ECLI:NL:RBAMS:2020:1540

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
679765 / FA RK 20-712
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 17 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1955. De officier van justitie had op 14 februari 2020 een verzoek ingediend tot verlenging van de eerder opgelegde crisismaatregel, die was ingesteld vanwege ernstige psychische problemen van de betrokkene, die bekend is met schizofrenie. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 februari 2020, waarbij de betrokkene en haar advocaat aanwezig waren, werd de situatie van de betrokkene besproken. De betrokkene gaf aan naar huis te willen, maar de behandelend arts en psychiater wezen op de risico's van haar terugkeer naar huis, gezien haar instabiele toestand en het gevaar van agressie van anderen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, en dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk was om dit nadeel af te wenden. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, tot en met 9 maart 2020. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter P.B. Martens en schriftelijk uitgewerkt op 24 februari 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 679765 / FA RK 20-712
kenmerk: OMZ400277
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 17 februari 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.E. Stassen-Buys te Amsterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 14 februari 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d. 14 februari 2020;
  • de medische verklaring d.d. 13 februari 2020;
-een uittreksel uit het curateleregister.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 februari 2020, op de locatie Arkin, locatie [adres] te Amsterdam.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw N. van der Veen, behandelend arts;
- de heer J.W. van der Paardt, behandelend psychiater;
- de heer [naam] , verpleegkundige.
1.3.
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen, omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is
.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling herhaaldelijk verklaard naar huis te willen. Ze is voorts boos omdat misbruik wordt gemaakt van Jehova's goedheid.
De advocaat van betrokkene heeft het standpunt van betrokkene herhaald. Betrokkene wil naar huis en vindt het verblijf in de accommodatie niet nodig. De advocaat heeft enkele vraagtekens geplaatst bij de verzochte vormen van verplichte zorg. Zo is er geen verdenking van middelenmisbruik, dus onderzoek aan kleding of lichaam is niet noodzakelijk. De noodzaak ontbreekt volgens de advocaat ook met betrekking tot het uitoefenen van toezicht, toediening van medicatie en het beperken van het recht op ontvangen van bezoek.
2.2.
Door de behandelend arts is verklaard dat betrokkene bekend is met schizofrenie. Aanvankelijk was betrokkene vrijwillig opgenomen nadat ze al enkele weken instabiel was, maar op een gegeven moment wilde betrokkene naar huis. Hierop is een crisismaatregel verzocht. Gezien wordt dat betrokkene erg achterdochtig is. De angst bestaat dat wanneer betrokkene nu naar huis mag ze opnieuw bij buren aan gaat bellen. Ook schreeuwt betrokkene veel binnen de accommodatie. Het gevaar is dat ze hierdoor agressie van anderen over zichzelf afroept. Voorts heeft de hulpverlener in het ambulante kader laten weten dat betrokkene goed reageert op het middel haldol. De voortzetting van de crisismaatregel dient ook gebruikt te worden om te bezien of dit het juiste middel is.
Over de verzochte vormen van verplichte zorg heeft de behandelend psychiater verklaard dat in overleg met de crisisdienst alle vormen van verplichte zorg verzocht zijn, nu alles ingezet moet kunnen worden indien dit nodig is. Daarbij dient ook rekening gehouden te worden met mogelijke reacties van andere patiënten op de afdeling op het gedrag van betrokkene. Het is in tijden van crisis erg onzeker, waardoor gekozen dient te worden voor maximale veiligheid.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in ernstige psychische schade, acute maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een psychotische decompensatie, met manische trekken voortkomend uit een schizofrenie spectrumstoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg, te weten:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
  • opnemen in een accommodatie,
noodzakelijk is om het nadeel af te wenden. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene eerst stabiel en rustig dient te worden, alvorens ze terug kan naar huis. Betrokkene schreeuwt veel, ook tijdens de mondelinge behandeling. Voorts is de rechtbank met de behandelaars van oordeel dat gelet de huidige situatie de verplichte vormen van zorg ingezet dienen te worden als dit nodig is. Derhalve zal de rechtbank deze toewijzen zoals verzocht.
2.5.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief
.Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] , voor zover het de in rechtsoverweging 2.4. genoemde vormen van verplichte zorg betreft;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 9 maart 2020.
Deze beschikking is op 17 februari 2020 mondeling gegeven door mr. P.B. Martens, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door J.M. Vos als griffier, en op 24 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.