Overwegingen
1. [eiser 1] is 93 jaar oud en woont in Amsterdam. Hij is al 63 jaar getrouwd met zijn echtgenote, de moeder van [gemachtigde] . [gemachtigde] is hun mantelzorger.
2. [gemachtigde] heeft voor beide ouders op 5 mei 2019 verzocht om een indicatie op grond van de Wlz. De echtgenote van [eiser 1] heeft inmiddels een indicatie gekregen en verblijft momenteel al enkele maanden in een zorginstelling op een gesloten afdeling.
3. [gemachtigde] heeft de (dagelijkse) zorg voor [eiser 1] , doet boodschappen voor hem, kookt voor hem en vergezelt hem naar afspraken in het ziekenhuis. Omdat de gezondheid van [eiser 1] achteruit gaat en [gemachtigde] heeft gesignaleerd dat haar vader regelmatig ‘wegraakt’, niet in staat is om adequaat om hulp te vragen en het volgens haar niet langer verantwoord is dat haar vader alleen woont, heeft [gemachtigde] namens haar vader een aanvraag gedaan voor 24-uurszorg in het kader van de Wlz.
4. Het CIZ heeft naar aanleiding van de aanvraag onderzoek gedaan naar de medische situatie van [eiser 1] op grond van informatie van zijn huisarts en een huisbezoek. Vervolgens heeft het CIZ de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen, omdat [eiser 1] niet in aanmerking komt voor één van de zorgprofielen vanuit de Wlz. Er is geen noodzaak tot 24-uurszorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen.
5. In de bezwaarfase heeft de medisch adviseur van het CIZ, [persoon] , aanvullende medische informatie opgevraagd bij de huisarts en neuroloog van [eiser 1] en beoordeeld in een medisch advies van 5 september 2019. Uit het advies komt naar voren dat voor [eiser 1] geen medische noodzaak bestaat voor 24-uurszorg. Het CIZ heeft onder verwijzing naar dat medisch advies het bezwaar van [eiser 1] op 5 september 2019 ongegrond verklaard.
6. [gemachtigde] heeft aangevoerd dat [eiser 1] een slechte gezondheid heeft. In verband met nierkanker is een aantal jaar geleden één nier verwijderd, daardoor heeft hij last van zijn benen en van vermoeidheid. [eiser 1] heeft ook een herseninfarct en hersenbloeding gehad. [eiser 1] heeft ook een hartoperatie nodig, maar deze kan vanwege zijn hoge leeftijd niet meer uitgevoerd worden. Hierdoor heeft hij last van kortademigheid en hij heeft een pacemaker. [eiser 1] woont plots alleen omdat zijn echtgenote is opgenomen in intensieve dementiezorg. Hij kan niet goed inschatten wanneer hij medische hulp nodig heeft en kan ook niet om hulp vragen. Hij raakt regelmatig buiten bewustzijn, hij valt en hij heeft bijvoorbeeld zijn blaarziekte genegeerd. Zijn behandelend internist-nefroloog acht permanent verblijf in een verpleeghuis geïndiceerd. Ter onderbouwing heeft [gemachtigde] de rapportages van het vallen en het wegvallen van verzoeker gevoegd, alsmede de brief van de internist-nefroloog van 14 oktober 2019 waarin hij adviseert de huisarts te verzoeken een indicatie voor een verpleeghuis af te geven. Tot slot voert [gemachtigde] aan dat haar hoogbejaarde ouders na 63 jaar huwelijk noodgedwongen gescheiden leven. Ook vanuit een menselijk oogpunt moet [eiser 1] een indicatie krijgen.
7. Het CIZ stelt zich in beroep op het standpunt dat het mag uitgaan van het medisch advies van 5 september 2019 en het aanvullend medisch advies van 13 november 2019, dat naar aanleiding van een nieuw opgetreden aandoening (‘blaarziekte’) is uitgebracht. Hieruit komt naar voren dat er geen medische noodzaak is voor 24-uurszorg voor [eiser 1] . Het CIZ heeft [gemachtigde] meegegeven dat zij namens [eiser 1] een aanvraag voor partnerverblijf kan doen op grond van artikel 3.1.2 van de Wlz. Dit wordt niet geïndiceerd door het CIZ maar geregistreerd op het moment dat de zorginstelling van de echtgenote [eiser 1] zou meeverhuizen. De zorginstelling van de echtgenote moet dan een aanvraag voor partnerverblijf bij het CIZ doen en die kosten worden dan vergoed vanuit de Wlz. Dit geeft echter geen recht op zorg voor [eiser 1] .
Waar gaat het over in deze zaak?
8. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het voor [eiser 1] en zijn echtgenote bijzonder schrijnend is dat zij na 63 jaar huwelijk op dit moment niet samen (kunnen) wonen. Dit is ook zo naar voren gebracht in het beroepschrift en uitgebreid op de zitting besproken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening na de zitting aangehouden en [gemachtigde] de twee wegen voorgelegd die zij kan bewandelen om haar ouders onder één dak te kunnen laten wonen. Zoals het CIZ ook heeft aangegeven, is er immers op grond van de wet en het beleideen wettelijk recht voor [eiser 1] om bij zijn echtgenote in een zorginstelling te verblijven. [eiser 1] heeft dus het recht om, zonder eigen Wlz-indicatie, mee te verhuizen met zijn echtgenote naar een zorginstelling. In het beleid staat wel vermeld dat niet alle zorgaanbieders aanbod hebben voor partnerverblijf.
De andere kant van de zaak ziet op het recht van [eiser 1] op een eigen Wlz-indicatie. Ook dit is op de zitting besproken. Het CIZ is bij zijn standpunt gebleven dat er voor [eiser 1] geen medische noodzaak is voor 24-uurszorg.Hij komt dus niet in aanmerking voor een eigen indicatie, aldus het CIZ.
9. De voorzieningenrechter heeft [gemachtigde] verzocht de rechtbank na zeven weken op de hoogte te stellen van de stand van zaken. Dit heeft zij gedaan op 14 januari 2020 per telefoon en op 24 januari 2020 in een brief. In haar brief heeft [gemachtigde] laten weten dat de verschillende zorginstellingen die zij heeft benaderd ofwel geen partnerverblijf aanbieden, ofwel geen partnerverblijf bieden voor een echtpaar dat op verschillende afdelingen moet verblijven. Een complicerende factor is dat de echtgenote van [eiser 1] momenteel op een gesloten afdeling verblijft vanwege een nieuwe zwaardere indicatie voor intensieve dementiezorg, terwijl een gesloten setting voor [eiser 1] zwaar wordt afgeraden. Verder zijn er nog de lange wachttijden die in het algemeen gelden voor plekken in zorginstellingen. Deze tijd hebben [eiser 1] en zijn echtgenote simpelweg niet meer, aldus [gemachtigde] . [gemachtigde] is verder nog steeds van mening dat haar vader in aanmerking moet komen voor een indicatie op grond van de Wlz. Zijn gezondheid blijft achteruit gaan. Zo is na een recent bezoek aan de internist voor zijn nier besloten dat de controles inmiddels worden opgeschroefd van eens in de zes naar eens in de drie maanden. Zij betreurt het dat zij nooit iets heeft kunnen toelichten aan de medisch adviseur van het CIZ omdat het onmogelijk was om haar te spreken. Haar ouders leven nu al zeven maanden gescheiden, [gemachtigde] wil duidelijkheid en handhaaft daarom het beroep en verzoek om een voorlopige voorziening.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
10. De voorzieningenrechter komt op grond van het voorgaande allereerst tot de betreurenswaardige conclusie dat het wettelijk recht op verblijf bij een partner in een zorginstelling in het geval van [eiser 1] niet van de grond is gekomen. Nu die weg praktisch onbereikbaar lijkt, zal de voorzieningenrechter uitspraak doen over de vraag of [eiser 1] in aanmerking komt voor een indicatie voor 24-uurszorg op grond van de Wlz. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, doet zij op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
11. De voorzieningenrechter overweegt dat het CIZ in principe mag uitgaan van de medische adviezen die ten grondslag liggen aan de besluitvorming. Dat is alleen anders als de adviezen niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen, de redenering in het advies niet begrijpelijk is of niet aansluit op de getrokken conclusies.Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval.
12. Uit de medische informatie komt naar voren dat [eiser 1] diverse somatische aandoeningen heeft. [eiser 1] heeft een uretercarcinoom (kanker in het nierbekken/de urineleider) gehad, nog maar één nier, een verminderde nierfunctie, een knieprothese, hartklachten en een pacemaker. Ook heeft hij een CVA (herseninfarct) gehad. Verder heeft hij choledocholithiasis (galstenen) gehad en hypothyreoïdie (een te langzaam werkende schildklier). Er worden wegrakingen/valincidenten met bewusteloosheid beschreven. De wegrakingen kunnen medisch bezien niet verklaard worden, omdat medische verslaglegging hierover ontbreekt en er geen eenduidige diagnose is. Over de blaarziekte naar aanleiding waarvan [eiser 1] niet adequaat hulp heeft ingeschakeld en het ongewenst gewichtsverlies is geen objectieve medische verslaglegging beschikbaar. De medisch adviseur concludeert dat 24-uurszorg ter voorkoming van valincidenten niet passend is en bovendien is de valproblematiek laagfrequent (tweemaal sinds januari 2019). Het is objectief onduidelijk als gevolg van welke problematiek [eiser 1] ongewenst gewichtsverlies heeft geleden, maar er wordt gesteld dat dit komt door gescheiden wonen van echtgenote. Het is verder onduidelijk als gevolg waarvan [eiser 1] geen hulp heeft gezocht voor de blaarziekte, maar dit lijkt te zijn omdat hij [gemachtigde] niet wil belasten. De zorgvraag komt voort uit de woonsettings- en mobiliteitsproblematiek.
13. De voorzieningenrechter kan, net als het CIZ, de conclusies die de medisch adviseur heeft getrokken op basis van de beschikbare medische informatie volgen. Er is geen sprake van een situatie waarin [eiser 1] door fysieke problemen
een blijvende behoefteheeft aan
permanent toezichtof
24 uur per dag zorg in de nabijheid. Dat 24-uurszorg niet geschikt is om de valincidenten (en wegrakingen) te voorkomen, kan de voorzieningenrechter volgen. Planbare zorg, bijvoorbeeld op meerdere momenten op de dag, en een passende persoonsalarmering is passend ter voorkoming van ernstig nadeel voor [eiser 1] .
14. Wat Oostenbroek daartegenover heeft gesteld, vindt de voorzieningenrechter onvoldoende om te twijfelen aan de medische adviezen. De voorzieningenrechter begrijpt dat [gemachtigde] de medisch adviseur van het CIZ zelf heeft willen spreken, maar dat maakt niet dat het medisch advies onzorgvuldig is. Dat de behandelend internist-nefroloog permanent verblijf in een verpleeghuis nodig vindt, zoals hij aangeeft in zijn brief, kan niet leiden tot een andere conclusie. Deze beoordeling is voorbehouden aan het CIZ en niet aan de internist-nefroloog, en bovendien is zijn stelling niet onderbouwd. Ook dit kan dus niet leiden tot de conclusie dat de medische adviezen onzorgvuldig zijn.
15. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiser 1] niet in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie. Zoals ook door het CIZ aangegeven, kan [eiser 1] een aanvraag bij de gemeente doen voor passende zorg op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning of de Zorgverzekeringswet.
16. Dat betekent dat het beroep ongegrond is. Omdat op het beroep is beslist, is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
17. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.