ECLI:NL:RBAMS:2019:9054

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
19/385
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en motiveringsgebrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 november 2019 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslag van € 51,40 was opgelegd omdat de auto van eiser op 19 november 2018 ter hoogte van een adres in Amsterdam stond zonder dat er parkeerbelasting was betaald. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond in de uitspraak op bezwaar van 20 december 2018. Eiser stelde dat hij met spoed iets moest afleveren bij zijn schoonvader en dat hij geen parkeermeter of bord had gezien, waardoor hij dacht dat hij op een gratis parkeerplek stond.

De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat er sprake was van betaald parkeren op de locatie waar eiser zijn auto had geparkeerd. De rechtbank wees erop dat de gemeente een informatieplicht heeft, maar dat ook van de parkeerder verwacht wordt dat hij zelf onderzoek doet naar de parkeersituatie. Eiser had ter zitting bevestigd dat hij parkeerautomaten had waargenomen in de buurt van zijn parkeerplek, wat zijn argument dat hij dacht dat er gratis parkeren was niet kon onderbouwen.

De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar adequaat had gereageerd op de bezwaren van eiser en dat er geen motiveringsgebrek was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat hij de mogelijkheid had om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam. De uitspraak werd gedaan door mr. S.E. Reichert, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/385
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te Heemstede, eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: C.D.H. Helder).

Procesverloop

Bij besluit van 23 november 2018 (het primaire besluit) heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting (de naheffingsaanslag) opgelegd van € 51,40.
In de uitspraak op bezwaar van 20 december 2018 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2019. Eiser was aanwezig. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Reden voor de naheffingsaanslag
1. De heffingsambtenaar heeft aan eiser de naheffingsaanslag opgelegd, omdat zijn auto met kenteken [nummer] op 19 november 2018 rond 13:56 uur stil stond ter hoogte van de [adres] in Amsterdam terwijl daarvoor geen parkeerbelasting was betaald.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
2. Eiser is het niet eens met de naheffingsaanslag. Eiser voert aan dat hij (met spoed) iets moest afleveren bij zijn schoonvader die net in het [naam] ( [straat 1] ) was opgenomen en dat de doorgang op de [straat 2] was afgesloten en hij wel moest parkeren. Dat heeft hij vervolgens gedaan net na de bocht voor de kruising met de [laan] . Ook voert hij dat hij heeft gezocht naar een bord en/of een parkeermeter, maar die was er niet, zoals ook blijkt uit de door hem overgelegde foto’s. Er was daarom geen parkeertarief kenbaar en hij dacht dat hij op een gratis parkeerplek stond. Eiser heeft een plattegrond overgelegd en daarop getekend wat de situatie ter plekke was.
Verder stelt eiser dat de heffingsambtenaar niet is ingegaan op zijn bezwaargronden, hetgeen zorgt voor een motiveringsgebrek.
3. Volgens vaste rechtspraak [1] moet voor een parkeerder voldoende duidelijk zijn dat op de locatie sprake is van betaald parkeren. Op de gemeente rust daarom een informatieplicht. Dat sprake is van betaald parkeren, kan blijken uit bebording, parkeerapparatuur of andere aanwijzingen in de directe omgeving van de parkeerplaats. Die informatie moet zodanig zijn dat er redelijkerwijs geen misverstand over kan bestaan dat sprake is van een betaaldparkerenregime. Aan de andere kant heeft de parkeerder een onderzoeksplicht. Die houdt in dat van een parkeerder mag worden verwacht dat hij bij aanvang van het parkeren voldoende onderzoekt of ter plekke sprake is van betaald parkeren.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de auto van eiser op de hiervoor genoemde datum en tijd stil stond ter hoogte van de [adres] in Amsterdam. Evenmin is in geschil dat eiser geen parkeerbelasting aan de heffingsambtenaar heeft betaald.
5. Gelet op de foto’s en plattegrond in het dossier kan het standpunt van de heffingsambtenaar worden gevolgd, namelijk dat het regime van betaald parkeren voldoende kenbaar is aangegeven ter hoogte van de [adres] in Amsterdam. Zo blijkt uit de door de heffingsambtenaar overgelegde stukken dat eiser in de buurt van tenminste één parkeerautomaat (16777) parkeerde. Ook blijkt uit een door de heffingsambtenaar overgelegde plattegrond met daarop aangegeven waar het voertuig stond en waar de parkeermeters staan dat er meerdere automaten op korte afstand staan van de parkeerlocatie van eiser. Met de heffingsambtenaar is de rechtbank dan ook van oordeel dat hiermee voldoende duidelijk was dat sprake was van betaald parkeren. Verder heeft de heffingsambtenaar onbetwist gesteld dat het op straat betaald parkeren bekend wordt gemaakt door bebording of parkeerapparatuur en dat de gebieden en tarieven van betaald parkeren ook vermeld worden op onder andere de website
www.amsterdam.nl/parkeren. Bovendien heeft eiser ter zitting bevestigd dat hij lopend vanaf de parkeerplek naar het verzorgingstehuis van zijn schoonvader parkeerautomaten heeft waargenomen, zodat het van hem verwacht had mogen worden om ook zelf actief te onderzoeken of op de plek waar hij zijn auto had neergezet sprake was van betaald parkeren. Hieruit volgt dat eiser niet had kunnen en mogen concluderen dat sprake was van gratis parkeren.
Is sprake van een motiveringsgebrek?
6. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar voldoende heeft gereageerd op hetgeen door eiser in bezwaar is aangevoerd. Immers, zijn bezwaar is er in gelegen dat hij heeft gezocht en gekeken naar parkeermeters, maar dat die er niet stonden. De heffingsambtenaar heeft daarover in de bestreden uitspraak overwogen dat eiser in de buurt van tenminste één parkeerautomaat (16777) parkeerde. Aan de bestreden uitspraak kleeft daarom geen motiveringsgebrek.
7. Bij deze uitkomst bestaat geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht.
8. Eiser heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Reichert, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier, op 26 november 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 12 september 2017 van het gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2017:3863.