In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van 986 hennepplanten en het gebruik van valse documenten om een huurovereenkomst te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1989, een huurovereenkomst had afgesloten voor een woning in Amsterdam, waarin de hennepplantage werd aangetroffen. De verdachte had valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties overgelegd om de huur te kunnen betalen, terwijl hij in werkelijkheid een Wajong-uitkering ontving en schulden had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de hennepplanten had aanwezig gehad, maar sprak hem vrij van de diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de diefstal. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uur op, met vervangende hechtenis van 60 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De vordering van de benadeelde partij Liander N.V. werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.