Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 4 december 2019 in de zaak tussen
[eiseres sub 1] ,
de burgemeester van Amsterdam, verweerder, verder te noemen: de burgemeester
Procesverloop
[eiseres sub 2] ”voor de duur van één week ingetrokken en deze coffeeshop voor dezelfde periode geschrapt van de lijst van inrichtingen waar de verkoop van softdrugs wordt gedoogd.
Overwegingen
[eiseres sub 2]”. Hij beschikt over een exploitatievergunning en een gedoogverklaring voor deze coffeeshop. [eiseres sub 2] is daarnaast opgenomen op de lijst van inrichtingen waar de verkoop van softdrugs wordt gedoogd (de gedooglijst).
verklaring. Bovendien was in die zaak een voorwaardelijke schorsing van kracht tegen de voorlopige hechtenis van de coffeeshop-exploitant. Anders dan in deze zaak, zou de coffeeshop-exploitant de aan de voorwaardelijke schorsing verbonden voorwaarden schenden door een handhavingsbesluit uit te lokken en riskeerde hij daarmee een vrijheidsbenemende maatregel. Naar het oordeel van de Afdeling zou hij om die reden een groter risico op ontneming van zijn vrijheid hebben gelopen, dan het risico op een gevangenisstraf [9] dat de exploitant van een niet-gedoogde coffeeshop in het algemeen loopt wanneer hij een handhavingsbesluit uitlokt.
lijstgeschrapt, maar is de gedoog
verklaringniet ingetrokken. Met de door gemachtigde van de burgemeester gegeven toelichting tijdens de zitting is aannemelijk geworden dat het door de Afdeling genoemde algemene risico op vrijheidsontneming zich hier niet voordoet. De rechtbank maakt uit deze toelichting namelijk op dat binnen de driehoek [11] is afgesproken dat de tijdelijke schrapping van de gedooglijst enkel bestuurlijk wordt gehandhaafd.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover zich dat richt op het schrappen van de gedooglijst;
- verklaart het bezwaar voor zover zich dat richt op het schrappen van de gedooglijst niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 338,- aan [eisers] te vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van [eisers] tot een bedrag van € 1.024,-.
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2019.