In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 december 2019 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een tussentijdse uitdelingslijst opgesteld door de vereffenaar van de nalatenschap van de heer [geopposeerde]. De opposant, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M.J. Comans, heeft verzet ingesteld omdat zijn vorderingen op de nalatenschap niet door de vereffenaar zijn erkend en niet zijn opgenomen in de uitdelingslijst. De vereffenaar, mr. Antonie van Hees, heeft de vorderingen van de opposant betwist en gesteld dat deze onvoldoende onderbouwd zijn en mogelijk verjaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzet tijdig is ingediend en dat de vereffenaar de belanghebbenden op de juiste wijze heeft geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te komen.
De rechtbank heeft de argumenten van de opposant en de vereffenaar tegen elkaar afgewogen. De opposant heeft aangevoerd dat de vereffenaar de vorderingen ten onrechte niet heeft erkend en dat er voldoende bewijs is voor de vorderingen. De vereffenaar heeft echter betoogd dat de vorderingen niet bestaan en dat hij vrees heeft voor mogelijke witwaspraktijken indien hij de vorderingen zou erkennen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van de opposant niet in deze verzetprocedure kunnen worden vastgesteld en dat de opposant zijn belangen kan behartigen in een aparte bodemprocedure.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard en de opposant veroordeeld in de proceskosten. De kosten zijn begroot op € 1.383,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.