In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 11 december 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1990, die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben en vervoeren van ongeveer acht kilogram cocaïne. De zaak kwam voort uit een observatie op 18 juni 2019, waarbij de verdachte en medeverdachten werden gevolgd. De officier van justitie stelde dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een drugstransport, gebaseerd op observaties en telefooncommunicatie. De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te koppelen aan de aangetroffen cocaïne. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden. De rechtbank kon niet vaststellen dat de cocaïne die bij medeverdachte 1 werd aangetroffen, afkomstig was uit de dozen die door de verdachte waren vervoerd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen en oordeelde dat de Mercedes Citan, die was uitgerust met een verborgen laadruimte, onttrokken moest worden aan het verkeer. De Citroën DS3 werd bewaard voor de rechthebbende. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven op 28 november 2019, nadat de rechtbank had besloten tot vrijspraak.