Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het procesverloop
2.Inhoud van het bezwaarschrift en het standpunt van veroordeelde
3.Standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.Conclusie
6.Beslissing
ongegrond.
Rechtbank Amsterdam
Op 12 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bezwaarschrift tegen het bepalen van het DNA-profiel van een veroordeelde, ingediend op 7 oktober 2019. De rechtbank heeft de veroordeelde, zijn raadsman mr. A.R.A.R. Sitaldin, en de officier van justitie mr. P. van Laere in besloten raadkamer gehoord. Het bezwaarschrift was gericht tegen de opname van het DNA-profiel in de DNA-databank, waarbij de veroordeelde aanvoerde dat het bepalen van zijn DNA-profiel niet van betekenis zou zijn voor de opsporing van strafbare feiten, gezien de aard van het misdrijf en de omstandigheden waaronder het gepleegd was. De veroordeelde ontkende zich schuldig te hebben gemaakt aan de diefstal waarvoor hij was veroordeeld en stelde dat er geen aanwijzingen waren voor recidive.
De officier van justitie betoogde echter dat het bezwaarschrift ongegrond verklaard moest worden, omdat de uitzonderingen voor DNA-afname niet van toepassing waren op de veroordeelde, die eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank oordeelde dat het bevel tot DNA-afname voldeed aan de wettelijke eisen en dat de uitzonderingen niet van toepassing waren. De rechtbank stelde vast dat de afname van celmateriaal een inbreuk op de privacy van de veroordeelde met zich meebracht, maar dat deze inbreuk geoorloofd was, omdat aan alle wettelijke criteria was voldaan. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond en bevestigde de beslissing tot DNA-afname.