ECLI:NL:RBAMS:2019:9037

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
8110527 KK EXPL 19-1010
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geldigheid van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 november 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Talpa TV B.V. [eiser] vorderde dat Talpa TV zou moeten toestaan dat hij per 1 november 2019 in dienst treedt bij Format Creation Group B.V., terwijl Talpa TV zich beriep op een concurrentiebeding. De rechter oordeelde dat het concurrentiebeding niet rechtsgeldig was overeengekomen, omdat niet was voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:653 lid 1 BW. [eiser] had de arbeidsovereenkomst waarin het concurrentiebeding was opgenomen niet ondertekend, en de verwijzing naar het Personeelshandboek in de correspondentie was onvoldoende om aan de vereisten te voldoen. De rechter concludeerde dat er geen geldig concurrentiebeding bestond, waardoor de primaire vordering van [eiser] toewijsbaar was. Talpa TV werd veroordeeld in de proceskosten.

In reconventie vorderde Talpa TV om [eiser] te verbieden om zonder toestemming werkzaamheden te verrichten voor een concurrent. Deze vorderingen werden afgewezen, omdat de rechter oordeelde dat Talpa TV onvoldoende belang had bij de toewijzing van deze vorderingen, vooral gezien de verklaring van [eiser] dat hij zich aan het geheimhoudingsbeding zou houden. De rechter wees de vorderingen van Talpa TV af en veroordeelde hen in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8110527 KK EXPL 19-1010
vonnis van: 26 november 2019
func.: 515

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
nader te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. A.C. Siemons,
t e g e n

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TALPA TV B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
nader te noemen: Talpa TV,
gemachtigde: mr. E.C.B. Adriaanse.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 22 oktober 2019, met producties, heeft [eiser] een voorziening gevorderd.
Ter zitting van 19 november 2019 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Talpa TV is verschenen bij [vertegenwoordiger Talpa] , vergezeld door de gemachtigde. Talpa TV heeft op voorhand stukken in het geding gebracht alsmede een eis in reconventie.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

In conventie en in reconventie

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[eiser] is op 1 juli 2015 in dienst getreden van de rechtsvoorgangster van Talpa TV, SBS Broadcasting B.V., op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar in de functie van medewerker Aankoop. In de brief van 10 juni 2015, waarin de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst is bevestigd, is opgenomen dat het concurrentiebeding zoals verwoord in artikel 5 van het Personeelshandboek onverbrekelijk deel uitmaakt van deze arbeidsovereenkomst. De brief is niet voor ontvangst en akkoord door [eiser] getekend.
1.2.
In artikel 5 van het op 24 januari 2012 opgestelde Personeelshandboek van SBS is opgenomen:

5.1 Het is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever, binnen een tijdvak van een jaar na beëindiging van de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst, ongeacht om welke reden deze zal zijn beëindigd, verboden in enigerlei vorm hetzij voor zichzelf hetzij samen met of ten behoeve van een ander, direct of indirect en al dan niet tegen vergoeding werkzaam te zijn voor en/of diensten te verlenen aan en/of financieel belang te hebben in een onderneming die gelijk, gelijksoortig of aanverwant is aan die van werkgever en/of aan haar gelieerde ondernemingen.
5.2
Onverminderd het voorgaande en zo nodig daarnaast is het de werknemer gedurende genoemde periode verboden op enigerlei wijze direct of indirect, contact te onderhouden met of zich te wenden tot bestaande of potentiele relaties/opdrachtgevers van werkgever en/of een van de aan haar gelieerde ondernemingen, op zodanige manier dat daardoor de belangen van de werkgever op enigerlei wijze zouden kunnen worden geschaad.
5.3.
Met een onderneming die gelijk, gelijksoortig of aanverwant is aan die van werkgever en/of gelieerd is aan de onderneming van de werkgever worden bedoeld alle ondernemingen die zich bezighouden met de exploitatie van al dan niet commerciële televisie-, en/of internet- en/of radio-uitzendingen in de meest brede zin des woords indien en voorzover deze uitzendingen zich (mede) richten op het Nederlandstalige grondgebied. (..)”
1.3.
In artikel 6 van het Personeelshandboek van SBS is een geheimhoudingsbeding opgenomen en in artikel 7 een boetebeding.
1.4.
Bij brief van 12 mei 2016 heeft de rechtsvoorgangster van Talpa TV aan [eiser] bevestigd dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2016 zal worden verlengd tot 31 mei 2017. Er is wederom verwezen naar artikel 5 van het Personeelshandboek. De brief is voor akkoord door [eiser] getekend.
1.5.
Bij brief van 21 maart 2017 heeft de rechtsvoorgangster van Talpa TV aan [eiser] een verlenging van de arbeidsovereenkomst aangeboden voor onbepaalde tijd in de functie van medewerker Aankoop. Er wordt verwezen naar artikel 5 van het Personeelshandboek. De brief is niet voor akkoord door [eiser] getekend.
1.6.
Bij brief van 26 juni 2019 met als onderwerp functie en salariswijziging heeft Talpa TV bevestigd dat [eiser] met ingang van 1 juli 2019 is benoemd in de functie van [functie] . In de brief wordt vermeld dat de overige voorwaarden van de huidige arbeidsovereenkomst onverkort gehandhaafd blijven. Ook wordt vermeld dat het concurrentiebeding zoals verwoord in artikel 5 van het Personeelshandboek onverbrekelijk deel uitmaakt van deze arbeidsovereenkomst. De brief is niet door [eiser] ondertekend.
1.7.
Bij e-mail van 19 juli 2019 heeft [eiser] , in reactie op het verzoek van zijn leidinggevende om zijn vraag over het contract op papier te zetten, op het contract gereageerd en opmerkingen gemaakt over het salaris en onkosten.
1.8.
Op 10 september 2019 heeft [eiser] Talpa TV meegedeeld dat hij een baan aangeboden heeft gekregen bij Format Creation Group B.V., onderdeel van het RTL-concern.
1.9.
Bij e-mail van 12 september 2019 heeft [medewerker Talpa TV] , [functie] van Talpa TV, aan [eiser] meegedeeld, voor zover hier van belang:

We hebben afgesproken de voorwaarden rondom het door jou aangekondigde vertrek, waaronder het toepasselijke concurrentiebeding, de komende dagen af te handelen zodat er voor iedereen snel duidelijkheid is.”
1.10.
Tussen partijen is nadien nog correspondentie geweest, zowel via e-mail als Whatsapp.
1.11.
Bij e-mail van 30 september 2019 heeft [eiser] aan Talpa TV meegedeeld zijn arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2019 te beëindigen. In de e-mail is meegedeeld, voor zover hier van belang:

Aangezien ik meerdere malen – zowel in persoon als via de mail – heb geprobeerd duidelijkheid te krijgen over de afwikkeling van mijn vertrek bij Talpa TV, in het bijzonder over de vraag of jullie je op het standpunt stellen dat een concurrentiebeding van toepassing is en zo ja, of er bezwaar is tegen deze overstap, en daar tot op heden geen antwoord is gekomen vanuit het bedrijf, ga ik er vanuit dat er geen probleem en beperking is om per 1 november te beginnen in mijn nieuwe functie. (..)”
1.12.
In reactie heeft Tapa TV in een e-mail van 1 oktober 2019 aan [eiser] meegedeeld, voor zover hier van belang:

Gezien de zeer concurrentiegevoelige informatie die bij jouw functie om de hoek komt kijken, zullen wij jou dan ook houden aan het concurrentiebeding zoals dat contractueel is vastgelegd. (..)”
1.13.
Bij brief van 4 oktober 2019 heeft Talpa TV [eiser] gewezen op het concurrentiebeding en is meegedeeld dat zij deze zal inroepen indien [eiser] in dienst treedt bij dat onderdeel van de RTL Groep.

Vordering in conventie

2. [eiser] vordert dat Talpa TV bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden om primair te gehengen en te gedogen dat [eiser] per 1 november 2019, althans direct na het wijzen van het vonnis, in dienst treedt bij Format Creation Group B.V. te Hilversum. Subsidiair vordert [eiser] dat Talpa TV wordt veroordeeld te gehengen en te gedogen dat hij per 1 februari 20102 in dienst treedt bij Format Creation Group B.V. te Hilversum. Verder vordert [eiser] zowel bij toewijzing van de subsidiaire vordering, dan wel bij afwijzing veroordeling van Talpa TV tot betaling van een vergoeding van € 6.000,00 per maand voor elke maand dat hij aan het concurrentiebeding wordt gehouden, alles met veroordeling van Talpa TV in de kosten van het geding. [eiser] stelt hiertoe dat er tussen hem en Talpa TV geen geldig concurrentiebeding is overeengekomen. Mocht er wel een gelding beding zijn overeengekomen, dan kan Talpa TV gezien haar gedrag daar thans geen beroep meer op doen. Ten slotte stelt [eiser] dat Talpa TV onvoldoende belang heeft bij handhaving van het beding.

Verweer

3. Talpa TV voert aan dat tussen partijen een rechtsgeldig concurrentiebeding is overeengekomen. Zij heeft een groot belang bij handhaving daarvan, nu de nieuwe werkgever van [eiser] een directe concurrent is van haar. Talpa TV bestrijdt dat zij zich zodanig heeft gedragen dat zij thans geen beroep meer kan doen op het beding. De belangenafweging dient in haar voordeel uit te vallen, aldus Talpa TV. Ten slotte bestrijdt Talpa TV dat er aanleiding is voor toewijzing van een vergoeding als bedoeld in artikel 7:653 lid 5 BW.

Vordering in reconventie

4. Talpa TV vordert om [eiser] te verbieden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van haar tot 1 november 2010 in enigerlei vorm hetzij voor zichzelf hetzij samen met of ten behoeve van een ander, direct of indirect en al dan niet tegen vergoeding werkzaam te zijn voor en/of diensten te verlenen aan en/of financieel belang te hebben in een onderneming die gelijk, gelijksoortig of aanverwant is aan die van Talpa TV en/of aan haar gelieerde ondernemingen. Voorts vordert Talpa TV om [eiser] te verbieden tot 1 november 2010 op enigerlei wijze direct of indirect, contact te onderhouden met of zich te wenden tot bestaande of potentiele relaties/opdrachtgevers van Talpa TV en/of een van de aan haar gelieerde ondernemingen, op zodanige manier dat daardoor de belangen van de Talpa TV op enigerlei wijze zouden kunnen worden geschaad. Daarnaast vordert Talpa TV dat [eiser] wordt geboden geheimhouding te betrachten ten aanzien van alle informatie waarmee hij bekend is geworden betreffende SBS6, Net5, Veronica of elk ander onderdeel van Talpa. Ten slotte vordert Talpa TV veroordeling van [eiser] tot betaling van de overeengekomen boete voor iedere overtreding van het concurrentie- relatie en geheimhoudingsbeding, alles met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. Met verwijzing naar hetgeen in conventie als verweer is aangevoerd stelt Talpa TV dat tussen partijen een concurrentie- en relatiebeding geldt en dat [eiser] zich daaraan tot 1 november 2020 moet houden. Verder geldt een geheimhoudingsbeding en heeft zij er belang bij dat zij een executoriale titel krijgt om [eiser] daaraan te houden.

Verweer

5. [eiser] heeft de vorderingen van Talpa TV bestreden en heeft daartoe met verwijzing naar zijn stellingen in conventie allereerst betwist dat tussen partijen een concurrentie- en relatiebeding geldt. Verder heeft hij aangevoerd dat hij zich ervan bewust is dat hij een geheimhoudingsbeding heeft en hij zal zich daaraan houden, zodat Talpa TV geen belang heeft bij toewijzing van dit deel van de vordering.

Beoordeling

In conventie en in reconventie

6. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in conventie en van Talpa TV in reconventie in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.

In conventie voorts

7. Bij de beoordeling geldt tot uitgangspunt dat aan artikel 7:653 lid 1 BW, voor zover die bepaling inhoudt dat een concurrentiebeding schriftelijk moet worden overeengekomen, de gedachte ten grondslag ligt dat in het vereiste van een geschrift een bijzondere waarborg is gelegen dat de werknemer de consequenties van dit voor hem bezwarende beding heeft overwogen. Uit het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:BC0384 (Philips/Oostendorp) volgt dat aan de eis dat een concurrentiebeding schriftelijk is overeengekomen ook kan zijn voldaan indien het concurrentiebeding is opgenomen in arbeidsvoorwaarden die zijn vastgelegd in een ander document dan het document dat de werknemer heeft ondertekend. In dat geval moet zijn voldaan aan een van de twee volgende eisen. De arbeidsvoorwaarden waren als bijlage bij het ondertekende document gevoegd en in dat document is naar die arbeidsvoorwaarden verwezen of de werknemer heeft in het ondertekende document uitdrukkelijk verklaard dat hij instemt met het concurrentiebeding. Deze strikte lijn is door de Hoge Raad nog eens bevestigd in de uitspraak van 3 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:364).
8. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] slechts één exemplaar van de door partijen gesloten arbeidsovereenkomsten daadwerkelijk heeft getekend. Vast staat dat de arbeidsovereenkomst waarin aan [eiser] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangeboden niet door hem is ondertekend. In de brief van 21 maart 2017 die aan hem is verzonden wordt wel verwezen naar het Personeelshandboek, maar dat [eiser] door ondertekening heeft ingestemd met het concurrentiebeding en daarmee daaraan gebonden is, volgt daaruit niet. Allereerst al niet nu [eiser] heeft bestreden dat het Personeelshandboek als bijlage is bijgevoegd, terwijl in de brief van 21 maart 2017 ook niet blijkt van instemming van [eiser] . Dat betekent dat niet is voldaan aan de strikte voorwaarden die door de Hoge Raad zijn gesteld en op basis hiervan het concurrentiebeding niet rechtsgeldig is overeengekomen. Voor de nieuwe arbeidsovereenkomst die aan [eiser] is aangeboden bij brief van 26 juni 2019 geldt hetzelfde. Ook die brief is niet door hem getekend, terwijl niet gebleken is dat het personeelshandboek als bijlage is bijgevoegd. Ook blijkt niet van instemming van [eiser] uit voornoemde brief.
9. Met betrekking tot de wel door [eiser] voor akkoord getekende brief van 12 mei 2016 geldt het volgende. Het betreft hier een volgens de brief op 1 juli 2016 ingaande arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op grond van artikel 7:653 lid 2 BW kan in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ook een concurrentiebeding worden overeengekomen indien de werkgever bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering doet blijken dat dit beding noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang. Tussen partijen is niet in geschil dat een dergelijke motivering niet is opgenomen. Dat brengt mee dat Talpa TV ook aan dit concurrentiebeding geen rechten heeft kunnen ontlenen en dit geen rol speelt bij het antwoord op de vraag of [eiser] thans nog gebonden is aan een concurrentiebeding. Voor zover Talpa TV in dit verband nog heeft betoogd dat dit zou leiden tot vernietigbaarheid en [eiser] deze niet heeft ingeroepen, wordt zij in dit standpunt niet gevolgd, nu voorshands wordt aangenomen dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat het ontbreken van die motivering tot nietigheid van het concurrentiebeding leidt.
10. De omstandigheid dat [eiser] op de hoogte is van het bestaan van een concurrentiebeding, zich bewust is van inhoud en strekking daarvan en de verwijzingen in de brieven niet kan hebben gemist, leidt er niet toe dat hij daarmee aan het beding gebonden is, gelet op de strikte uitleg van het vereiste van schriftelijke vastlegging. Dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de arbeidsvoorwaarden, maakt niet dat aan de wettelijke vereisten is voldaan voor de toepasselijkheid van het concurrentiebeding, omdat daarvoor nu juist nadrukkelijk schriftelijke instemming is vereist zoals hiervoor is weergegeven. Het enkele niet ondertekenen van de verschillende brieven kan in dit verband ook niet gezien worden als handelen in strijd met goed werknemerschap van [eiser] , zoals Talpa TV nog heeft betoogd. Ook de omstandigheid dat [eiser] een financieel tegenvoorstel heeft gedaan in zijn e-mail van 19 juli 2019 en daarin niets heeft gezegd over het concurrentiebeding, brengt nog niet mee dat daarmee is voldaan een het schriftelijkheidsvereiste. Dat zou anders zijn indien hij in die e-mail nadrukkelijk met de toepasselijkheid van het concurrentiebeding had ingestemd, maar daar is geen sprake van. Ten slotte leidt ook het feit dat [eiser] aan Talpa TV heeft gevraagd of het concurrentiebeding tot problemen zal leiden niet tot de conclusie dat het beding daarmee rechtsgeldig is overeengekomen.
11. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat tussen partijen geen concurrentiebeding geldt. Dat betekent dat de primaire vordering van [eiser] als na te melden toewijsbaar is. De subsidiair door [eiser] aangevoerde gronden behoeven dan ook geen bespreking.
12. Talpa TV dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.

In reconventie voorts

13. Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen inzake de geldigheid van het concurrentiebeding, zijn de vorderingen van Talpa TV voor zover deze vorderingen op nakoming daarvan zien, niet toewijsbaar.
14. Met betrekking tot het geheimhoudingsbeding geldt dat [eiser] ter terechtzitting ondubbelzinnig heeft verklaard zich daaraan te zullen houden. Tegen die achtergrond en gelet op het feit dat er op dit moment geen concrete aanwijzingen zijn dat [eiser] zijn toezegging op dit punt niet gestand zal doen, heeft Talpa thans onvoldoende belang bij toewijzing van dit deel van de vordering. Voor zover namens Talpa TV is opgemerkt dat [eiser] er geen last van heeft als dit deel van de vordering wordt toegewezen als hij zich er aan houdt, wordt hieraan voorbij gegaan. Talpa TV dient een concreet belang te hebben en dat belang is in dit geding door haar niet aannemelijk gemaakt.
15. Het vorengaande betekent dat de vorderingen van Talpa TV worden afgewezen. Talpa TV wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten. Deze worden gelet op de samenhang met de vorderingen in conventie, aan de zijde van [eiser] begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:

In conventie

veroordeelt Talpa TV te gehengen en te gedogen dat [eiser] in dienst treedt bij Format Creation Group B.V. te Hilversum;
veroordeelt Talpa TV in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
exploot € 99,01
salaris € 720,00
griffierecht € 81,00
-----------------
totaal € 900,01
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Talpa TV in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat Talpa TV niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.

In reconventie

wijst de vorderingen van Talpa TV af;
veroordeelt Talpa TV in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiser] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.