Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser ontving vanaf 10 december 2014 tot en met 30 april 2016 een bijstandsuitkering. Het college heeft op 15 augustus 2017 besloten om de bijstandsuitkering van eiser over de periode van 1 december 2014 tot en met 19 april 2016 te herzien en een bedrag van € 13.917,24 bruto terug te vorderen. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat eiser onjuiste of onvolledige inlichtingen had verstrekt en niet had voldaan aan zijn wettelijke mededelingsplicht. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. Na een eerdere ongegrondverklaring van zijn beroep door de rechtbank, heeft eiser hoger beroep ingesteld, waar een schikking is bereikt. Het college heeft vervolgens op 27 mei 2019 inhoudelijk beslist op het bezwaarschrift van eiser, maar heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 13 februari 2020 is eiser niet verschenen, terwijl het college vertegenwoordigd was. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. De rechtbank oordeelde dat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van de stortingen op zijn bankrekening. De rechtbank concludeerde dat het college terecht had besloten tot herziening van de bijstandsuitkering en dat er geen bijzondere omstandigheden waren om van terugvordering af te zien. Eiser had geen concrete redenen aangevoerd die het college hadden moeten doen besluiten om niet tot terugvordering over te gaan. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.