In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], die een AOW-uitkering ontving, en de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had de AOW-uitkering van [eiser] per 1 april 2019 herzien naar de norm voor een gehuwde, omdat hij een geregistreerd partnerschap was aangegaan met [naam]. De Svb stelde dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, wat volgens de wet vereist is om als ongehuwd te worden aangemerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] en [naam] elkaar één keer per week ontmoeten en zich naar anderen presenteren als een stel. Ondanks dat [eiser] en [naam] op verschillende adressen wonen en ieder hun eigen huishouding voeren, oordeelde de rechtbank dat deze omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast bij [eiser] lag om aan te tonen dat hij duurzaam gescheiden leefde van [naam].
De rechtbank concludeerde dat de Svb terecht de AOW-uitkering van [eiser] had herzien naar de norm voor gehuwden, omdat niet ondubbelzinnig was aangetoond dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven. Het beroep van [eiser] werd ongegrond verklaard, en er werd geen veroordeling in proceskosten of vergoeding van griffierecht uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.