ECLI:NL:RBAMS:2019:9147

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
13/706416-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van hennepplanten en valsheid in geschrift

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van 986 hennepplanten en het gebruik van valse documenten om een huurovereenkomst te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1989, een huurovereenkomst had afgesloten voor een woning in Amsterdam, waarin de hennepplantage werd aangetroffen. De verdachte had valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties overgelegd om de huur te kunnen betalen, terwijl hij in werkelijkheid een Wajong-uitkering ontving en schulden had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de hennepplanten had aanwezig gehad, maar sprak hem vrij van de diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de diefstal. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uur op, met vervangende hechtenis van 60 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De vordering van de benadeelde partij Liander N.V. werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/706416-15 (Promis)
Datum uitspraak: 17 mei 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvend op het adres [GBA-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, en van wat de raadsman van verdachte, mr. S. Ettalhaoui, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 20 juni 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 986 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 20 juni 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 986 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2014 tot en met 20 juni 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest
- door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of
- door elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij beschikbaar te stellen door het (maandelijks) betalen van een of meer elektriciteitsrekening(en);
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 20 juni 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 77715 kWh, in elk geval een een hoeveelheid elektrische energie, (telkens) geheel of ten dele toebehorend aan energiebedrijf Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door verbreking van de verzegeling van de hoofdaansluitkast van de elektriciteitsvoorziening;
3.
hij op of omstreeks 4 juni 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakte en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een werkgeversverklaring en/of een of meer salarisspecificatie(s) als ware het echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte die (ver)vals(t)e werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie(s) heeft getoond en/of (af)gegeven aan [vastgoedbedrijf] (ter verkrijging van een huurcontract van een pand aan de [adres] ) en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat valselijk en/of in strijd met de waarheid (onder meer)
- in die werkgeversverklaring staat vermeld dat verdachte (sinds 1 februari 2012) in dienst is bij [bedrijf] te Amsterdam (als VIP vervoerder) en/of
- in die salarisspecificatie(s) staat vermeld dat verdachte salaris (ten bedrage van 2321,09 euro) heeft ontvangen van [bedrijf] (in de periode van februari 2013 tot en met april 2013)
zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) (telkens) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

3.Voorvragen

De raadsman stelt zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging vanwege een overschrijding van de redelijke termijn van bijna vijf jaar. De ten laste gelegde feiten betreffen de periode januari tot en met juni 2014. De verdediging heeft op geen enkele wijze invloed gehad op de overschrijding. Zo zijn er bijvoorbeeld geen onderzoekswensen ingediend door de verdediging.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt. Nu verdachte niet in verzekering is gesteld en de dagvaarding op 9 april 2019 aan verdachte is gestuurd, stelt de rechtbank vast dat geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in het EVRM.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Ten aanzien van feiten 1 primair/subsidiair en 2
Op 20 juni 2014 is een hennepplantage met 986 planten aangetroffen in een woning op het adres [adres] te Amsterdam. Hierbij is gebruik gemaakt van illegale stroomafname via de hoofdaansluitkast. Aan verdachte is onder 1 primair ten laste gelegd, kort gezegd, het opzettelijk telen dan wel voorhanden hebben van deze hennep, en subsidiair de medeplichtigheid daartoe. Onder 2 is hem de diefstal van 77715 kWh elektrische energie van Liander ten laste gelegd.
4.1.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten bewezen. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte de woning waar de hennepplantage is aangetroffen in de ten laste gelegde periode heeft gehuurd. De maandelijkse huur van € 1.200,- heeft hij telkens betaald, terwijl hij al jaren een Wajong-uitkering van € 700,- per maand ontving en hij schulden had. Verdachte heeft verklaard dat hij in de woning zou gaan samenwonen en dat hij, toen dat niet doorging, de woning heeft onderverhuurd. Uit onderzoek is gebleken dat dit allebei is gelogen. Niet is gebleken dat er iemand in de woning heeft gewoond. Verdachte heeft bekend dat hij een valse werkgeversverklaring en valse salarisspecificaties heeft overgelegd om de woning te kunnen huren. Gezien het voorgaande acht de officier van justitie bewezen dat verdachte de woning heeft gehuurd om hennep te kweken. Verdachte moet tevens verantwoordelijk worden gehouden voor de hennepteelt en de diefstal van stroom.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Verdachte heeft het ten laste gelegde ontkend. Hij heeft verklaard dat hij in de woning wilde gaan samenwonen met zijn toenmalige vriendin, en toen dat niet doorging heeft hij de woning onderverhuurd. Verdachte is niet in de woning geweest en heeft geen wetenschap gehad van de aanwezigheid van de hennepplantage. Het lijkt erop dat verdachte, zonder dat hij het wist, is gebruikt als katvanger door professionele telers. Er is behalve de afgesloten huurovereenkomst geen link tussen verdachte en de aangetroffen hennepkwekerij.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van 986 hennepplanten zoals onder 1 primair is ten laste gelegd en zal verdachte vrijspreken van de diefstal van elektriciteit zoals onder 2 is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft een huurovereenkomst gesloten voor de woning aan de [adres] tegen een maandelijkse huurprijs van € 1.200,-. Om dit voor elkaar te krijgen heeft hij een valse werkgeversverklaring en valse salarisspecificaties overgelegd aan de verhuurder. Dit heeft verdachte tijdens een gesprek in het kader van een handhavingsonderzoek bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) erkend. Verdachte machtigde de verhuurder de huur maandelijks af te schrijven van zijn rekening, terwijl hij een Wajong-uitkering ontving en schulden had en met zijn inkomen niet in staat was de huur te voldoen. Zijn verklaring dat hij in de woning wilde gaan samenwonen met zijn toenmalige vriendin wordt weergesproken door de verklaring van zijn ex-vriendin bij het UWV. Zij heeft gesteld dat zij ten tijde van de huurovereenkomst niet langer een relatie had met verdachte en dat zij nooit plannen heeft gehad om met hem samen te wonen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de woning heeft verhuurd aan een vrouw genaamd [naam] . Hij heeft een (onvolledige) standaard huurovereenkomst overgelegd, waarin juist de clausule over het verbod van het hebben van een hennepplantage in de woning ontbreekt. Wat ook ontbreekt in de overeenkomst zijn enige contactgegevens van [naam] . Als bijlage bij het contract is alleen een kopie van een verblijfsdocument van [naam] bijgevoegd. Deze kopie is onderzocht en navraag bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft uitgewezen dat het verblijfsdocument vals is. Dat [naam] daadwerkelijk bestaat is na onderzoek van de politie niet gebleken. Voorts is in de woning een factuur van Nuon aangetroffen op naam van [naam 2] . Verdachte heeft hierover bij de politie verklaard dat hij niet weet wie dit is. Uit nader onderzoek is echter gebleken dat de overeenkomst met Nuon voor het leveren van elektriciteit, eveneens op naam van [naam 2] , gekoppeld is aan het bankrekeningnummer van verdachte. Verdachte betaalde zodoende niet alleen de huur, maar ook de energierekening van de woning. Gelet op deze omstandigheden vindt de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de woning slechts heeft onderverhuurd en helemaal niets afwist van de hennepplantage, ongeloofwaardig. Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de hennepplantage verhuld en geen openheid van zaken gegeven. Gelet daarop gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de woning aan de [adres] heeft gehuurd om daar een hennepplantage aanwezig te hebben.
Dit alles maakt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte de hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad in de ten laste gelegde periode van 1 juni 2014 tot en met 20 juni 2014. Nu niet duidelijk is geworden wat de rol van verdachte verder precies inhield, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om te kunnen stellen dat verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de teelt van de hennep en de diefstal van elektriciteit (vgl. HR 22 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT6448). Verdachte zal daarom van deze feiten worden vrijgesproken.
4.2
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank is, net als de officier van justitie, van oordeel dat is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde valsheid in geschrift.
De rechtbank overweegt dat verdachte bij het UWV heeft verklaard dat de aan de verhuurder overgelegde werkgeversverklaring en salarisspecificaties vals zijn en door hem zijn gebruikt om de huurovereenkomst te krijgen, hetgeen ook is gebleken uit onderzoek van de politie.

5.Het bewijs

De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring zijn weergegeven in bijlage 1 van dit vonnis.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 juni 2014 tot en met 20 juni 2014 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres] een hoeveelheid van in totaal 986 hennepplanten;
3.
op 4 juni 2013 te Amsterdam telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een werkgeversverklaring en salarisspecificaties, als ware het echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte die valselijk opgemaakte werkgeversverklaring en salarisspecificaties heeft afgegeven aan [vastgoedbedrijf] ter verkrijging van een huurcontract van een pand aan de [adres]
en bestaande die valsheid hierin dat valselijk en in strijd met de waarheid onder meer
- in die werkgeversverklaring staat vermeld dat verdachte sinds 1 februari 2012 in dienst is bij [bedrijf] te Amsterdam als VIP vervoerder en
- in die salarisspecificaties staat vermeld dat verdachte salaris ten bedrage van 2321,09 euro heeft ontvangen van [bedrijf] in de periode van februari 2013 tot en met april 2013
zulks met het oogmerk om die geschriften telkens als echt en onvervalst te gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
De officier van justitie heeft bij haar strafeis in matigende zin rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder en ook niet nadien is veroordeeld voor vergelijkbare feiten. Daarnaast heeft zij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Nu verdachte op 24 juli 2014 als verdachte is gehoord is deze termijn overschreden met 2,5 jaar.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank het Openbaar Ministerie ontvankelijk acht in de vervolging, bij een strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn van bijna vijf jaar. Voorts dient in matigende zin rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor drugsdelicten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft met behulp van een valse werkgeversverklaring en valse salarisspecificaties een huurovereenkomst afgesloten om in de woning aan de [adres] opzettelijk 986 hennepplanten aanwezig te hebben. Verdachte heeft met zijn handelen het vertrouwen geschonden dat de verhuurder mocht stellen in de juistheid van de aan hem verstrekte stukken. Bovendien heeft verdachte hierdoor meegewerkt aan het ontstaan van een zeer brandgevaarlijke situatie voor de overige woningen in het flatgebouw en de bewoners. Daarnaast worden met het kweken van hennep grote illegale winsten behaald. Dit versterkt de georganiseerde misdaad en heeft een sterk corrumperende werking. Verdachte heeft - kennelijk - louter uit eigen winstbejag gehandeld zonder zich te bekommeren over de schade en het gevaar die hij hiermee heeft veroorzaakt.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor teelt van 500 tot 1000 hennepplanten is het oriëntatiepunt 180 uur werkstraf en twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf. Hoewel er in dit geval geen sprake is van de teelt, maar enkel van het aanwezig hebben, zou er in beginsel aanleiding zijn om hoger dan het oriëntatiepunt te straffen gelet op het grote aantal planten en (vooral) gelet op het brandgevaar.
Toch zal de rechtbank geen hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank houdt allereerst rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder of nadien voor dergelijke feiten is veroordeeld. In matigende zin houdt de rechtbank verder rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Hoewel geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, heeft de afhandeling van deze zaak onnodig lang op zich laten wachten. De officier van justitie heeft ter terechtzitting opgemerkt dat hiervoor geen goede reden is en de zaak ten onrechte lang in de kast is blijven liggen. Ten slotte zal verdachte, anders dan de officier van justitie heeft geëist, worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit. De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding met de eis van de officier van justitie mee te gaan en aan verdachte een werkstraf op te leggen van 120 uur.

10.Verbeurdverklaring van het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen: een factuur van Nuon, een GSM-alarm met simkaart en een daarbij behorende verklikker. Deze voorwerpen zijn vermeld op de beslaglijst die als bijlage 2 aan dit vonnis is gehecht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen factuur verbeurd dient te worden verklaard en het in beslag genomen GSM-alarm en de verklikker onttrokken dienen te worden aan het verkeer.
De rechtbank zal gelasten dat de factuur wordt bewaard ten behoeve van de rechthebbende, nu hiermee geen strafbaar feit is gepleegd. De rechtbank ziet geen aanleiding het GSM-alarm en de verklikker te onttrekken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit ervan niet in strijd is met de wet of het algemeen belang. De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder 1 bewezen geachte is begaan, worden de voorwerpen verbeurdverklaard.

11.De vordering benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij Liander N.V., met als gevolmachtigde [naam 3] , vordert € 7.447,83 aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering betreft de schade die het gevolg is van de diefstal met braak die is ten laste gelegd onder feit 2.
11.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft de vordering van de benadeelde partij Liander geheel toewijsbaar geacht en de rechtbank verzocht daarbij op te leggen de schadevergoedingsmaatregel en het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering benadeelde partij af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren aangezien hij vrijspraak van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van elektrische energie heeft bepleit.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren omdat verdachte wordt vrijgesproken van feit 2.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 3
opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen.
Verklaart verbeurd: de voorwerpen 2 en 3 zoals vermeld op de beslaglijst die als bijlage 2 aan dit vonnis is gehecht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van voorwerp 1 dat is vermeld op de beslaglijst die als bijlage 2 aan dit vonnis is gehecht.
Verklaart de benadeelde partij Liander N.V., met als gevolmachtigde [naam 3] , niet- ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 mei 2019.