9.3.De benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] vordert in totaal € 546.500,81 aan materiële schadevergoeding en € 100.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is als volgt samengesteld.
Materiële schade:
Reiskosten
€ 429,09
Zorgkosten 2017 en 2018
€ 870,00
Reiskosten hoger beroep (toekomstig)
€ 500,00
Toekomstige medische kosten
€ 1.000,00
Gederfde inkomsten
€ 534.180,00
Aanvraag nieuw rijbewijs
€ 256,05
Extra studiekosten
€ 3.063,02
Buitengerechtelijke kosten
€ 3.480,00
Kosten in verband met ziekenhuisopname
Ter terechtzitting verhoogd van € 150,- naar € 252,-.
€ 252,00
Huishoudelijke hulp door ouders
€ 1.873,00
Minder uitkering ontvangen in verband met stoppen studie
Deze post is op de schriftelijke vordering abusievelijk niet opgeteld bij de totale materiële schade.
€ 704,65
Totaal materiële schade
€ 546.602,81
Immateriële schade - shockschade
€ 100.000,00
Totale schade
€ 646.602,81
Gevorderde proceskosten - kosten rechtsbijstand
€ 6.000,00
De benadeelde partij heeft diverse stukken ingebracht om haar vordering te onderbouwen. De advocaat van de benadeelde partij, mr. R.A. Korver, heeft de vordering ter terechtzitting nader toegelicht. De advocaat heeft verzocht om integrale toewijzing, met uitzondering van de posten die zien op toekomstige kosten, nu deze kosten nog niet gemaakt zijn en dit eventueel wel het geval kan zijn wanneer de zaak wordt behandeld in hoger beroep.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen, met uitzondering van de posten toekomstige reiskosten en de toekomstige medische kosten. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
Primair heeft de raadsman, gelet op de bepleite vrijspraak, aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft hij zich ten aanzien van een aantal posten op het standpunt gesteld dat deze niet voor toewijzing vatbaar zijn, of dat de behandeling van de vordering een te zware belasting oplevert van het strafproces.
De rechtbank zal de gevorderde schadevergoeding per afzonderlijke post bespreken.
Ten aanzien van de reiskosten
De raadsman heeft ten aanzien van deze post geen verweer gevoerd.
De rechtbank zal het verzoek om vergoeding van de reiskosten gemaakt ten behoeve van vervoer naar de rechtbank en bezoeken aan de advocaat (totaal van 529,6 kilometer ad in totaal € 148,29) afwijzen, nu deze kosten niet moeten worden aangemerkt als materiële schade, maar als proceskosten zodat zij onder het forfaitaire liquidatietarief vallen.
De rechtbank zal de overige gevorderde reiskosten (totaal van 985 kilometer ten behoeve van bezoeken aan Vesalius, het CBR, Slachtofferhulp, het AMC en de EMDR-therapie) matigen tot een bedrag van € 256,10, nu de benadeelde partij een tarief heeft gehanteerd van € 0,28 per kilometer, terwijl er in de richtlijn van De Letselschade Raad een tarief is opgenomen van € 0,26 per kilometer.Het meer gevorderde ten aanzien van deze reiskosten zal worden afgewezen.
Ten aanzien van de zorgkosten 2017 en 2018
Deze schadepost is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij en niet door de verdediging betwist. Deze vordering zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de toekomstige reiskosten hoger beroep en de toekomstige medische kosten
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post die zien op toekomstige reiskosten voor hoger beroep en de toekomstige medische kosten. Thans is onvoldoende onderbouwd dat deze kosten ook daadwerkelijk gemaakt zullen worden.
Ten aanzien van de post gederfde inkomsten
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. De rapportage van Laumen expertise roept vele vragen op. De rapportage is kort voor de inhoudelijke behandeling aan het dossier toegevoegd, waardoor de verdediging geen gelegenheid heeft gehad het rapport door een eigen deskundige te laten beoordelen. Diverse stellingen die door de benadeelde partij zijn ingenomen met betrekking tot de medische situatie van [benadeelde partij 3] dienen nader te worden onderzocht, waartoe de verdediging graag de gelegenheid had gehad.
De rechtbank is van oordeel dat beoordeling van (de omvang van) deze schadepost een onevenredige belasting vormt van dit strafgeding. Hoewel de rapportage gedetailleerd is en er aanwijzingen zijn dat de medische situatie van [benadeelde partij 3] in de toekomst niet substantieel zal verbeteren, is thans onvoldoende onderbouwd of sprake is van een medische eindtoestand. Bovendien is de rechtbank het eens met het betoog van de verdediging dat zij de gelegenheid moet krijgen om een contraexpertise uit te laten voeren, hetgeen gelet op het tijdstip van indienen van het rapport van Laumen door mr. Korver niet mogelijk is gebleken. Tegen deze achtergrond ziet de rechtbank evenmin grond voor het toewijzen van een gedeelte van de vordering op dit punt.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering ten aanzien van de kostenpost die ziet op gederfde inkomsten. Het in de gelegenheid stellen van de verdediging een contraexpertise te verrichten of het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden, wat voor flinke vertraging zorgt in de afdoening van de strafzaak hetgeen gelet op het belang van strafvordering bij een spoedige afdoening van deze strafzaak niet wenselijk is. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de post aanvraag nieuw rijbewijs
Deze schadepost is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij en niet door de verdediging betwist. Deze vordering zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de post extra studiekosten
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij. De rechtbank acht het voorstelbaar dat [benadeelde partij 3] wilde afwachten of het voor haar mogelijk zou zijn om haar studie na verloop van tijd te hervatten. De termijn die zij daarvoor heeft gehanteerd komt de rechtbank niet onredelijk voor. De gevorderde kosten zullen worden toegewezen.
Ten aanzien van de post buitengerechtelijke kosten
De rechtbank zal de post buitengerechtelijke kosten toewijzen tot een bedrag van €1.500,-, het bedrag dat wordt gevorderd voor de door Laumen opgestelde rapportage ter vaststelling van de gederfde inkomsten. Deze kosten zijn in redelijkheid gemaakt. Dat de rechtbank wat betreft de gederfde inkomsten de niet-ontvankelijkheid uitspreekt doet daar niet aan af. Daarbij wordt overigens opgemerkt dat dit rechtstreekse schade betreft – namelijk kosten ter vaststelling van de schade – en geen buitengerechtelijke kosten, zoals door de raadsman van de benadeelde betoogd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor het gedeelte van de vordering dat ziet op de offerte van Psyon (met een totaal prijs van € 1.980,-), opgesteld naar aanleiding van de aanvraag medische expertise betreffende [benadeelde partij 3] . Uit de offerte blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk waar de offerte precies op ziet. Daarnaast geldt dat dit stuk ter onderbouwing slechts een offerte betreft. Het is het de rechtbank niet duidelijk of de offerte daadwerkelijk is voldaan.
Ten aanzien van de post ziekenhuisopname
Deze schadepost is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij en niet door de verdediging betwist. Deze vordering zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de post huishoudelijke hulp door ouders
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat deze kosten niet voor toewijzing vatbaar zijn, nu nergens uit blijkt dat deze kosten voor rekening van [benadeelde partij 3] zijn geweest.
De rechtbank is echter van oordeel dat de door de benadeelde gezochte aansluiting bij de richtlijn Huishoudelijke Hulp van De Letselschade Raad redelijk is, nu het door het letsel van [benadeelde partij 3] duidelijk is dat zij na de brand behoefte had aan huishoudelijke ondersteuning. [benadeelde partij 3] woonde tot de brand op zichzelf en heeft na de brand, tot eind december 2017 noodgedwongen bij haar ouders ingewoond. De gevorderde kosten van € 1.873,- zullen worden toegewezen.
Ten aanzien van de post minder uitkering ontvangen in verband met stoppen studie
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij. De gevorderde kosten komen de rechtbank niet onredelijk voor en zullen worden toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade
De advocaat van de benadeelde partij heeft betoogd dat er sprake is van ernstige omstandigheden die een hogere immateriële schadevergoeding rechtvaardigen dan er doorgaans voor dit soort zaken wordt toegekend. Benadeelde kampt door het inhalatietrauma met een Acure Respiratoiry Distress Syndrome en met ernstig geheugenverlies en concentratieproblemen. Er valt niet uit te sluiten dat haar toestand in de toekomst verder zal verslechteren. Benadeelde zal nooit meer kunnen functioneren op het niveau zoals zij dat voor de brand heeft gedaan en zal moeten leren leven met letsel dat op het eerste gezicht onzichtbaar is. Zeer fundamentele rechten zijn geschonden: haar lichamelijke en geestelijke integriteit zijn zeer ernstig geschonden. Er is sprake van gederfde levensvreugde, aantasting in de persoon en geleden pijn die alles tezamen een schadevergoeding van € 100.000,- rechtvaardigen.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht om bij de vaststelling van de hoogte van immateriële schade aansluiting te zoeken bij wat er in vergelijkbare gevallen aan vergoeding wordt toegekend. Om daarvan af te wijken, zou betekenen dat er nieuw beleid wordt gemaakt, wat niet de bedoeling is van een individuele strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De ernstige neurologische gevolgen waarmee [benadeelde partij 3] te kampen heeft zijn te kwalificeren als zeer ernstig lichamelijk letsel. De rechtbank neemt echter in overweging dat, hoewel de prognose ongunstig is en de klachten zijn toegenomen, de medische eindtoestand op dit moment nog niet bekend is. Het is onvoldoende duidelijk of er op (de lange) termijn nog verbetering zal optreden.
Vanwege de onduidelijkheid over de medische eindtoestand van de benadeelde, zal de rechtbank de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid schatten op € 25.000,-. Voor het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schade zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Conclusie
Verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 3] een schadevergoeding betalen van in totaal € 33.774,82 (waarvan € 8.774,82 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2017.
De vordering zal voor het gedeelte van € 167,99worden afgewezen en voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Kosten rechtsbijstand
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor rechtsbijstand niet voor toewijzing vatbaar zijn, nu niet duidelijk is voor wiens rekening deze komen of al gekomen zijn.
Nu [benadeelde partij 3] zich heeft gesteld als benadeelde partij en zich laat bijstaan door een advocaat, is voldoende aannemelijk dat zij daarvoor kosten maakt.
Nu de vordering van de benadeelde partij voor een groot gedeelte zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de proceskosten die zijn gemaakt door de benadeelde partij.
De kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 592a Wetboek van Strafvordering (Sv). Een redelijke uitleg van artikel 592a Sv brengt mee dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. In beginsel betekent dit dat de rechtbank aansluiting zoekt bij het liquidatietarief voor rechtbanken en gerechtshoven. De rechtbank waardeert de door de advocaat verrichte werkzaamheden in beginsel als volgt:
- indienen vordering benadeelde partij: 1 punt;
- bijwonen zittingen 18 en 21 januari 2019: 2 punten; en
- pleidooi: 1 punt.
Aan de hand van het liquidatietarief passend bij de hoogte van de gevorderde materiële schade, komt de rechtbank uit op een bedrag van € 3.099,- (tarief VII) per punt, dus in totaal € 12.396,-.
Nu het hanteren van het liquidatietarief tot toewijzing van een hoger bedrag zou leiden dan het bedrag dat door de benadeelde partij is gevorderd (de afgesproken fixed fee met mr. Korver) zal de rechtbank het bedrag naar beneden bijstellen en toewijzen tot de gevorderde € 6.000,-. Immers kan niet meer worden toegewezen dan gevorderd.
De schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [benadeelde partij 3] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, met uitzondering van de proceskosten.
HoofdelijkheidHet te vergoeden bedrag van € 33.774,82 vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel wordt hoofdelijk aan verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opgelegd, omdat zij als medeplegers van de brandstichting worden veroordeeld.