ECLI:NL:RBAMS:2020:1314

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
13/752217-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering toegestaan in het kader van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot georganiseerde of gewapende diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 februari 2020 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1982, die gedetineerd is in Nederland en geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Het EAB is uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, België, en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 14 februari 2020, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, mits er voldoende garanties zijn dat de opgeëiste persoon na veroordeling in België zijn straf in Nederland zal ondergaan. De Procureur des Konings Limburg heeft deze garantie gegeven. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België in overweging genomen, waarbij stakingen van het gevangenispersoneel zijn genoemd. Ondanks de zorgen over de detentieomstandigheden, heeft de rechtbank geoordeeld dat er op het moment van de uitspraak geen reden is om de overlevering te weigeren, aangezien de opgeëiste persoon zich nog in Nederland bevond en de stakingen eind februari zouden worden geëvalueerd.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldoet aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen 312 van het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet (OLW).

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752217-19
RK nummer: 19/7167
Datum uitspraak: 28 februari 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 december 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 december 2019 door de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 februari 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek in fine uitlevering d.d. 11 december 2019 van de onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings Limburg heeft bij schrijven van 31 januari 2020 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 paragraaf 3 van het Kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Nederlandse onderdaan, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon].
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan.
De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Het feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.Detentieomstandigheden

Het standpunt van de verdediging
Ter zitting heeft de raadsman van de opgeëiste persoon persberichten aan de rechtbank overgelegd, waaruit blijkt dat het personeel in Belgische detentiecentra iedere vrijdag in februari 24-uursstakingen houdt. Hij heeft aangevoerd dat de detentieomstandigheden gedurende stakingen niet voldoen aan artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Hierna: Handvest). De rechtbank ziet de media weliswaar niet als objectieve bron, maar de stakingen zijn ook vermeld op de website voor het Belgische gevangeniswezen, www.AVC-gevangenissen.be. Daar staat ook vermeld dat de acties eind februari zullen worden geëvalueerd. Zodoende is onduidelijk wat de situatie na februari zal zijn aldus de raadsman. De raadsman heeft bepleit dat de overlevering niet moet worden toegestaan, dan wel dat de zaak wordt aangehouden om nadere inlichtingen op te vragen bij de Belgische autoriteiten.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft erop gewezen dat op dit moment niet gesteld kan worden dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling. De laatste aangekondigde staking staat immers gepland op 28 februari 2020. Aangezien de rechtbank op die datum uitspraak doet, bevindt de opgeëiste persoon zich dan nog in Nederland.
Het oordeel van de rechtbank
Ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam komen vast te staan dat het personeel in een aantal Belgische gevangenissen iedere vrijdag van de maand februari zal staken. Zij onderschrijft de stelling van de raadsman dat, zoals eerder ook geoordeeld, tijdens stakingen niet is gegarandeerd dat de detentieomstandigheden in Belgische detentiecentra voldoen aan artikel 4 Handvest. Een en ander is echter voor de rechtbank geen aanleiding om de overlevering te weigeren, dan wel de zaak aan te houden. Volgens de overgelegde informatie zal namelijk eind februari een evaluatie plaatsvinden van de gevoerde stakingen. Daar komt bij dat er tot nu toe geen nieuwe data bekend gemaakt van stakingen na februari. Nu de rechtbank op 28 februari 2020 uitspraak doet en de opgeëiste persoon slechts nadien kan worden overgeleverd, is niet gebleken dat de opgeëiste persoon wordt geraakt door de stakingen. Het is aan de officier van justitie in het kader van de haar ingevolge artikel 35 OLW toekomende bevoegdheid om te acteren op verdere ontwikkelingen.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren (België).
Aldus gedaan door
mr. I. Verstraeten-Jochemsen, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en J.A.A.G. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.