3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van dit artikel dient te worden geweigerd. Het staat vast dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was op de zitting en geen sprake is van één van de uitzonderingssituaties als bedoeld in artikel 12 onder a tot en met c OLW. De opgeëiste persoon was niet op de hoogte van de zitting. De dagvaarding is niet naar zijn adres gegaan, op zijn identiteitskaart staat ook een ander adres. Zelfs als de dagvaarding aan hem is toegezonden staat niet vast dat hij op de hoogte was van de zitting. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft laten weten dat de advocaat aanwezig was, maar van een machtiging blijkt niet en de enkele aanwezigheid volstaat niet, aldus de raadsman die in dit verband heeft gewezen op enkele uitspraken van deze rechtbank.
Desgevraagd heeft de opgeëiste persoon verklaard dat hij op het politiebureau een advocaat had, maar dat hij niet wenste dat deze hem verder bijstond. Tijdens het verhoor is hij op zijn rechten gewezen, werd hem verteld waarvan hij werd verdacht en heeft hij een verklaring afgelegd. Hij werd na verhoor vrijgelaten en wist niet dat er een strafzaak liep. Hij heeft daarover geen bericht ontvangen en toen hij vanuit Nederland bij zijn familie informeerde werd hem verteld dat ook zij geen oproep hadden ontvangen. Hij had geen advocaat en weet niet wie er op de zitting was. Tot slot heeft de opgeëiste persoon verklaard dat geen sprake was van een verzoek van zijn kant of overeenstemming over het erkennen van schuld en het opleggen van een straf zonder dat een zitting zou plaatsvinden.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft erop gewezen dat sprake was van een zogenoemde ‘officierszitting’ waar de opgeëiste persoon werd bijgestaan door een door hemzelf aangewezen advocaat. De overeenkomst die daar tot stand is gekomen is voorgelegd aan de rechter, die haar heeft bekrachtigd. Bij die gelegenheid was hij niet aanwezig, maar wel dezelfde advocaat. Dat dit niet is gebeurd op verzoek van de opgeëiste persoon acht de officier van justitie niet aannemelijk. Zij heeft daarbij gewezen op het stelsel van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten van de Europese Unie.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat in Polen een (straf-) overeenkomst kan worden gesloten door een officier van justitie met een bekennende verdachte. Deze overeenkomst wordt vervolgens ter bekrachtiging voorgelegd aan een rechter.
In het EAB is bij onderdeel D vermeld dat de opgeëiste persoon niet op de terechtzitting aanwezig was, maar wel zijn advocaat die meedeelde dat hij van de zitting op de hoogte was.
Onder D2 van het EAB staat vermeld:
In the course of pre-trial proceedings [opgeëiste persoon] was interrogated and some charges were presented to him. During interrogation he filed the application for passing sentence without carrying out a trial (which means, for finding him guilty of all the offences imputed to him and passing the determined sentences specified in the application).
(…)
The sentenced person took the advantage of a legal counsel ex officio (a court-appointed defence attorney) who applied for conducting the case in the sentenced person’s absence and for passing the sentence which had been agreed between the prosecutor and the sentenced person. At the same time this legal counsel declared that [opgeëiste persoon] knew about the time and date of the session and that het requests for conducting the case in his absence and passing the sentence.
In aanvullende informatie van 22 oktober 2019 van
the judge of the circuit court in Sieradzwordt bevestigd dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij deze zitting’ van de rechtbank.
In hiervoor genoemde informatie wordt het volgende meegedeeld:
In the course the pre-trial proceedings prior to filing the indictment, [opgeëiste persoon] was interrogated by the prosecutor on 12th april 2018, and the lawyer (legal counsel) Marcin Świerkowski appointed by him participated in that interview.
(…)
The suspected person requested for applying to the court for finding him guilty of each of the charges imputed to him and for imposing on him penalties determined as to a type and length without carrying out a trial. The application was accepted by the prosecutor.
(…)
The requested person did not participate in the court trial finished with passing the sentence.
(…)
The requested person benefited from a legal defence (lawyer) of his own choice. It should be underlined that the court, proceeding pursuant to this application did not make any modifications in it, fully accepting the conditions of conviction which had been agreed by [opgeëiste persoon] and the prosecutor in the course of pre-trial proceedings.
(…)
On 13th february 2018 (which means during the investigation) [opgeëiste persoon] appointed the legal counsel of his choice – the lawyer Marcin Świerkowski. The aforementioned fact is confirmed by the authorization to defend attached to the case files.
(…)
The above mentioned lawyer represented [opgeëiste persoon] also in the course of the proceedings before the court, which were finished with sentencing on 7th june 2018.
Uit de hierboven weergegeven citaten kan worden opgemaakt dat de opgeëiste persoon tijdens de zogenaamde officierszitting werd bijgestaan door een door hemzelf aangewezen advocaat, dat de overeenkomst die tot stand is gekomen is voorgelegd aan de rechter, die haar heeft bekrachtigd, en dat de opgeëiste persoon daar is vertegenwoordigd door dezelfde, al eerder door de opgeëiste persoon gemachtigde advocaat. Gelet op het stelsel van wederzijds vertrouwen tussen lidstaten van de Europese Unie gaat de rechtbank uit van de juistheid van genoemde informatie. De enkele, niet onderbouwde stelling van de opgeëiste persoon dat de informatie onjuist is of zijn enkele stelling dat uit de gegevens zou moeten worden opgemaakt dat de advocaat niet meer gemachtigd zou zijn om namens hem op te treden, acht de rechtbank onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit. Daarbij speelt mee dat de opgeëiste persoon in zijn ontkenning op zitting telkens wisselende verklaringen gaf.
Ook de stelling dat het adres van de opgeëiste persoon niet het juiste adres zou zijn is niet onderbouwd. Uit de nadere informatie blijkt immers duidelijk dat ‘the notifications about the dates and time of the court proceedings in the matter’ naar het door hem aangegeven adres zijn verzonden.
De rechtbank concludeert derhalve dat sprake is van de situatie van artikel 12 onder b OLW, zodat de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet aan de orde is.