ECLI:NL:RBAMS:2019:9338

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
AMS 18/3851 en 18/3868
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de vestiging van een Domino's pizza in het bestemmingsplan Haarlemmerbuurt/Westelijke eilanden

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 18 december 2019, zijn de beroepen van twee eisers tegen de vestiging van een Domino's pizza aan een specifiek adres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de vestiging van Domino's pizza valt onder de definitie van detailhandel zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Haarlemmerbuurt/Westelijke eilanden. De rechtbank stelt vast dat de omgevingsvergunning voor het plaatsen van een afvoerpijp, verleend door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, rechtmatig is. De eisers, die bezwaar maakten tegen de vergunning, voerden aan dat de activiteiten van Domino's niet onder detailhandel vallen, maar als bedrijfsactiviteit moeten worden gekwalificeerd. De rechtbank weerlegt deze stelling door te verwijzen naar de definitie van detailhandel in het bestemmingsplan en eerdere jurisprudentie van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat een afhaal- en bezorgpizzeria als detailhandel wordt aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de vestiging van Domino's op deze locatie is toegestaan en dat de vergunning in redelijkheid kon worden verleend. De rechtbank wijst erop dat de zorgen van de eisers over overlast niet relevant zijn voor de beoordeling van de vergunning, en verklaart de beroepen ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 18/3851 en AMS 18/3868

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2019 in de zaken tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

(gemachtigden: V. Vulsma en M. Nelemans)
en

[eiser] , te Amsterdam, eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. V. van Toledo).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
de besloten vennootschap Domino’s Pizza Netherlands B.V., te Gorinchem, vergunninghoudster, hierna: Domino’s,
(gemachtigde: mr. A.H.F. Beiboer);
en
[derde belanghebbende], exploitant van de vestiging van Domino’s aan de [adres] .

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2017 heeft verweerder de aanvraag van Domino’s voor een omgevingsvergunning voor het aanbrengen van een afvoerpijp op het dak van de uitbouw van het pand [adres] begane grond te Amsterdam geweigerd.
Domino’s heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar van 26 april 2018 heeft verweerder het bezwaar van Domino’s gegrond verklaard.
Bij besluit van 11 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het besluit van 15 september 2017 tot weigering ingetrokken en een omgevingsvergunning verleend aan Domino’s voor het aanbrengen van een afvoerpijp op het dak van de uitbouw van het pand [adres] begane grond, met bestemming daarvan tot winkel.
[eiseres] en [eiser] hebben beroep ingesteld tegen het verlenen van deze omgevingsvergunning aan Domino’s.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Domino’s heeft gereageerd op de door [eiseres] en [eiser] ingediende beroepsgronden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2019. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Domino’s heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens was namens Domino’s, [naam] , bedrijfsjurist, aanwezig. Verder is [derde belanghebbende] verschenen.

Overwegingen

De aanleiding voor deze procedures
1. De omgevingsvergunning wordt verleend voor het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)) en voor het gebruiken van de gronden en gebouwen in strijd met een planologische regeling, op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 van de Wabo om af te wijken van het geldende bestemmingsplan “Haarlemmerbuurt/Westelijke eilanden” (hierna: het bestemmingsplan).
2. Omdat de vestiging van Domino’s volgens verweerder onder de definitie van detailhandel in het bestemmingsplan valt, heeft verweerder de omgevingsvergunning voor de afvoerpijp verleend met toepassing van de kruimelgevallenlijst, artikel 4, derde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Door het aanbrengen van de afvoerpijp wordt de maximale bouwhoogte van het bestemmingsplan met één meter overschreden.
De beoordeling van het geschil
3. Hoewel de aanvraag op zich niet het gebruik van het pand betreft, heeft verweerder het gebruik van het pand in zijn beoordeling betrokken omdat een omgevingsvergunning voor de afvoerpijp alleen kan worden afgegeven indien de afvoerpijp dienstig is voor een gebruik conform de bestemming. Met partijen volgt de rechtbank verweerder op dit punt.
4. Eisers hebben hun beroep grotendeels met dezelfde argumenten onderbouwd.
De uitleg van het begrip detailhandel
5. Eisers voeren aan dat Domino’s een distributiecentrum is. De activiteiten van Domino’s vallen niet onder het begrip detailhandel in de zin van het bestemmingsplan, omdat deze zijn aan te merken als een bedrijfsactiviteit. Bedrijfsactiviteiten zijn uitgesloten in de definitie van detailhandel, omdat deze activiteiten niet passen in een reguliere winkelstraat. Het gaat dan bijvoorbeeld om een bouwmarkt. Dat de activiteiten van Domino’s zijn aan te merken als een bedrijfsactiviteit blijkt volgens eisers onder andere uit het feit dat de pizza’s via de achterdeur worden bezorgd, het distributiecentrum niet toegankelijk is voor publiek en de gevolgen voor de omgeving.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Voor de uitleg van het begrip detailhandel zijn de volgende bepalingen in het bestemmingsplan van belang:
Detailhandel is in artikel 1.25 van het bestemmingsplan gedefinieerd als:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel,
tuincentrum en supermarkt worden begrepen.
Op grond van het bestemmingsplan rust op de locatie [adres] onder andere de enkelbestemming ‘Centrum-2’.
Uit artikel 4.1 van de bestemmingsomschrijving volgt dat de voor ‘Centrum-2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(-)
f. -detailhandel met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van smartshops, sekswinkels, minisupermarkten, souvenirwinkels, headshops, seedshops en growshops, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 4.5.1, en
-voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, met inbegrip van een mengformule, met uitzondering van geldwisselkantoren, telefoneerinrichtingen en massagesalons, tenzij op de verbeelding aangeduid, met inachtneming van artikel 4.5.1;
(-).
Op de tot ‘Centrum-2’ bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:
Artikel 4.5.1. Detailhandel en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening
a. Detailhandel en voorzieningen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening zijn uitsluitend in de eerste bouwlaag en de daaronder gelegen bijzondere bouwlaag (kelder, souterrain) van bebouwing toegestaan.
b. Het bedrijfsvloeroppervlak van detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening mag per vestiging niet meer dan 300 m2 bedragen;
c. Voor zover detailhandel en consumentverzorgende dienstverlening ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan een groter bedrijfsvloeroppervlak heeft dan onder b bepaald, mag dit grotere bedrijfsvloeroppervlak worden gehandhaafd.
7. Op de zitting is met partijen gesproken over de uitleg van de definitie detailhandel en de vraag of verweerder de vestiging van Domino’s terecht heeft aangemerkt als detailhandel. De rechtbank geeft de volgende uitleg aan de definitie detailhandel. De zinsnede “anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit” beoogt uit te sluiten van detailhandel de activiteiten waarbij er alleen wordt geleverd aan zelfstandigen of bedrijven. Niet in geschil is dat particulieren bestellen bij Domino’s. De uitsluiting is dus niet van toepassing. De daarna volgende zinsnede “waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt worden begrepen” geeft een nadere duiding van activiteiten die ook onder detailhandel dienen te worden verstaan. De rechtbank vindt steun voor deze uitleg in artikel 4.1 onder f van het bestemmingsplan, waarin een specifieke uitzondering is gemaakt voor minisupermarkten. Anders gezegd: een supermarkt is detailhandel (artikel 1.25 van het bestemmingsplan), anders had een minisupermarkt niet hoeven te worden uitgezonderd (artikel 4.1 onder f van het bestemmingsplan). Verder is voor de uitleg van belang de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 maart 2001. [1] In die uitspraak is geoordeeld dat het gebruik van een pand ten behoeve van een afhaal- en bezorgpizzeria moet worden aangemerkt als detailhandel, reeds omdat sprake is van bedrijfsmatig te koop aanbieden en verkopen van pizza’s en pasta’s. De rechtbank concludeert dat de vestiging van Domino’s onder de definitie detailhandel valt.
De aanwezigheid van de bezorgfietsen en de ervaren overlast
8. Eisers hebben hun zorgen over overlast duidelijk uiteen gezet, maar de rechtbank komt niet toe aan een bespreking van deze beroepsgrond. Het betrokken belang van eisers bij de (ongewenste) aanwezigheid van de bezorgfietsen ligt namelijk te ver weg van de vraag of verweerder terecht een omgevingsvergunning heeft verleend voor het plaatsen van de afvoerpijp.
Conclusie
9. De rechtbank concludeert dat de vestiging van Domino’s op grond van het bestemmingsplan op deze locatie is toegestaan. Verweerder heeft daarom in redelijkheid een omgevingsvergunning kunnen verlenen voor het plaatsen van de afvoerpijp. Dit betekent dat de rechtbank de beroepen van eisers ongegrond zal verklaren.
10. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, voorzitter, en mr. F.L. Bolkestein en mr. A.E.J.M. Gielen, leden, in aanwezigheid van mr. S.E. Berghout, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2001, ECLI:NL:RVS:2001:AB1871.