ECLI:NL:RBAMS:2020:1331

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
AMS 19/2423
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van anticumulatievoorschriften bij samenloop van WGA-uitkering en Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een inwoner van Aalsmeer, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de toepassing van anticumulatievoorschriften op de WGA-uitkering van [eiseres], die ook een Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt. Het Uwv had in een besluit van 2 oktober 2018 meegedeeld dat de Poolse uitkering van [eiseres] met terugwerkende kracht vanaf 26 april 2017 zou worden gekort op haar WGA-uitkering. Dit besluit werd door [eiseres] bestreden, maar het Uwv verklaarde haar bezwaar ongegrond in een besluit van 18 maart 2019.

Tijdens de zitting op 4 december 2019 heeft [eiseres] haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld door niet duidelijk te maken welke regelgeving van toepassing was en dat de Poolse informatie niet in het Nederlands was vertaald. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht de anticumulatievoorschriften had toegepast, omdat [eiseres] zowel een WGA-uitkering als een Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving. De rechtbank concludeerde dat de verrekening van de uitkeringen niet in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol, omdat deze was gebaseerd op een wettelijke grondslag en een legitiem doel diende.

De rechtbank verklaarde het beroep van [eiseres] ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 maart 2020, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2423

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te Aalsmeer, eiseres

(gemachtigde: mr. A.A. Bouwman),
en

de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[bedrijf], te Halfweg, werkgever
(gemachtigde: mr. E. Versloot).
Partijen worden hierna [eiseres] , het Uwv en de werkgever genoemd.

Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan [eiseres] meegedeeld dat vanaf 26 april 2017 haar Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt gekort op haar op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekende werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) uitkering.
Bij besluit van 18 maart 2019, aangevuld op 26 maart 2019 (het bestreden besluit), heeft het Uwv het bezwaar van [eiseres] tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen dit besluit en het aanvullend besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2019. [eiseres] en haar gemachtigde zijn verschenen. Het Uwv is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De werkgever heeft zich laten vertegenwoordigen door [de persoon 1] , financieel- en personeelsmanager. Verder is aanwezig [de persoon 2] , vriend en tevens tolk van [eiseres] .

Overwegingen

Vooraf
1. [eiseres] heeft geen toestemming verleend voor het toezenden van stukken die medische gegevens bevatten aan de werkgever. De rechtbank heeft om die reden besloten, onder verwijzing naar artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de kennisneming van medische stukken in deze zaak is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de rechtbank bijzondere toestemming heeft gekregen. Gelet hierop zal de rechtbank in deze uitspraak die medische stukken niet inhoudelijk weergeven en medische terminologie zoveel mogelijk vermijden.
Geschil
2. [eiseres] was tot 25 april 2015 werkzaam als schoonmaakster. Per die datum heeft [eiseres] haar werkzaamheden wegens ziekte gestaakt. Vanaf 26 april 2017 ontving [eiseres] een (voorlopige) loongerelateerde WGA-uitkering. Daarnaast ontving [eiseres] per dezelfde datum een Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering. Vanaf 26 april 2019 ontvangt [eiseres] een vervolguitkering op grond van de Wet WIA.
3. Bij het primaire besluit heeft het Uwv aan [eiseres] meegedeeld dat vanaf 26 april 2017 (met terugwerkende kracht) haar Poolse arbeidongesciktheidsuitkering van € 179,10 bruto per maand, wordt gekort op haar WGA-uitkering. De WGA-uitkering bedraagt dan
€ 1.954,21 (bruto) per maand. [eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit.
4. Bij bestreden besluit zijn de bezwaren van [eiseres] ongegrond verklaard.
5. In geschil is of het Uwv op goede gronden het Poolse arbeidsongeschiktheidspensioen van [eiseres] met terugwerkende kracht vanaf 26 april 2017 in mindering heeft gebracht op haar loongerelateerde WGA-uitkering.
6. Het Uwv heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat [eiseres] , gezien artikel 73 van de Wet WIA, in samenhang gelezen met artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voorkoming en beperking samenloop WAO- en WIA-uitkeringen op grond van de sociale wetgeving van een andere Mogendheid (het Besluit Samenloop), niet meer of minder uitkering mag ontvangen dan iemand die uitsluitend in Nederland een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft opgebouwd.
7. [eiseres] stelt dat er sprake is van onzorgvuldige besluitvorming nu het Uwv niet duidelijk heeft gemaakt welke regelgeving van toepassing is. Om te kunnen beoordelen of een van de in Verordening 883/2004 (anticumulatie voorschriften) of het Besluit Samenloop genoemde gevallen van toepassing is, is het noodzakelijk om over een exacte vertaling te beschikken van de informatie die door het Poolse uitvoeringsorgaan is verstrekt. [eiseres] vindt dat die informatie ten onrechte niet in het Nederlands is vertaald.
Beoordeling rechtbank
8. Uit informatie van het Poolse uitvoeringsorgaan blijkt dat per 26 april 2017 aan [eiseres] een Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend. [eiseres] heeft ter zitting ook zelf aangegeven dat de Poolse uitkering met terugwerkende kracht vanwege ziekte aan haar is verstrekt. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de Poolse informatie alsnog in het Nederlands te laten vertalen.
9. [eiseres] stelt dat de loongerelateerde WGA-uitkering een gecombineerde uitkering is, omdat in deze uitkering een WW-element zit. [eiseres] betwist dat de WGA-uitkering gelijk is aan de Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering, omdat die met name ziet op arbeidsongeschiktheid. De rechtbank acht dit niet relevant voor de vaststelling of artikel 1 van het Besluit Samenloop van toepassing is. Uit het derde lid van dat artikel volgt dat het moet gaan om een uitkering op grond van de hoofdstukken 6 en 7 van de Wet WIA. Niet in geschil is dat aan [eiseres] een dergelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet WIA is toegekend.
10. Omdat aan [eiseres] zowel de Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering als een uitkering op grond van de hoofdstukken 6 en 7 van de Wet WIA is toegekend, heeft verweerder terecht artikel 1 van het Besluit Samenloop toegepast en de Poolse uitkering in mindering gebracht op de WIA-uitkering van [eiseres] . De rechtbank is niet gebleken dat het Uwv de in artikel 73, tweede lid, van de Wet WIA gestelde anticumulatie voorschriften niet heeft kunnen toepassen.
11. Het betoog van [eiseres] , dat sprake is van strijdigheid met artikel 1 van het Eerste Protocol, slaagt niet. Voor zover de door het Uwv toegepaste verrekening al zou moeten worden gezien als ontneming van eigendom, berust die verrekening op een uitdrukkelijke wettelijke grondslag (in de WIA en in de Verordening). Die eigendomsontneming dient bovendien een legitieme doelstelling in het algemeen belang. Daarmee wordt voorkomen dat iemand door een samenloop van verzekeringsloopbanen in het verleden een uitkering ontvangt die beduidend hoger is dan de uitkering van degene waarbij sprake is van een zelfde definitieve ongeschiktheid tot werken, maar die slechts in één land heeft gewerkt.
12. Verder stelt [eiseres] dat zij door de verrekening op grond van de anticumulatie voorschriften een lagere uitkering heeft dan iemand die in één land een uitkering heeft opgebouwd. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Op grond van de anticumulatie voorschriften heeft het Uwv aan [eiseres] per 26 april 2017 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend voor zover dit recht de Poolse arbeidsongeschiktheidsuitkering overtreft. Het Uwv stelt dan ook terecht dat [eiseres] hierdoor niet meer of minder uitkering heeft ontvangen dan wanneer zij in één land een arbeidsongeschiktheidsuitkering had opgebouwd.
13. Ten slotte ziet de rechtbank geen aanleiding om het Besluit Samenloop onverbindend te achten. Het besluit is gebaseerd op artikel 73 van de Wet WIA en de rechtbank ziet geen aanleiding dit in strijd te achten met artikel 10 van de Verordening.
Conclusie
14. De beroepsgronden van [eiseres] slagen niet. Het beroep is ongegrond. Voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
J.J.M. Tol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2020.
de griffier
de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de hogerberoepsrechter vragen om een voorlopige maatregel te treffen.