In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Eigen Raam, een raamprostitutiebedrijf, en de burgemeester van Amsterdam. De burgemeester had op 6 februari 2018 een besluit genomen waarbij het bedrijf werd gelast om vermoedens van mensenhandel onmiddellijk bij de politie te melden, met een dwangsom van € 25.000,- bij niet-naleving. Het bestreden besluit van 28 augustus 2018 verklaarde het bezwaar van de Stichting ongegrond. De Stichting heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester op basis van een rapport van de politie van 4 oktober 2017, waarin situaties werden beschreven die vermoedens van mensenhandel zouden moeten oproepen, de last onder dwangsom heeft opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de Stichting de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) heeft overtreden door deze vermoedens niet te melden. De rechtbank bevestigde dat de burgemeester in redelijkheid de last onder dwangsom heeft opgelegd en dat de hoogte van de dwangsom niet buitensporig was. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat er bijzondere omstandigheden waren die maakten dat de invordering van de dwangsom niet opportuun was, gezien de ontwikkelingen rondom het beleid van de gemeente Amsterdam. De rechtbank heeft het invorderingsbesluit vernietigd, maar de last onder dwangsom in stand gelaten. De burgemeester is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de Stichting.