ECLI:NL:RBAMS:2020:1370

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
AMS 19/5501 en AWB 19/5925
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag indicatie 24-uurszorg op grond van de Wlz voor 93-jarige man met somatische aandoeningen

In deze zaak heeft verzoeker, een 93-jarige man, een aanvraag ingediend voor een indicatie voor 24-uurszorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). Deze aanvraag werd afgewezen door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), wat leidde tot een beroep bij de Rechtbank Amsterdam. Verzoeker woont in Amsterdam en is al 63 jaar getrouwd met zijn echtgenote, die momenteel in een zorginstelling verblijft. Ondanks zijn recht om bij zijn echtgenote te verblijven, heeft hij geen indicatie gekregen voor 24-uurszorg, wat volgens de voorzieningenrechter bijzonder schrijnend is.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het CIZ de aanvraag terecht heeft afgewezen. De medische adviezen die aan de afwijzing ten grondslag lagen, gaven aan dat er geen noodzaak was voor 24-uurszorg. Verzoeker heeft diverse gezondheidsproblemen, waaronder een nierziekte, hartklachten en een CVA, maar de medische adviseur concludeerde dat de zorgvraag voortkwam uit de woon- en mobiliteitsproblematiek en niet uit een acute medische noodzaak. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoeker en zijn gemachtigde, die pleitten voor een indicatie op basis van de schrijnende situatie, overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de medische adviezen zorgvuldig waren en dat er geen reden was om deze te betwisten.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker kan wel een aanvraag indienen bij de gemeente voor zorg op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning of de Zorgverzekeringswet. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige medische beoordeling in het kader van aanvragen voor langdurige zorg.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 19/5501 (beroep)
AMS 19/5925 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de voorzieningenrechter op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening van 4 maart 2020 in de zaken tussen

[eiser 1] , te Amsterdam, eiser/verzoeker, hierna: [eiser 1]

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder, hierna: het CIZ

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2019 (het primaire besluit) heeft het CIZ het besluit genomen dat [eiser 1] geen aanspraak maakt op een zorgprofiel vanuit de Wet op de langdurige zorg (Wlz).
Bij besluit van 5 september 2019 (het bestreden besluit) heeft het CIZ het bezwaar van [eiser 1] ongegrond verklaard. [eiser 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2019. [eiser 1] is ter zitting vertegenwoordigd door zijn dochter, die optreedt als zijn gemachtigde (hierna: [gemachtigde] ). Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek bij brief van 17 december 2019 aangehouden. Op 18 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Achtergrond
1. [eiser 1] is 93 jaar oud en woont in Amsterdam. Hij is al 63 jaar getrouwd met zijn echtgenote, de moeder van [gemachtigde] . [gemachtigde] is hun mantelzorger.
2. [gemachtigde] heeft voor beide ouders op 5 mei 2019 verzocht om een indicatie op grond van de Wlz. De echtgenote van [eiser 1] heeft inmiddels een indicatie gekregen en verblijft momenteel al enkele maanden in een zorginstelling op een gesloten afdeling.
3. [gemachtigde] heeft de (dagelijkse) zorg voor [eiser 1] , doet boodschappen voor hem, kookt voor hem en vergezelt hem naar afspraken in het ziekenhuis. Omdat de gezondheid van [eiser 1] achteruit gaat en [gemachtigde] heeft gesignaleerd dat haar vader regelmatig ‘wegraakt’, niet in staat is om adequaat om hulp te vragen en het volgens haar niet langer verantwoord is dat haar vader alleen woont, heeft [gemachtigde] namens haar vader een aanvraag gedaan voor 24-uurszorg in het kader van de Wlz.
4. Het CIZ heeft naar aanleiding van de aanvraag onderzoek gedaan naar de medische situatie van [eiser 1] op grond van informatie van zijn huisarts en een huisbezoek. Vervolgens heeft het CIZ de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen, omdat [eiser 1] niet in aanmerking komt voor één van de zorgprofielen vanuit de Wlz. Er is geen noodzaak tot 24-uurszorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen.
5. In de bezwaarfase heeft de medisch adviseur van het CIZ, [persoon] , aanvullende medische informatie opgevraagd bij de huisarts en neuroloog van [eiser 1] en beoordeeld in een medisch advies van 5 september 2019. Uit het advies komt naar voren dat voor [eiser 1] geen medische noodzaak bestaat voor 24-uurszorg. Het CIZ heeft onder verwijzing naar dat medisch advies het bezwaar van [eiser 1] op 5 september 2019 ongegrond verklaard.
Standpunt [eiser 1]
6. [gemachtigde] heeft aangevoerd dat [eiser 1] een slechte gezondheid heeft. In verband met nierkanker is een aantal jaar geleden één nier verwijderd, daardoor heeft hij last van zijn benen en van vermoeidheid. [eiser 1] heeft ook een herseninfarct en hersenbloeding gehad. [eiser 1] heeft ook een hartoperatie nodig, maar deze kan vanwege zijn hoge leeftijd niet meer uitgevoerd worden. Hierdoor heeft hij last van kortademigheid en hij heeft een pacemaker. [eiser 1] woont plots alleen omdat zijn echtgenote is opgenomen in intensieve dementiezorg. Hij kan niet goed inschatten wanneer hij medische hulp nodig heeft en kan ook niet om hulp vragen. Hij raakt regelmatig buiten bewustzijn, hij valt en hij heeft bijvoorbeeld zijn blaarziekte genegeerd. Zijn behandelend internist-nefroloog acht permanent verblijf in een verpleeghuis geïndiceerd. Ter onderbouwing heeft [gemachtigde] de rapportages van het vallen en het wegvallen van verzoeker gevoegd, alsmede de brief van de internist-nefroloog van 14 oktober 2019 waarin hij adviseert de huisarts te verzoeken een indicatie voor een verpleeghuis af te geven. Tot slot voert [gemachtigde] aan dat haar hoogbejaarde ouders na 63 jaar huwelijk noodgedwongen gescheiden leven. Ook vanuit een menselijk oogpunt moet [eiser 1] een indicatie krijgen.
Standpunt CIZ
7. Het CIZ stelt zich in beroep op het standpunt dat het mag uitgaan van het medisch advies van 5 september 2019 en het aanvullend medisch advies van 13 november 2019, dat naar aanleiding van een nieuw opgetreden aandoening (‘blaarziekte’) is uitgebracht. Hieruit komt naar voren dat er geen medische noodzaak is voor 24-uurszorg voor [eiser 1] . Het CIZ heeft [gemachtigde] meegegeven dat zij namens [eiser 1] een aanvraag voor partnerverblijf kan doen op grond van artikel 3.1.2 van de Wlz. Dit wordt niet geïndiceerd door het CIZ maar geregistreerd op het moment dat de zorginstelling van de echtgenote [eiser 1] zou meeverhuizen. De zorginstelling van de echtgenote moet dan een aanvraag voor partnerverblijf bij het CIZ doen en die kosten worden dan vergoed vanuit de Wlz. Dit geeft echter geen recht op zorg voor [eiser 1] .
Waar gaat het over in deze zaak?
8. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het voor [eiser 1] en zijn echtgenote bijzonder schrijnend is dat zij na 63 jaar huwelijk op dit moment niet samen (kunnen) wonen. Dit is ook zo naar voren gebracht in het beroepschrift en uitgebreid op de zitting besproken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening na de zitting aangehouden en [gemachtigde] de twee wegen voorgelegd die zij kan bewandelen om haar ouders onder één dak te kunnen laten wonen. Zoals het CIZ ook heeft aangegeven, is er immers op grond van de wet en het beleid [1] een wettelijk recht voor [eiser 1] om bij zijn echtgenote in een zorginstelling te verblijven. [eiser 1] heeft dus het recht om, zonder eigen Wlz-indicatie, mee te verhuizen met zijn echtgenote naar een zorginstelling. In het beleid staat wel vermeld dat niet alle zorgaanbieders aanbod hebben voor partnerverblijf.
De andere kant van de zaak ziet op het recht van [eiser 1] op een eigen Wlz-indicatie. Ook dit is op de zitting besproken. Het CIZ is bij zijn standpunt gebleven dat er voor [eiser 1] geen medische noodzaak is voor 24-uurszorg. [2] Hij komt dus niet in aanmerking voor een eigen indicatie, aldus het CIZ.
9. De voorzieningenrechter heeft [gemachtigde] verzocht de rechtbank na zeven weken op de hoogte te stellen van de stand van zaken. Dit heeft zij gedaan op 14 januari 2020 per telefoon en op 24 januari 2020 in een brief. In haar brief heeft [gemachtigde] laten weten dat de verschillende zorginstellingen die zij heeft benaderd ofwel geen partnerverblijf aanbieden, ofwel geen partnerverblijf bieden voor een echtpaar dat op verschillende afdelingen moet verblijven. Een complicerende factor is dat de echtgenote van [eiser 1] momenteel op een gesloten afdeling verblijft vanwege een nieuwe zwaardere indicatie voor intensieve dementiezorg, terwijl een gesloten setting voor [eiser 1] zwaar wordt afgeraden. Verder zijn er nog de lange wachttijden die in het algemeen gelden voor plekken in zorginstellingen. Deze tijd hebben [eiser 1] en zijn echtgenote simpelweg niet meer, aldus [gemachtigde] . [gemachtigde] is verder nog steeds van mening dat haar vader in aanmerking moet komen voor een indicatie op grond van de Wlz. Zijn gezondheid blijft achteruit gaan. Zo is na een recent bezoek aan de internist voor zijn nier besloten dat de controles inmiddels worden opgeschroefd van eens in de zes naar eens in de drie maanden. Zij betreurt het dat zij nooit iets heeft kunnen toelichten aan de medisch adviseur van het CIZ omdat het onmogelijk was om haar te spreken. Haar ouders leven nu al zeven maanden gescheiden, [gemachtigde] wil duidelijkheid en handhaaft daarom het beroep en verzoek om een voorlopige voorziening.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
10. De voorzieningenrechter komt op grond van het voorgaande allereerst tot de betreurenswaardige conclusie dat het wettelijk recht op verblijf bij een partner in een zorginstelling in het geval van [eiser 1] niet van de grond is gekomen. Nu die weg praktisch onbereikbaar lijkt, zal de voorzieningenrechter uitspraak doen over de vraag of [eiser 1] in aanmerking komt voor een indicatie voor 24-uurszorg op grond van de Wlz. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, doet zij op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
11. De voorzieningenrechter overweegt dat het CIZ in principe mag uitgaan van de medische adviezen die ten grondslag liggen aan de besluitvorming. Dat is alleen anders als de adviezen niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen, de redenering in het advies niet begrijpelijk is of niet aansluit op de getrokken conclusies. [3] Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval.
12. Uit de medische informatie komt naar voren dat [eiser 1] diverse somatische aandoeningen heeft. [eiser 1] heeft een uretercarcinoom (kanker in het nierbekken/de urineleider) gehad, nog maar één nier, een verminderde nierfunctie, een knieprothese, hartklachten en een pacemaker. Ook heeft hij een CVA (herseninfarct) gehad. Verder heeft hij choledocholithiasis (galstenen) gehad en hypothyreoïdie (een te langzaam werkende schildklier). Er worden wegrakingen/valincidenten met bewusteloosheid beschreven. De wegrakingen kunnen medisch bezien niet verklaard worden, omdat medische verslaglegging hierover ontbreekt en er geen eenduidige diagnose is. Over de blaarziekte naar aanleiding waarvan [eiser 1] niet adequaat hulp heeft ingeschakeld en het ongewenst gewichtsverlies is geen objectieve medische verslaglegging beschikbaar. De medisch adviseur concludeert dat 24-uurszorg ter voorkoming van valincidenten niet passend is en bovendien is de valproblematiek laagfrequent (tweemaal sinds januari 2019). Het is objectief onduidelijk als gevolg van welke problematiek [eiser 1] ongewenst gewichtsverlies heeft geleden, maar er wordt gesteld dat dit komt door gescheiden wonen van echtgenote. Het is verder onduidelijk als gevolg waarvan [eiser 1] geen hulp heeft gezocht voor de blaarziekte, maar dit lijkt te zijn omdat hij [gemachtigde] niet wil belasten. De zorgvraag komt voort uit de woonsettings- en mobiliteitsproblematiek.
13. De voorzieningenrechter kan, net als het CIZ, de conclusies die de medisch adviseur heeft getrokken op basis van de beschikbare medische informatie volgen. Er is geen sprake van een situatie waarin [eiser 1] door fysieke problemen
een blijvende behoefteheeft aan
permanent toezichtof
24 uur per dag zorg in de nabijheid. Dat 24-uurszorg niet geschikt is om de valincidenten (en wegrakingen) te voorkomen, kan de voorzieningenrechter volgen. Planbare zorg, bijvoorbeeld op meerdere momenten op de dag, en een passende persoonsalarmering is passend ter voorkoming van ernstig nadeel voor [eiser 1] .
14. Wat Oostenbroek daartegenover heeft gesteld, vindt de voorzieningenrechter onvoldoende om te twijfelen aan de medische adviezen. De voorzieningenrechter begrijpt dat [gemachtigde] de medisch adviseur van het CIZ zelf heeft willen spreken, maar dat maakt niet dat het medisch advies onzorgvuldig is. Dat de behandelend internist-nefroloog permanent verblijf in een verpleeghuis nodig vindt, zoals hij aangeeft in zijn brief, kan niet leiden tot een andere conclusie. Deze beoordeling is voorbehouden aan het CIZ en niet aan de internist-nefroloog, en bovendien is zijn stelling niet onderbouwd. Ook dit kan dus niet leiden tot de conclusie dat de medische adviezen onzorgvuldig zijn.
15. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiser 1] niet in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie. Zoals ook door het CIZ aangegeven, kan [eiser 1] een aanvraag bij de gemeente doen voor passende zorg op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning of de Zorgverzekeringswet.
Conclusie
16. Dat betekent dat het beroep ongegrond is. Omdat op het beroep is beslist, is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
17. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep, geregistreerd onder AMS 19/5501, ongegrond;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening, geregistreerd onder AMS19/5925, af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Journée, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2020.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak op het beroep kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.
BIJLAGE

Recht op partnerverblijf

Artikel 3.1.2 van de Wlz
1. De echtgenoot van een persoon met een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, of met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die recht heeft op zorg en in een instelling verblijft, heeft in afwijking van artikel 3.2.1, eerste lid, recht op verblijf als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, in dezelfde instelling. Hij behoudt recht op verblijf in die instelling na het overlijden van zijn echtgenoot dan wel na het vertrek van zijn echtgenoot naar een andere instelling.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden de echtgenoot van de verzekerde met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap recht heeft op verblijf als bedoeld in het eerste lid.
Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2019
Het recht van de partner van een persoon met een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, of met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die in een instelling verblijft, om mee te verhuizen naar de instelling. De partner heeft hiervoor zelf geen Wlz-indicatie nodig. De partner behoudt dit recht ook als de persoon met Wlz-indicatie naar een andere instelling verhuist of overlijdt (art 3.1.2 Wlz). De persoon met Wlz-indicatie bespreekt met de zorgaanbieder dat hij of zij samen met de partner opgenomen wil worden. De zorgaanbieder vraagt bij het CIZ een indicatiebesluit voor partnerverblijf aan (ZP 0) en registreert de meeverhuizende partner. Niet alle zorgaanbieders hebben aanbod voor partnerverblijf.

Recht op 24-uurszorg

Artikel 3.2.1 Wlz
1. Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
2 In het eerste lid wordt verstaan onder:
a. blijvend: van niet voorbijgaande aard;
b. permanent toezicht: onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen;
c. ernstig nadeel voor de verzekerde: een situatie waarin de verzekerde:
1°. zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2°. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3°. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4°. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;
d. zelfzorg: de uitvoering van algemene dagelijkse levensverrichtingen waaronder de persoonlijke verzorging en hygiëne en, zo nodig, de verpleegkundige zorg;
e. regieproblemen: beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te vormen over dagelijks voorkomende situaties op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch functioneren of geheugen en oriëntatie.

Voetnoten

1.Deze regels zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
2.De regels hiervoor zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
3.Zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 februari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:466).