Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
Ter zitting heeft de verdediging aangevoerd dat de hoogte van het strafmaximum onduidelijk is. Waar eerder over een strafmaximum van 3 jaar werd gesproken, wordt in de aanvullende informatie van de Zwitserse autoriteit gesproken over 20 jaar, hetgeen de raadsman niet kan rijmen met de genoemde wettelijke bepalingen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de uitlevering toelaatbaar is. Uit de stukken blijkt genoegzaam dat het Zwitserse strafmaximum 20 jaar is. De officier van justitie heeft in dit verband gewezen op artikel 19, tweede lid, en artikel 40 van de Zwitserse strafwet.
3.Toepasselijke wetsartikelen.
4.Beslissing.
TOELAATBAARde door de Zwitserse autoriteit verzochte uitlevering van
[opgeëiste persoon], voor de in 2.2. van deze uitspraak vermelde feiten.