Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
vonnis van de kantonrechters
[verzoeker] ,
de vennootschap naar buitenlands recht AIRBNB IRELAND UC,
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
These Terms are governed by and construed in accordance with Irish law. If you are acting as a consumer and if mandatory statutory consumer protection regulations in your country of residence contain provisions that are more beneficial for you, such provisions shall apply irrespective of the choice of Irish law. (...)”
€ 117,59 aan Airbnb-servicekosten in rekening gebracht.
€ 24,43 aan Airbnb-servicekosten in rekening gebracht.
New York voor de periode 17 mei 2018 tot en met 22 mei 2018 voor
€ 1.963,69. Daarvoor is door Airbnb € 188,89 aan Airbnb-servicekosten in rekening gebracht.
Vordering en verweer
op het tot stand brengen van huurovereenkomsten tussen verhuurders van onroerend goed of een gedeelte daarvan, en huurders. Airbnb int voor de verhuurder bij de huurder de huursom. Verhuurder moet daarvan 3% bemiddelingskosten aan Airbnb betalen, alsmede de btw daarover, in totaal 3,63% van de huursom. De huurder moet de overeengekomen huursom aan Airbnb betalen en kan deze niet aan de verhuurder voldoen. Daarnaast dient de huurder aan Airbnb een Service fee te betalen. Voor huurders uit Nederland bedragen deze bemiddelingskosten gemiddeld 15% van de huursom. Bij de werkwijze van Airbnb is sprake van het dienen van twee heren.
De door Airbnb in rekening gebrachte bemiddelingskosten zijn niet gebaseerd op
een specifiek beding in de overeenkomst en hadden op grond van artikel 7:417 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet in rekening mogen worden gebracht. [verzoeker] heeft de bemiddelingskosten daarom onverschuldigd betaald aan Airbnb, zonder dat daarvoor vernietiging ex artikel 3:40 lid 2 BW is vereist. Ondanks sommatie is Airbnb in gebreke gebleven het onverschuldigd betaalde bedrag aan bemiddelingskosten te restitueren. In reactie op het verweer van Airbnb heeft [verzoeker] nog geconcludeerd dat zijn vordering naar Nederlands recht moet worden beoordeeld, dat Airbnb voor zowel de verhuurder als de huurder bemiddelt, dat artikel 7:417 lid 4 BW ook op tijdelijke verhuur ziet, dat [verzoeker] een vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling heeft en voor zover nodig tijdig heeft vernietigd en dat de Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (hierna: de E-Commerce Richtlijn) noch de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (hierna: de Dienstenrichtlijn) aan toewijzing van de vordering in de weg staan.
Verder zou toepassing van artikel 7:417 lid 4 BW in deze zaak strijd opleveren met
de E-Commerce Richtlijn en/of de Dienstenrichtlijn.
Airbnb komt tot de conclusie dat de door haar vanuit Ierland in Nederland aangeboden digitale platformdienst een informatiemaatschappijdienst is in de zin van de
E-Commerce Richtlijn, die niet onderworpen kan worden aan nationale wetgeving dan wel beperkingen als bedoeld in artikel 7:417 lid 4 BW. Voorts heeft Nederland niet de in de E-Commerce Richtlijn bedoelde procedures gevolgd om enige maatregel te treffen met betrekking tot de door Airbnb verleende diensten. Dit brengt eveneens mee dat artikel 7:417 lid 4 BW niet kan worden toegepast, aldus Airbnb.
Beoordeling
6 september 2019 en de kantonrechter Midden-Nederland van 11 oktober 2019 in zaken met Airbnb als verweerster, waarbij een vordering op basis van de Verordening voor geringe vorderingen als te complex werd aangemerkt en om die reden werd afgewezen, zou – ook indien partijen hadden afgezien van de procedure op basis van artikel 96 Rv – niet zijn gevolgd. De omvang van de processtukken kan geen rol spelen, terwijl de mogelijkheid van een gedegen gedachtewisseling ook in de onderhavige procedure met twee schriftelijke rondes en een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Dat een beslissing in de procedure van [verzoeker] tegen Airbnb niet alleen de verhoudingen tussen hen beheerst, maar ook gevolgen heeft voor anderen, is evident, maar dat staat – anders dan Airbnb kennelijk wenst te betogen – aan een behandeling op basis van de Verordening voor geringe vorderingen niet in de weg,
Toepasselijk recht
De overeenkomst
huur en verhuur van een onroerende zaak of een gedeelte daarvan”, en dus betrekking heeft op elke onroerende zaak, als zij slechts permanente woonruimte op het oog zou hebben waarvan de huurders (ook van onzelfstandige woonruimte) reeds zouden worden beschermd door artikel 7:264 BW. De formulering in de wet is ruim en een bepaling die is bedoeld om aan consumenten bescherming te bieden behoort niet beperkt te worden uitgelegd. Dat bij de totstandkoming van de wet veel aandacht is besteed aan de praktijken van bemiddelaars van reguliere woonruimten, maakt dat niet anders.
in de Nota naar aanleiding van het verslag (Nota n.a.v. het verslag Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 34 207, nr. 5, p. 5 en 6) opgemerkt:
“
Jaap.nl ziet zichzelf blijkens zijn website niet als een makelaar, maar als een zoekmachine. Men kan Jaap.nl ook zien als een bemiddelaar waarvan de activiteit vrijwel geheel beperkt is tot het geven van informatie via internet. Hoe dat ook zij, het feit dat aan de verhuurders kosten in rekening worden gebracht, terwijl de aan de huurders verschafte informatie gratis is, brengt mee dat deze figuur niet in strijd komt met het wetsvoorstel, dat eveneens bij dubbele bemiddeling de bemiddelingskosten ten laste van de verhuurder brengt. Uit het voorgaande blijkt tevens dat andere websites waarop vergelijkbare diensten worden aangeboden als die van Jaap.nl, zeer wel zo ingericht kunnen worden dat zij niet met het wetsvoorstel in strijd komen.”
Kortom: het enkele feit dat er sprake is van een online platform betekent niet dat artikel 7:417 lid 4 BW en artikel 7:425 BW niet van toepassing zouden zijn. Maar ook een online platform kan zo worden ingericht dat het niet in strijd komt met de betreffende bepalingen. Of dit het geval is zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld.
Bemiddeling
“(…) De overeenkomst tussen de klant en de accommodatieverstrekker komt tot stand door de reservering door de klant, die daarbij gebruik maakt van het door Booking.com geboden platform. Dit is door Bpf Reisbranche niet bestreden en staat ook duidelijk in de in nr 2.7 geciteerde tekst van de algemene voorwaarden van Booking.com en de in 2.8 weergegeven informatie over de werkwijze van Booking.com. Hieruit volgt dat de (geautomatiseerde) verzending van de reserveringsgegevens aan de accommodatieverstrekker en de bevestiging van de reservering aan de klant door Booking.com slechts de administratieve verwerking betreffen van de reeds door de reservering tot stand gekomen overeenkomst.(…)Het staat de accommodatieverstrekkers in die zin vrij hun accommodatie op de site van Booking.com te plaatsen en als zij dat doen, behouden zij de vrijheid hun accommodatie tevens zelf of op andere wijze aan te bieden. Het staat de bezoekers van de website vrij om een accommodatie te reserveren of om op een andere wijze de accommodatieverstrekker te benaderen. Het enkele verschaffen van deze onafhankelijk van elkaar bestaande algemene mogelijkheden, waarvan het benutten geheel aan de accommodatieverstrekkers en de bezoekers van de website wordt overgelaten, is geen bemiddelen bij het tot stand brengen van overeenkomsten.”
Uit het voorgaande volgt dat er sprake is van fundamentele verschillen tussen de werkwijzen van Booking.com en Airbnb. Bij Booking.com krijgt de klant na een zoekvraag wel concreet te zien welk hotel (of andere accommodatie) het precies betreft, zodat die klant wel in staat is om buiten Booking.com om direct contact op te nemen met de betreffende aanbieder om tot overeenstemming te komen (hetzelfde geldt voor het platform Marktplaats.nl, waar Airbnb naar heeft verwezen, waarop eveneens de contactgegevens van de aanbieder worden vermeld). Daarnaast komt de overeenkomst tussen de aanbieder op Booking.com en de klant reeds tot stand (als de klant kiest voor de mogelijkheid om via Booking.com te boeken) doordat de klant het aanbod op de site van Booking.com accepteert, waarna Booking.com nog slechts de administratieve afhandeling verzorgt. Bij Airbnb komt de huurovereenkomst niet tot stand door een ‘reservering’ door de huurder, maar pas nadat Airbnb de gegevens van de huurder (inclusief diens reishistorie) aan de verhuurder heeft verstrekt en de verhuurder Airbnb heeft laten weten de huurder te accepteren, en Airbnb dit laatste aan de huurder heeft medegedeeld. Voorts is het bij Airbnb voor de huurder in de praktijk onmogelijk om buiten Airbnb om te boeken, omdat Airbnb (zolang geen huurovereenkomst tot stand is gekomen) elk aanknopingspunt voor de huurder om buiten Airbnb om met de aanbieder in contact te treden weglaat en zelfs actief verwijdert uit de via de Airbnb-website door partijen uitgewisselde teksten.
Verjaring
14 december 2013 de algemene voorwaarden van Airbnb heeft aanvaard, waarin is opgenomen dat hij een ‘Service fee’ verschuldigd is bij elke boeking. [verzoeker] heeft zich op het standpunt gesteld dat de verjaringstermijn pas aanvangt zodra via Airbnb een boeking wordt gemaakt en de betreffende kosten verschuldigd worden. Geoordeeld wordt als volgt.
De vorderingen zijn derhalve niet verjaard.
E-Commerce Richtlijn
diensten als bedoeld in artikel 3 lid 2 van de E-Commerce Richtlijn oplevert, omdat de werking van dit Nederlandse artikel haar dienstverlening (voor haar) minder aantrekkelijk maakt, terwijl de richtlijn erin voorziet dat uitsluitend de Lidstaat van oorsprong (in dit geval Ierland) eisen mag stellen aan de aangeboden dienst. Behoudens in uitzonderlijke in de richtlijn geregelde gevallen waarvoor stringente procedurevoorschriften gelden, mogen andere Lidstaten (in dit geval Nederland) dat niet. Indien Nederland beperkende maatregelen had willen treffen, had zij (onder meer) eerst op grond van artikel 3 lid 4 een melding aan Ierland en de Europese Commissie moeten doen. Nu gesteld noch gebleken is dat een dergelijke melding is gedaan, kan toepassing van artikel 7:417 lid 4 BW niet tegen Airbnb worden afgedwongen, aldus Airbnb.
“(…)
Overwegende hetgeen volgt:
(…)
(55) Deze richtlijn laat onverlet welk recht van toepassing is op contractuele verplichtingen uit consumentenovereenkomsten. Zij mag er derhalve niet toe leiden dat voor de consument de bescherming wegvalt van de dwingende bepalingen betreffende contractuele verplichtingen van het recht van de lidstaat waarin hij zijn gewone verblijfplaats heeft.
(…)
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN AANGENOMEN:
(…)
Artikel 3
Interne markt
1. Iedere lidstaat zorgt ervoor dat de diensten van de informatiemaatschappij die worden verleend door een op zijn grondgebied gevestigde dienstverlener voldoen aan de in de lidstaat geldende nationale bepalingen die binnen het gecoördineerde gebied vallen.
2. De lidstaten mogen het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij die vanuit een andere lidstaat worden geleverd, niet beperken om redenen die vallen binnen het gecoördineerde gebied.
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de in de bijlage genoemde gebieden.
4. De lidstaten kunnen maatregelen nemen om voor een bepaalde dienst van de informatiemaatschappij van lid 2 af te wijken, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) De maatregelen moeten:
i) noodzakelijk zijn voor een van de volgende doelstellingen:
- de openbare orde (…)
- de bescherming van de volksgezondheid,
- de openbare veiligheid (…),
- de bescherming van consumenten (…)
(…)
b) De lidstaat moet, alvorens de betrokken maatregelen te nemen (…):
- de Commissie en de in lid 1 bedoelde lidstaat in kennis stellen van zijn voornemen om de betrokken maatregelen te nemen.
(…)
- auteursrechten, naburige rechten, rechten bedoeld in Richtlijn 87/54/EEG(1) en in Richtlijn 96/9/EG(2), alsmede industriële-eigendomsrechten;
- de uitgifte van elektronisch geld door instellingen waarvoor de lidstaten een van de in artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2000/46/EG(3) bedoelde afwijkingen hebben toegepast;
- artikel 44, lid 2, van Richtlijn 85/611/EEG(4);
- artikel 30 en titel IV van Richtlijn 92/49/EEG(5), titel IV van Richtlijn 92/96/EEG(6), de artikelen 7 en 8 van Richtlijn 88/357/EEG(7) en artikel 4 van Richtlijn 90/619/EEG(8);
- de vrijheid van de partijen om het op hun contract toepasselijke recht te kiezen;
- contractuele verplichtingen betreffende consumentenovereenkomsten;
- de formele geldigheid van contracten waarbij rechten op onroerende zaken ontstaan of worden overgedragen, indien op deze contracten ingevolge het recht van de lidstaat waar de onroerende zaak is gelegen, verplichte vormvereisten van toepassing zijn;
- de toelaatbaarheid van ongevraagde commerciële communicatie per elektronische post.”
E-Commerce Richtlijn ook sprake is indien de dienstverlening door de werking van het Nederlandse artikel 7:417 lid 4 BW minder aantrekkelijk wordt en dat dat in dit geval zo is. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat artikel 7:417 lid 4 BW op zich een beperking van het vrije verkeer van de diensten van Airbnb oplevert. Nu volgens de richtlijn in beginsel alleen Ierland als Lidstaat van oorsprong eisen mag stellen aan die dienstverlening van Airbnb en (als niet door [verzoeker] weersproken) vaststaat dat geen melding door Nederland is gedaan als bedoeld in artikel 3 lid 4 onder b tweede gedachtestreepje, kan de op artikel 7:417 lid 4 BW gebaseerde vordering van [verzoeker] slechts worden toegewezen indien komt vast te staan dat de beperking is toegestaan omdat deze onder de uitzondering van artikel 3 lid 3 van de richtlijn valt.
contractuele verplichtingen betreffende consumentenovereenkomsten” als bedoeld in bovengenoemde bijlage.
BESLISSING
van de Verordening voor geringe vorderingen in en bepaalt dat het op de hiervoor genoemde wijze zal worden verstrekt;
salaris € 216,00
griffierecht € 81,00
-----------------
totaal € 297,00
voor zover van toepassing, inclusief btw;