 1025987
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 24 februari 2020van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
Geboren op: [geboortedatum] te Amsterdam
Wonende te: [adres]
hierna te noemen: betrokkene,
raadsvrouw: mr. L.C. Trompetter te Amsterdam.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 7 februari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring d.d. 9 januari 2020;
  • de zorgkaart inclusief de bijlagen;
  • het zorgplan inclusief de bijlagen d.d. 8 januari 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 5:15 Wvggz;
  • de gegevens, bedoeld in artikel 5:4, eerste lid, onderdelen b en c Wvggz;
  • een uittreksel uit het in artikel 391 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde curateleregister d.d. 7 februari 2020;
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 februari 2020, bij Arkin, locatie [adres kliniek] , te Amsterdam.
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- raadsvrouw van betrokkene, mr. L.C. Trompetter;
- arts, mevrouw Van Kolwijk (waarnemend arts)
- begeleider, [begeleider betrokkene]
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen
.

2.Beoordeling

2.1
Betrokkene haar voorkeur gaat uit naar een vrijwillig verblijf in de kliniek en zij wil af van de zorgmachtiging. De duur van zorgmachtiging vindt betrokkene te lang en ziet het liefst dat haar situatie over drie tot vier maanden opnieuw bekeken wordt. Tot slot geeft zij blijk van bezwaar tegen de wijze waarop én de intensiteit waarmee bloed wordt afgenomen. Dit bezwaar is vooral gericht tegen bloedafname via de elleboogholte (drie á vier keer per jaar).
2.2
De arts verklaart dat het relatief goed gaat met betrokkene. Er is sprake van een goede samenwerking en het middelengebruik van betrokkene blijft binnen de perken. Deze verbetering is echter nog wel pril. Betrokkene weigerde in november 2019 een aantal dagen haar medicatie. Zonder medicatie raakt betrokkene snel ontremd en boos, waarna betrokkene op een gesloten afdeling moest verblijven. Verder is zij, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, van mening dat de duur van machtiging niet ingeperkt dient te worden. De volledige duur van de machtiging is nodig om betrokkene te kunnen laten herstellen en toe te werken naar een volgende stap/woonvorm.
2.3
Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg wordt het volgende aangevoerd. Het verrichten van medische controles is nodig om lichamelijke onderzoeken te kunnen uitvoeren. Bovendien vereist de huidige medicatie noodzakelijke bloedonderzoeken. Het afnemen van bloed middels een vingerprik (maandelijks), waar de voorkeur van betrokkene naar uit gaat, is dan niet afdoende. Het bezwaar van betrokkene is vooral gericht tegen het afnemen van bloed via de elleboogholte. De arts licht toe dat dit noodzakelijk is om een volledig bloedbeeld te verkrijgen. Op verzoek van de raadsvrouw gaat de arts ermee akkoord dat deze vorm van bloedafname gereduceerd kan worden naar twee keer per jaar. Tot slot merkt de arts op dat het in deze kliniek niet mogelijk is om mensen ‘in te sluiten’.
2.4
De raadsvrouw stelt zich allereerst op het standpunt dat de aanvraag niet aan de formele vereisten van de Wvggz voldoet en dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in het verzoek moet worden verklaard. Op 6 januari heeft de officier van justitie de mededeling als bedoeld in artikel 5:4 Wvggz aan betrokkene gedaan. Het verzoekschrift van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging is ingediend op 7 februari 2020, dat is buiten de termijn van 4 weken die art. 5:16 Wvggz voorschrijft.
2.5
Inhoudelijk voert de raadsvrouw aan dat ten aanzien van de zorgmachtiging aan de voorwaarden van het verzoek is voldaan. Gelet op de positieve ontwikkelingen van betrokkene verzoekt zij om de machtiging toe te wijzen voor de duur van slechts vijf maanden.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.6
De mededeling als bedoeld in artikel 5:4, tweede lid Wvggz is – zo heeft betrokkene ter zitting aangetoond – gedateerd op 6 januari 2020. Volgens artikel 5:16, eerste lid Wvggz dient de officier van justitie uiterlijk vier weken na deze mededeling zijn beslissing of is voldaan aan de criteria voor een zorgmachtiging mee aan diverse partijen, waarna hij - als hij van oordeel is dat een verzoek tot een zorgmachtiging moet volgen - onverwijld een verzoekschrift bij de rechtbank indient. De rechtbank heeft in dit geval niet kunnen nagaan of de mededeling als bedoeld in artikel 5:16 tweede lid Wvggz tijdig (dus uiterlijk op 4 februari 2020) aan partijen is gedaan, maar wel dat het onderhavige verzoekschrift is ingediend op 7 februari 2020. De overschrijding van de wettelijke termijn, mede in het licht van de omstandigheden van het onderhavige geval, waarbij betrokkene reeds lang onder (verplichte) behandeling staat, acht de rechtbank echter niet zodanig lang dat dit aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in het verzoek in de weg zou moeten staan. Het verweer wordt dan ook verworpen.
2.7
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een schizoaffectieve stoornis, stoornis in cannabisgebruik en zwakbegaafdheid.
2.8
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in
:
Ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
2.9
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.1
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • opnemen in een accommodatie.
Zoals uit de mondelinge behandeling is gebleken dient ‘het verrichten van medische controles’ eveneens als vorm van verplichte zorg te worden opgenomen in het zorgplan in verband met het bepalen van bloedspiegels. De rechtbank heeft goed geluisterd naar de bezwaren van betrokkene tegen (het aantal) elleboog-prikken en de opmerking van de arts dat deze gereduceerd kunnen worden.
2.11
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.12
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.13
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleenteen zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te Amsterdam, inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie voor de duur van zes maanden;
  • het verrichten van medische controles voor de duur van zes maanden;
  • beperken van de bewegingsvrijheid voor de duur van zes maanden;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene voor de duur van zes maanden;
  • onderzoek aan kleding of lichaam voor de duur van zes maanden;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen voor de duur van zes maanden;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen voor de duur van zes maanden, en
  • opnemen in een accommodatie voor de duur van zes maanden
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 7 september 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. P.B. Martens, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door G.P. Menkveld als griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.