ECLI:NL:RBAMS:2019:9053

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
19/4283
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW-uitkering naar norm voor gehuwden in geval van geregistreerd partnerschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], die een AOW-uitkering ontving, en de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had de AOW-uitkering van [eiser] per 1 april 2019 herzien naar de norm voor een gehuwde, omdat hij een geregistreerd partnerschap was aangegaan met [naam]. De Svb stelde dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, wat volgens de wet vereist is om als ongehuwd te worden aangemerkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] en [naam] elkaar één keer per week ontmoeten en zich naar anderen presenteren als een stel. Ondanks dat [eiser] en [naam] op verschillende adressen wonen en ieder hun eigen huishouding voeren, oordeelde de rechtbank dat deze omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast bij [eiser] lag om aan te tonen dat hij duurzaam gescheiden leefde van [naam].

De rechtbank concludeerde dat de Svb terecht de AOW-uitkering van [eiser] had herzien naar de norm voor gehuwden, omdat niet ondubbelzinnig was aangetoond dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven. Het beroep van [eiser] werd ongegrond verklaard, en er werd geen veroordeling in proceskosten of vergoeding van griffierecht uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/4283

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser (hierna: [eiser] )

(gemachtigde: mr. E.E. Dekker),
en
de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,verweerder (hierna: de Svb)
(gemachtigde: mr. A.F.L.B. Metz).

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2019 (het primaire besluit) heeft de Svb de uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) van [eiser] per 1 april 2019 herzien naar de norm voor een gehuwde.
Bij besluit van 23 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2019. [eiser] was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
[eiser] ontving vanaf september 2010 een AOW-uitkering naar de norm van een alleenstaande. Vanaf 8 april 2014 is [eiser] een geregistreerd partnerschap aangegaan met [naam] (hierna: [naam] ). [eiser] heeft dit met een formulier in januari 2014 aan de Svb doorgegeven.
1.2.
De Svb heeft aan [eiser] informatie gevraagd over zijn persoonlijke situatie. [eiser] heeft informatie verstrekt. Naar aanleiding daarvan heeft de Svb op 15 april 2015 aan [eiser] meegedeeld dat zijn AOW-uitkering niet wijzigt.
1.3.
De Svb heeft in verband met het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van [naam] bij brief van 22 januari 2019 aan [naam] informatie gevraagd over haar persoonlijke situatie. Ook [eiser] is om informatie verzocht. [eiser] en [naam] hebben informatie verstrekt. Aan [naam] is een AOW-pensioen naar de norm van een gehuwde toegekend.
1.4.
De Svb heeft bij het primaire besluit de AOW-uitkering van [eiser] per 1 april 2019 herzien naar een pensioenbedrag voor een gehuwde vanwege het geregistreerd partnerschap met [naam] . Dit heeft tot gevolg dat [eiser] vanaf die datum minder AOW-uitkering krijgt. [eiser] heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt.
2. Bij het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar ongegrond verklaard, omdat volgens de Svb geen sprake is van duurzaam gescheiden leven.
Standpunt van partijen
3. [eiser] stelt zich op het standpunt dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. Hij heeft nooit met [naam] samengewoond, heeft maximaal één keer per week contact met [naam] en zij presenteren zichzelf naar anderen toe niet als stel. [eiser] heeft zich op het formulier verschreven en [naam] had de vraagstelling verkeerd begrepen. Het hooguit één keer per week aanwezige contact om samen te sporten onderbouwt niet dat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. [eiser] voert aan dat hij en [naam] in 2014 een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan om de zorg van hun meerderjarige meervoudig gehandicapte zoon te waarborgen. [eiser] heeft ter zitting toegelicht dat dit was op advies van een zorgverlener, zodat het curatorschap voor de zoon van [eiser] (beter) gewaarborgd zou zijn wanneer één van de ouders komt te overlijden. Het geregistreerd partnerschap is niet aangegaan om financiële of affectieve redenen. De zoon van [eiser] is onlangs overleden waardoor de reden voor het geregistreerd partnerschap is weggevallen. Het geregistreerd partnerschap is daarom met ingang van 19 augustus 2019 beëindigd.
4. De Svb stelt zich op het standpunt dat het AOW-pensioen van [eiser] per 1 april 2019 terecht is herzien naar de norm voor een gehuwde. De Svb baseert zich erop dat op het formulier onderzoek woonsituatie is aangekruist dat [eiser] en [naam] zich naar anderen presenteren als echtpaar of stel. Verder haalt [eiser] één keer per week [naam] op bij haar huis en gaat met haar naar de sportschool. Verder is op het formulier onderzoek woonsituatie aangegeven dat [eiser] en [naam] een sleutel hebben van elkaars woning. De Svb stelt op grond van deze punten vast dat [eiser] niet duurzaam gescheiden leeft van [naam] . Doorslaggevend hierbij is de mate van contact die [eiser] heeft met [naam] .
Beoordeling door de rechtbank
5.1.
Op de zitting is gebleken dat de Svb naar aanleiding van het beëindigd zijn van het geregistreerd partnerschap het AOW-pensioen van [eiser] met ingang van augustus 2019 weer heeft aangepast naar de norm van een alleenstaande. Daarom strekt de beoordeling in deze zaak zich alleen uit over de periode van 1 april 2019 tot augustus 2019.
5.2.
De hoogte van een AOW-pensioen hangt onder meer af van iemands leefsituatie. Artikel 9 van de AOW onderscheidt een ouderdomspensioen voor de ongehuwde pensioengerechtigde en een ouderdomspensioen voor de gehuwde pensioengerechtigde. Iemand die gehuwd of geregistreerd partner is, ontvangt in beginsel een AOW-pensioen naar de norm voor een gehuwde. Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW, wordt als ongehuwde mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij is gehuwd.
5.3.
In het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk of het aangaan van een geregistreerd partnerschap de betrokkenen de intentie hebben een echtelijke samenleving - al dan niet op termijn - aan te gaan, maar dat het niet is uit te sluiten dat onder omstandigheden vanaf de huwelijksdatum of de datum van het aangaan van een geregistreerd partnerschap, van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken, mits dat ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt.
5.4.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) is van duurzaam gescheiden leven sprake als ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beiden of één van hen gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt alsof hij niet met de ander getrouwd is en het de bedoeling van ten minste één van beide echtgenoten is dat die situatie blijvend is.
5.5.
Dat sprake is van duurzaam gescheiden leven, moet ondubbelzinnig blijken uit de feiten en omstandigheden. Daarbij rust de bewijslast op de AOW-gerechtigde die zich erop beroept dat van duurzaam gescheiden leven sprake is.
6. De rechtbank stelt voorop dat niet doorslaggevend is dat [eiser] en [naam] ieder op een ander adres wonen en ieder hun eigen huishouding voeren. Die omstandigheid is op zichzelf onvoldoende om te kunnen spreken van duurzaam gescheiden leven.
7. Voor zover [eiser] heeft aangevoerd dat hij (soms) kruisjes heeft gezet bij het verkeerde antwoord en dat het formulier onduidelijk is, overweegt de rechtbank dat de door [eiser] aangekruiste antwoorden geheel overeenstemmen met het door [naam] (afzonderlijk) ingevulde formulier onderzoek woonsituatie. Ook heeft [eiser] verder niet onderbouwd dat zijn (eerste) verklaring onjuist is. De rechtbank verwijst in dit kader naar rechtspraak van de Raad waaruit volgt dat een latere ontkenning of nuancering van een verklaring niet maakt dat de eerdere voor onjuist wordt gehouden. [1] De rechtbank gaat daarom uit van de gegevens op de formulieren onderzoek woonsituatie zoals deze door [eiser] en [naam] zijn ingevuld.
8. Wanneer alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen, is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden gebleken dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het door [eiser] ingevulde formulier onderzoek woonsituatie blijkt dat [eiser] en [naam] elkaar één keer per week ontmoeten om te sporten, zich aan anderen presenteren als echtpaar/stel en een sleutel hebben van elkaars woning. Verder betrekt de rechtbank dat uit het door [naam] ingevulde formulier volgt dat het nog niet is voorgekomen dat zij en [eiser] elkaar tijdens ziekte verzorgen, maar dat zij het wel zou (overwegen te) doen. Op de zitting heeft [eiser] verteld dat hij in januari 2019, toen [naam] een operatie had ondergaan, (tweemaal) heeft overnacht bij [naam] om voor haar te zorgen.
9. Nu niet ondubbelzinnig is gebleken dat sprake was van duurzaam gescheiden leven, heeft de Svb terecht de AOW-uitkering van [eiser] per 1 april 2019 herzien naar de norm van een gehuwde.
10. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.T. Kruis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3653.