In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 november 2019 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslag van € 51,40 was opgelegd omdat de auto van eiser op 19 november 2018 ter hoogte van een adres in Amsterdam stond zonder dat er parkeerbelasting was betaald. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond in de uitspraak op bezwaar van 20 december 2018. Eiser stelde dat hij met spoed iets moest afleveren bij zijn schoonvader en dat hij geen parkeermeter of bord had gezien, waardoor hij dacht dat hij op een gratis parkeerplek stond.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat er sprake was van betaald parkeren op de locatie waar eiser zijn auto had geparkeerd. De rechtbank wees erop dat de gemeente een informatieplicht heeft, maar dat ook van de parkeerder verwacht wordt dat hij zelf onderzoek doet naar de parkeersituatie. Eiser had ter zitting bevestigd dat hij parkeerautomaten had waargenomen in de buurt van zijn parkeerplek, wat zijn argument dat hij dacht dat er gratis parkeren was niet kon onderbouwen.
De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar adequaat had gereageerd op de bezwaren van eiser en dat er geen motiveringsgebrek was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat hij de mogelijkheid had om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam. De uitspraak werd gedaan door mr. S.E. Reichert, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier.