ECLI:NL:RBAMS:2019:9242

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
13/706826-15 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van Ajaxsupporter voor openlijk geweld in vereniging na incident bij Sportpark De Toekomst

Op 12 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 24-jarige Ajaxsupporter, die werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging op 4 oktober 2015 bij Sportpark De Toekomst in Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het omhoog trekken van een pen van een hek, wat volgens de aanklacht zou zijn gebeurd in het kader van openlijk geweld tegen de toegangshekken van het sportpark. Tijdens de zitting op 28 november 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. C.P. Staal, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R. Zwiers, gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak aanzienlijk is overschreden, aangezien het incident meer dan vier jaar geleden plaatsvond. De vertraging was te wijten aan de gang van zaken rondom de aanhouding en de vervolging van de verdachte, evenals de afhandeling van de zaken van medeverdachten. Ondanks deze overschrijding heeft de rechtbank geoordeeld dat dit niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging.

In de beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank geconcludeerd dat de verdachte geen significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, aangezien hij enkel de pen van het hek omhoog heeft getrokken zonder verdere gewelddadige handelingen. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet is komen vast te staan dat hij openlijk geweld heeft gepleegd in vereniging. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. R.A. Overbosch, en de rechters mrs. C. Klomp en C.P. Bleeker.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/706826-15 (Promis)
Datum uitspraak: 12 december 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.P. Staal, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. Zwiers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 4 oktober 2015 te Amsterdam en/of Duivendrecht, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de Borchlandweg 18 (Sportpark De Toekomst), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meerdere (toegangs)deur(en) en/of (toegangs)hek(ken), welk geweld bestond uit het éénmaal of meermalen omhoog trekken van een pen en/of het open drukken van een/de deur(en) en/of hek(ken).

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsman heeft (zeer) kortgezegd, onder verwijzing naar onder meer de gang van zaken rond en na de aanhouding van verdachte, de bejegening tijdens de inverzekeringstelling, het gebrek aan communicatie omtrent het voortduren en de afhandeling van de strafzaak, de daarmee gepaard gaande onzekerheid voor verdachte verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging te verklaren.
De officier van justitie heeft kortgezegd erkend dat er sprake is van een lange procedure en uitleg gegeven omtrent de achtergrond daarvan en zich op het standpunt gesteld dat hij wel degelijk ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. Er kan in zijn visie voldoende compensatie worden gevonden is zijn gematigde strafvoorstel.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn zeer fors is overschreden. Het feit heeft zich afgespeeld op 4 oktober 2015 en de rechtbank doet nu ruim 4 jaar later uitspraak. De zaak was aangebracht bij de zitting van de politierechter op 17 december 2015. Doordat medeverdachten, van wie de zaken al op twee eerdere zittingen in december 2015 waren aangebracht, door de rechtbank werden vrijgesproken, heeft het Openbaar Ministerie (hierna: OM) de dagvaarding van verdachte voor de zitting van 17 december 2015 ingetrokken en de door haar ingestelde hoger beroepen tegen de vrijspraken van medeverdachten afgewacht. Op 30 april 2018 heeft het gerechtshof Amsterdam arrest gewezen. Hierna heeft het OM met betrekking tot het merendeel van de honderd verdachten ten aanzien van wie nog een vervolgingsbeslissing moest worden genomen, besloten dat hun zaak werd geseponeerd, omdat niet kon worden vastgesteld dat die verdachten geweld hadden gepleegd tegen de toegangshek(ken). Van een selecte groep van 15 verdachten, waaronder deze verdachte, is besloten door het OM om de zaak opnieuw op zitting aan te brengen. Op 31 oktober 2019 heeft het OM daartoe verdachte opnieuw gedagvaard. Ditmaal, na overleg met de Verkeerstoren van de rechtbank, voor een meervoudige strafkamer. Dit alles heeft geleid tot een overschrijding van de redelijke termijn die verdachte op geen enkele manier aangerekend kan worden. Deze vertraging is uitzonderlijk, zeker nu het niet gaat om een complexe zaak. De Hoge Raad heeft echter in het standaardarrest van 17 juni 2008 geoordeeld dat overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot niet-ontvankelijkheid, ook niet in uitzonderlijke gevallen. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van die jurisprudentie.
De rechtbank is het met de raadsman eens dat het OM in meerdere fasen van het strafproces steken heeft laten vallen. Zo heeft het OM bijvoorbeeld verdachten onvoldoende op de hoogte gehouden over voornoemde gang van zaken en is ook niet gebleken dat het OM het gerechtshof heeft verzocht het proces te versnellen. De door de raadsman genoemde omstandigheden zijn echter – ook wanneer deze gezamenlijk worden beschouwd - onvoldoende om de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging te verklaren. Wel zal de rechtbank deze omstandigheden bij de strafmaat meewegen. Nu ook geen andere grond aanwezig is om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, oordeelt de rechtbank dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met aftrek van voorarrest.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Volgens hem heeft verdachte geen significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd. Verdachte probeerde slechts het hek op een nette manier te openen door de pen omhoog te trekken. Toen dat niet lukte, is verdachte weggelopen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is (HR 7 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9029 en HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3029).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door uitsluitend de pen van het hek omhoog te trekken, geen geweldshandeling gepleegd en evenmin is gebleken van enige andere relevante handeling tijdens het incident. De rechtbank acht het ten laste gelegde aldus niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. C. Klomp en C.P. Bleeker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 december 2019.