ECLI:NL:RBAMS:2019:9712

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
C/13/676552 / HA RK 19/415
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter wegens vermeende vooringenomenheid

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 11 december 2019 een verzoek tot wraking van mr. B.C. Langendoen, bestuursrechter te Amsterdam, behandeld. Het verzoeker, die in een andere zaak onder zaaknummer AMS 18/7731 BRP door deze rechter werd behandeld, heeft op 10 december 2019 schriftelijk verzocht om wraking. De verzoeker stelde dat hij met de rechter niets te maken wilde hebben, omdat hij in 2016 de rechtszaal had verlaten omdat de rechter niet in staat bleek haar taak naar behoren te vervullen.

De Wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat wraking van een rechter alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De verzoeker heeft echter geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechter zouden kunnen onderbouwen. De enkele stelling dat de verzoeker niet met de rechter wil samenwerken, is onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid.

Daarom heeft de Wrakingskamer het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de mondelinge behandeling niet doorgaat. De beslissing is genomen zonder dat er een rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op bij brief van 10 december 2019 schriftelijk gedane en onder rekestnummer C/13/676552 / HA RK 19/415 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. B.C. Langendoen, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1
Onder zaaknummer AMS 18/7731 BRP heeft de rechter een zaak van verzoeker in behandeling.
1.2
De mondelinge behandeling in deze zaak is bepaald op 12 december 2019.
1.2
Bij brief van 10 december 2019 heeft verzoeker een tot de rechter gericht wrakingsverzoek gedaan.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
2.2
Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.3
Uit de wet (artikel 8:16 en 8:17 AWB) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat een verzoeker concrete feiten en omstandigheden dient aan te voeren waaruit objectief afgeleid kan worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is, of dat de vrees van een partij dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk - in het verzoek - worden voorgedragen.
2.4
Aan het verzoek wordt ten grondslag gelegd dat verzoeker eerder “op goede gronden” heeft gesteld dat hij met deze rechter niets te maken wil hebben. In 2016 heeft verzoeker voortijdig de rechtszaal verlaten, omdat de rechter niet in staat bleek de taak als rechter naar behoren te vervullen. Daarom wraakt verzoeker de rechter en zal hij op de zitting van 12 december 2019 niet aanwezig zijn.
2.5
Het verzoek bevat geen gronden, bijvoorbeeld een beschrijving van gedrag of uitingen van de rechter, waaruit vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, is/zijn af te leiden. Dat verzoeker niets met de rechter te maken wil hebben omdat de rechter volgens verzoeker niet is staat bleek haar taak als rechter naar behoren te vervullen is geen feit of omstandigheid waaruit objectief afgeleid kan worden dat de rechter jegens verzoeker vooringenomen is, of dat de vrees van verzoeker dat er sprake is van een dergelijke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is.
2.6
Bij gebreke van andere gronden leidt het voorgaande tot het oordeel dat het wrakingsverzoek aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk is. De mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven.
3. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Wrakingskamer:
 verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking,
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en P.B. Martens, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.