ECLI:NL:RBAMS:2019:9094

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
8133041 KK EXPL 19-1046
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging werkgebied in kort geding tussen werknemer en werkgever na aanhoudende samenwerkingsproblemen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woonzorg Nederland en een werknemer, aangeduid als [eiser]. De werknemer vorderde dat Woonzorg hem zou toestaan zijn gebruikelijke werkzaamheden te verrichten in het werkgebied Limburg en Brabant, en dat deze wijziging niet eenzijdig door de werkgever mocht worden opgelegd. De werknemer was sinds 2001 in dienst bij Woonzorg en had problemen in de samenwerking met zijn clustermanager, wat leidde tot verschillende interventies zoals coaching en mediation. Ondanks deze inspanningen bleven de problemen bestaan, en Woonzorg stelde voor om het werkgebied van de werknemer te wijzigen.

De kantonrechter oordeelde dat de wijziging van het werkgebied niet onder de instructiebevoegdheid van de werkgever viel, omdat dit buiten het oorspronkelijke werkgebied van de werknemer viel. Echter, de rechter concludeerde dat Woonzorg, gezien de aanhoudende problemen in de samenwerking, voldoende aanleiding had om de wijziging voor te stellen. De rechter beantwoordde drie vragen bevestigend: Woonzorg had in gewijzigde omstandigheden aanleiding gevonden tot het voorstel, het voorstel was redelijk, en de werknemer kon in redelijkheid worden gevraagd het voorstel te aanvaarden. De vorderingen van de werknemer werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Woonzorg.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8133041 KK EXPL 19-1046
vonnis van: 6 december 2019
func.: 8622

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. L.M.J. Corvers
t e g e n

de stichting Stichting Woonzorg Nederland

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Woonzorg
gemachtigde: mr. L.I. Hofstee

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 5 november 2019 heeft [eiser] een voorziening gevorderd. Woonzorg heeft een conclusie van antwoord met producties in het geding gebracht.
Ter terechtzitting van 29 november 2019 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is met zijn gemachtigde verschenen. Namens Woonzorg zijn verschenen de heer [naam 1] en de heer [naam 2] , bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van Woonzorg heeft pleitaantekeningen overgelegd. Na verder debat is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1963, is vanaf 15 augustus 2001 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij Woonzorg in dienst getreden. Zijn functie is Projectleider Technisch Beheer en Ontwikkeling en de overeengekomen arbeidsduur is 36 uur per week.
1.2.
[eiser] is vanaf indiensttreding werkzaam in de regio Zuid, werkgebied Oost-Brabant en Limburg. Hij woont zelf in [woonplaats] . Zijn standplaats was tot 2005 [standplaats 1] , vervolgens [standplaats 2] en sinds 2013 [standplaats 3] .
1.3.
In zijn functie is [eiser] – kort gezegd – verantwoordelijk voor het financieel en technisch beheer van de onderhouds- en investeringsprojecten van Woonzorg. Ongeveer 60 % van de tijd besteedt [eiser] op locatie. De overige tijd verricht hij kantoorwerk, wat ook vanuit huis kan. Eén keer in de 1 à 2 weken bezoekt [eiser] het kantoor in [standplaats 3] . Binnen zijn werkgebied werkt [eiser] vanuit zijn functie nauw samen met de Clustermanager, die verantwoordelijk is voor de klantcontacten en de commerciële kant van het werk. De Clustermanager voor de regio waar [eiser] werkzaam is, is mevrouw [clustermanager] (verder: [clustermanager] ).
1.4.
Op 9 september 2013 is voor het eerst met [eiser] gesproken over problemen in de samenwerking met [clustermanager] .
1.5.
Nadat aanvankelijk een interne medewerker zou proberen te bemiddelen in de samenwerking tussen [eiser] en [clustermanager] , is eind 2015 een mediatontraject met een externe mediator van start gegaan. De mediator liet op 7 maart 2016 het volgende weten:
en [eiser] geven beiden aan verbetering te merken in hun onderlinge samenwerking sinds de start van het mediationtraject. Onderling hebben ze afspraken gemaakt over hun overlegstructuur en hoe ze omgaan met bepaalde vraagstukken. Wanneer [eiser] en [clustermanager] er samen niet uitkomen zullen ze in gezamenlijk overleg hun dilemma voorleggen aan hun leidinggevende.Dit traject is eind 2016 geëindigd.
1.6.
Op 28 februari 2017 stuurde Woonzorg aan [eiser] een brief naar aanleiding van een bespreking op 22 februari 2017. Daarin staat onder meer:
Het onderwerp van gesprek was de gespannen onderlinge samenwerking tussen [clustermanager] en jou. (…)Omdat dit [mediation] traject nog maar kortgeleden (eind 2016) is afgerond waren wij zeer teleurgesteld toen we hoorden dat het jullie nog steeds niet lukt om op een prettige manier samen te werken en de emoties onder controle te houden. (…)Omdat wij van mening zijn dat de oplossing alleen bij jullie te vinden is, krijgen [clustermanager] en jij met ingang van woensdag 1 maart 2017 één maand de tijd om een plan op te stellen om te komen tot een toekomstbestendige manier van samenwerken. Wanneer jullie van mening zijn dat jullie hier ondersteuning bij nodig hebben, bijvoorbeeld van een coach, dan bieden wij jullie uiteraard die mogelijkheid. (…)Mocht het onverhoopt niet lukken om gezamenlijk een plan op te stellen, dan zullen wij de regie overnemen en de noodzakelijke maatregelen nemen. Dit heeft naar alle waarschijnlijkheid consequenties voor je dienstverband. Dit zal ook het geval zijn als jullie wel gezamenlijk een plan opstellen maar niet in staat blijken te zijn om een duurzame samenwerking tot stand te brengen.
1.7.
Op 27 maart 2017 deden [eiser] en [clustermanager] een schriftelijk voorstel tot verbetering van hun samenwerking, met hulp van een coach. Vervolgens is inderdaad een coach ingeschakeld. Op 2 november 2017 deelden [eiser] en [clustermanager] tijdens een evaluatiegesprek mee dat de samenwerking weer goed verliep.
1.8.
Op 16 september 2019 stuurde Woonzorg aan [eiser] een e-mail, ter verduidelijking van een eerdere brief. In deze e-mail staat onder meer:
Op d.d. 28 augustus jl. is er een gesprek met u gevoerd (…). In dit gesprek is u meegedeeld dat wij als organisatie in de afgelopen jaren diverse interventies hebben ingezet, waaronder coaching en mediation – om het langslepende – samenwerkingsprobleem met mevrouw [clustermanager] op te lossen.Helaas hebben die interventies niet tot een oplossing geleid, waardoor nu de laatste mogelijkheid wordt voorgesteld namelijk het vervullen van een passende functie op een andere locatie van Woonzorg Nederland.In het gesprek van 28 augustus is verder niet ingegaan op wie nu de “schuldige” van het samenwerkingsprobleem is, ons motto hierbij is: “Daar waar er twee vechten, hebben er twee schuld”. U verzoekt het voorstel nog verder uit te werken maar ook dat is niet nodig nu u dezelfde functie zult vervullen.Met het aanbieden van de functie van Technisch Manager in de regio [standplaats 3] per 1 oktober a.s. bieden wij u een oplossing in de vorm van een passende functie. (…)
1.9.
[eiser] heeft het aanbod niet geaccepteerd. Vervolgens heeft Woonzorg het voor [eiser] beoogde werkgebied nog aangepast. In een als “voorstel 3” aangeduide tekening zijn twee gebieden als werkgebied van [eiser] aangeduid. Het eerste daarvan omvat Nijmegen en directe omgeving. Het tweede heeft als midden de Biesbosch en wordt ruwweg begrensd door de oostkant van Rotterdam, de zuidkant van Gouda, de zuidkant van Nieuwegein en vervolgens de westkant van [standplaats 3] en de noordkant van [standplaats 1] . In een e-mail van Woonzorg van 11 november 2019 wordt “voorstel 3” onder meer als volgt toegelicht:
Om tot redelijke reisafstanden te komen hebben we de werkgebieden in Zuid aangepast (…) Wij zijn van mening dat wij gelet op de omstandigheden een redelijk voorstel aan je hebben gedaan om je functie voortaan vanuit [standplaats 3] te gaan vervullen. Bovendien is het je toegestaan om – zoals altijd al – veel werkzaamheden vanuit huis te verrichten zodat je je reistijd beperkt. Daarnaast is het gebruikelijk dat je veel reistijd onder werktijd verricht, waardoor de extra tijd die je kwijt zult zijn beperkt blijft. Wat kosten betreft ondervind je ook geen nadeel nu je een leaseauto rijdt.

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert – kort gezegd – dat Woonzorg bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden hem zijn gebruikelijke werkzaamheden te laten verrichten in het werkgebied Limburg en Brabant, op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert [eiser] dat dit wordt meegedeeld aan betrokken medewerkers en externen. Ten slotte vordert [eiser] betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3. [eiser] legt aan de vorderingen ten grondslag dat Woonzorg eenzijdig de arbeidsvoorwaarden wijzigt. Nu een eenzijdig wijzigingsbeding ontbreekt gelden daarvoor strenge eisen, die in de rechtspraak zijn ontwikkeld. Aan die eisen is niet voldaan.
4. Woonzorg voert verweer. Daarop zal hierna waar nodig worden ingegaan.

Beoordeling

5. In een kort geding geeft de kantonrechter een voorlopig oordeel. De centrale vraag die hij in deze zaak moet beantwoorden is of Woonzorg het werkgebied van [eiser] mag wijzigen.
6. Het gewijzigde werkgebied valt buiten het werkgebied waarbinnen [eiser] vanaf het begin van de arbeidsovereenkomst zijn werkzaamheden heeft verricht. De wijziging valt dan niet onder de instructiebevoegdheid van de werkgever. In de arbeidsovereenkomst is niet afgesproken dat Woonzorg eenzijdig arbeidsvoorwaarden mag wijzigen. Of de wijziging is toegestaan moet daarom worden beoordeeld aan de hand van de verplichtingen die [eiser] en Woonzorg over en weer hebben op grond van goed werknemerschap respectievelijk goed werkgeverschap (uitgewerkt in het arrest Hoge Raad 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1847; Stoof/Mammoet).
7. De kantonrechter zal dan de volgende drie vragen moeten beantwoorden:
I. heeft Woonzorg, als goed werkgever, in gewijzigde omstandigheden aanleiding kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van het werkgebied?
II. is, alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemend, het voorstel dat Woonzorg aan [eiser] heeft gedaan redelijk?
III. kan aanvaarding van dit voorstel, in het licht van de omstandigheden van het geval, in redelijkheid van [eiser] , als goed werknemer, gevergd worden?
8. Al deze vragen beantwoordt de kantonrechter bevestigend. Dat betekent dat [eiser] de wijziging van zijn werkgebied moet accepteren. Per vraag wordt dit als volgt toegelicht.
gewijzigde omstandigheden
9. Al sinds 2013 zijn er problemen in de samenwerking tussen [eiser] en [clustermanager] . Ondanks de inzet van onder meer mediation en coaching zijn die problemen niet opgelost. Ter zitting heeft [eiser] ook zelf erkend dat zijn werkrelatie met [clustermanager] nog altijd niet goed is. Onder die omstandigheden heeft Woonzorg voldoende aanleiding om maatregelen te nemen en zo voor een werkbare situatie te zorgen. Dat er na de laatste interventie een periode van (ogenschijnlijke) rust is geweest, maakt niet dat Woonzorg nu niet mag ingrijpen. Woonzorg heeft in 2017 ook met zoveel woorden gewaarschuwd dat zij zelf de regie in handen zou nemen als geen duurzame samenwerking tot stand zou komen.
redelijk voorstel
10. Het voorstel tot wijziging van het werkgebied dat Woonzorg heeft gedaan is redelijk. Met de standplaats [standplaats 3] heeft ook [eiser] zelf geen moeite, daar hoeft hij slechts één keer per 1 à 2 weken te zijn. Bovendien is ter zitting gebleken dat [standplaats 3] ook nu al zijn standplaats is. Het werkgebied heeft Woonzorg zoveel mogelijk aangepast aan de woonplaats van [eiser] . Ook is het werkgebied na bezwaren van [eiser] nog anders ingedeeld. Daardoor ziet het uiteindelijke voorstel op een deel rond Nijmegen waarmee [eiser] ook zelf geen problemen heeft. Een ander deel ligt ten noordwesten van het oude werkgebied van [eiser] . Woonzorg heeft toegezegd dat een groot deel van de extra reistijd in werktijd valt. Zo kan [eiser] bijvoorbeeld eerst thuis werken en dan pas na de files naar een locatie reizen. Hiermee heeft Woonzorg de gevolgen van de wijziging voor [eiser] zoveel mogelijk beperkt.
11. Of ook het werkgebied van [clustermanager] wordt gewijzigd is volgens Woonzorg onzeker. Omdat zij in [woonplaats] woont is het volgens Woonzorg bijna ondoenlijk ook voor haar een alternatief werkgebied te zoeken. Als het al zo zou zijn dat [clustermanager] haar werkgebied behoudt, maakt dat het voorstel ten opzichte van [eiser] nog niet onredelijk. Er is immers geen sprake van een sanctie die aan [eiser] en [clustermanager] wordt opgelegd, maar van een voorstel om een onwerkbare situatie op te lossen. Het is daarbij in beginsel aan de werkgever een keuze te maken voor een passende oplossing, waarbij het soms onvermijdelijk is dat die oplossing voor de ene werknemer grotere gevolgen heeft dan voor de andere.
aanvaarding van het voorstel
12. Van [eiser] mag worden verlangd dat hij het voorstel aanvaardt. Zijn belangrijkste bezwaren zien op het reizen naar het werkgebied ten noordwesten van zijn oude werkgebied en op de tijd die is gemoeid met het inwerken in het nieuwe gebied. Nu het reizen voor een groot deel in werktijd mag gebeuren, zijn de gevolgen van een grotere afstand tot het werkgebied beperkt. Dat [eiser] in zekere mate ook meer eigen tijd aan reizen kwijt zal zijn, maakt nog niet dat hij met het voorstel niet in hoeft te stemmen. Ook overigens mag van [eiser] worden verwacht dat hij zich inzet om zich aan de gewijzigde situatie aan te passen, door zich in het nieuwe werkgebied in te werken. Woonzorg heeft ter zitting toegelicht daarvoor de gelegenheid te zullen bieden, waarbij daar ook bij de te behalen doelstellingen rekening mee gehouden zal worden.
conclusie
13. Het vorengaande betekent dat de vorderingen worden afgewezen.
proceskosten
14. [eiser] krijgt ongelijk en moet de proceskosten van Woonzorg betalen.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot vandaag begroot op € 480,00 voor salaris gemachtigde;
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.