ECLI:NL:RBAMS:2019:8942

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
13/144999-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en bedreiging, veroordeling voor voorhanden hebben van MDMA, cocaïne, heroïne en een vuurwapen

Op 28 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995 en gedetineerd. De zaak betreft meerdere tenlasteleggingen, waaronder bedreiging, het voorhanden hebben van een vuurwapen, en het bezit van verdovende middelen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het witwassen van €1.600,-, omdat niet bewezen kon worden dat het geld van misdrijf afkomstig was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan bedreiging van zijn vriendin en haar zus, en aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en drugs. De bedreiging vond plaats op 31 mei 2019, waarbij de verdachte dreigende berichten heeft gestuurd. Op 17 juni 2019 werd in de woning van de verdachte een vuurwapen en drugs aangetroffen. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte over de aanwezigheid van deze voorwerpen niet geloofwaardig, vooral gezien het DNA-onderzoek dat een sterke link naar de verdachte legde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/144999-19 (Promis)
Datum uitspraak: 28 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres verdachte] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zittingen op 25 september 2019 en 14 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. E. Broekhof, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging op de zitting van 25 september 2019 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1.bedreiging van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in Amsterdam op 31 mei 2019;
2.het voorhanden hebben van een vuurwapen en/of 10 kaliber .380 patronen en/of 75 kaliber 12 patronen in Amsterdam op 17 juni 2019;
3.het opzettelijk aanwezig hebben van 10 tabletten MDMA en/of 26,74 gram cocaïne en/of 19,14 gram heroïne in Amsterdam op 17 juni 2019; en,
4.het witwassen van €1.600,- in Amsterdam op 17 juni 2019.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat er wettig en overtuigend bewijs is, nu er een aangifte en foto’s van de berichten in het dossier liggen en verdachte de bedreiging op de zitting heeft bekend.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde ook voldoende wettig en overtuigend bewijs is. In de woning waar verdachte verbleef, werden een vuurwapen, munitie en drugs aangetroffen. Op het vuurwapen is DNA van verdachte aangetroffen en in zijn slaapkamer de 10 patronen, die geschikt zijn om te worden verschoten met het aangetroffen vuurwapen. Verder zijn sleutels in de slaapkamer van verdachte gevonden die toegang geven tot de box, waar 75 hagelpatronen zijn aangetroffen. De vader van verdachte heeft op de zitting verklaard dat er maar één sleutel is van de box en die lag op de dag van de aanhouding in de slaapkamer van verdachte. Aangenomen mag dan ook worden dat hij gebruik maakte van de box en zodoende beschikkingsmacht had over wat zich hier bevond. In de slaapkamer is ook een sleutel gevonden die toegang gaf tot een kast, waar vervolgens drugs zijn aangetroffen. Verdachte had hier ook beschikkingsmacht over. Bovendien is er een pot met nep dope met daarop dactyloscopische sporen van verdachte aangetroffen, wat ook een verband tussen verdachte en verdovende middelen aantoont.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat het geldbedrag is aangetroffen in de slaapkamer van verdachte en verdachte heeft verklaard dat hij het geldbedrag heeft gespaard. Uit het financieel onderzoek blijkt echter dat hij het afgelopen jaar met zijn bedrijf geen omzet heeft behaald. Bovendien worden coupures van € 500,- niet meer door banken verstrekt. Daarnaast is de verklaring van verdachte niet geconcretiseerd.
3.2
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank dit ten laste gelegde feit bewezen kan achten.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het onder 2 en 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in de woning waar verdachte verbleef een vuurwapen, munitie en drugs zijn aangetroffen. In die woning verbleven echter meerdere personen. Het vuurwapen lag gewikkeld in een T-shirt verstopt in een krat in de slaapkamer van zijn vader, een deel van de munitie lag in de box en de drugs lagen in een kast. Verdachte is zich op geen enkel moment bewust geweest van de aanwezigheid van voornoemde voorwerpen. Op basis van het enkele feit dat deze in zijn nabijheid zijn aangetroffen, kan geen bewezenverklaring volgen. De raadsman heeft verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 26 januari 1999 (ECLI:NL:HR:1999:ZD1169).
Het feit dat er een DNA-spoor van verdachte op het vuurwapen is aangetroffen maakt nog niet dat hij de beschikkingsmacht over dat vuurwapen had. DNA kan op verschillende manieren op voorwerpen terechtkomen. Er zijn veel zaken bekend waarin er sprake is van onverklaarbaar DNA op de plaats delict. Bovendien woont verdachte in de woning waar deze voorwerpen zijn aangetroffen en raakt hij alles aan, waardoor er makkelijk DNA op voorwerpen terecht kan komen. Ditzelfde geldt ook voor de dactyloscopische sporen van verdachte die zijn aangetroffen op de pot met nep dope. Verdachte heeft verder een verklaring gegeven over de aangetroffen munitie in de slaapkamer.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij het geldbedrag heeft gespaard en heeft gewisseld bij het casino voor coupures van € 500,-. Uit het financieel onderzoek blijkt dat verdachte eerder kleine bedragen heeft omgewisseld voor grote biljetten en uit het bankafschrift van verdachte blijkt dat er enkele dagen voor 17 juni 2019 € 1.000,- op zijn rekening is gestort door opdrachtgevers. Dit geldbedrag is daarna opgenomen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde feit niet bewezen is. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf en dat verdachte hier wetenschap van had, al dan niet in de zin van voorwaardelijk opzet. Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Bij de doorzoeking van de woning aan de [BRP-adres verdachte] , de woning van de vader van verdachte, is een geldbedrag van € 1.600,- aangetroffen in coupures van € 500,-, € 200,- en € 100,-. Verder zijn er een vuurwapen, munitie en drugs aangetroffen. Het is juist dat het aantreffen van contant geld samen met een vuurwapen, munitie en drugs sprake kan zijn van een witwasvermoeden. Van het aangetroffen geldbedrag kan echter niet worden vastgesteld dat het niet anders kan dan dat het van misdrijf afkomstig is. Zo heeft verdachte een eigen klusbedrijf en is het mogelijk dat het hier handelsgeld betreft. Dat verdachte volgens het financieel onderzoek het afgelopen jaar met zijn bedrijf geen omzet heeft behaald zegt niet zoveel aangezien de termijn van het doen van aangifte nog niet is verstreken. Bovendien gaat het niet om een zodanig groot bedrag dat vermoed moet worden dat het van misdrijf afkomstig moet zijn. Dat een deel van het bedrag bestond uit coupures van € 500,- maakt het voorgaande niet anders. Naar oordeel van de rechtbank is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht, gelet op de aangifte in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte op de zitting, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
3.3.3.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het vuurwapen en de 10 kaliber .380 patronen voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het aangetroffen vuurwapen en munitie zijn volgens de materiedeskundige strafbare goederen in de zin van de Wet wapens en munitie. Om tot een veroordeling te komen voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie in de zin van de Wet wapens en munitie is vereist dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over het vuurwapen en de munitie. Het ruwe deel van het aangetroffen vuurwapen is bemonsterd waarna een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen is aangetroffen. Het aangetroffen hoofdprofiel wordt – met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard – herleid tot verdachte en minimaal één onbekende persoon. Ook op de voorzijde van de loop van dit vuurwapen is een DNA-mengprofiel aangetroffen, waarbij het aangetroffen hoofdprofiel – met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard – wordt herleid tot verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij nog nooit een echt vuurwapen heeft gezien of aangeraakt. De rechtbank acht dit niet geloofwaardig, gelet op de uitkomst van het DNA onderzoek en het feit dat is komen vast te staan dat verdachte 10 patronen voor handen heeft gehad die met het wapen verschoten kunnen worden. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte wist van de aanwezigheid van het vuurwapen in de woning en had hij hierover ook beschikkingsmacht.
In de slaapkamer waar verdachte werd aangehouden zijn in een kluisje 10 .380 kaliber patronen aangetroffen. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij deze patronen daar zelf in had gelegd. Verdachte wist dus van de aanwezigheid van deze munitie en had er ook beschikkingsmacht over.
3.3.4.
Partiële vrijspraak ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
In de box van de woning waar verdachte verbleef is ook munitie aangetroffen, te weten 75 hagelpatronen. Op de zitting heeft verdachte ontkend hier iets van te hebben geweten en heeft hij verklaard dat hij zelden in de box komt. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat verdachte beschikte over een sleutel van de box en hij derhalve toegang had tot die ruimte, onvoldoende is om vast te stellen dat verdachte wist van de aanwezigheid van deze patronen. Daarbij is van belang dat ook andere personen toegang hadden tot de box en dat de patronen niet open in het zicht lagen. Verdachte wordt daarom van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken.
3.3.5.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte drugs voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De verdovende middelen zijn aangetroffen in een kast, welke zich bevond in een bergingsruimte in de woning. Verdachte had toegang tot deze ruimte, hetgeen blijkt uit het feit dat de sleutel van de deur van deze ruimte in zijn slaapkamer is aangetroffen. Bij het betreden van de bergingsruimte kan verdachte de aanwezigheid van de verdovende middelen niet zijn ontgaan, aangezien blijkens het dossier de drugs in de kast open in het zicht lagen. De rechtbank is op grond van deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de drugs zich binnen de machtssfeer van verdachte bevonden en dat hij wetenschap daaromtrent had. De rechtbank acht daarom het opzettelijk aanwezig hebben van de aangetroffen MDMA, cocaïne en heroïne bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 31 mei 2019 te Amsterdam [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] via berichten dreigend de woorden toe te voegen:
- " zeg tegen je zusje, als ik [naam] niet zie, maak ik haar dood"; en,
- " waar ben je, maak ik jouw ook dood".
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 17 juni 2019 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type p99, zijnde een wapen in de vorm van een pistool en 10 patronen (kaliber 380 auto synoniem 9 mm kort) voorhanden heeft gehad; en,
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 17 juni 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 10 tabletten MDMA, 26,74 gram cocaïne en 19,14 gram heroïne, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht ten aanzien van feit 2 bij een bewezenverklaring niet aan te sluiten bij de Amsterdamse oriëntatiepunten voor vuurwapens en explosieven. Deze oriëntatiepunten zouden niet moeten gelden voor delicten gepleegd vóór de publicatie daarvan. Daarnaast heeft hij de rechtbank verzocht, als de rechtbank tot een veroordeling komt, rekening te houden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die voor een bedreiging en voor het voorhanden hebben drugs een geldboete voorschrijven. Voor witwassen, is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf die in deze zaak slechts beperkt zou moeten worden tot enkele dagen in plaats van maanden. Tot slot heeft de raadsman verzocht aan verdachte een taakstraf op te leggen en een voorwaardelijke gevangenisstaf.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn vriendin, de moeder van zijn kinderen, en haar zus. Bedreiging op zichzelf is een naar feit, maar extra kwalijk vindt de rechtbank dat verdachte zich in zeer ernstige bewoordingen heeft uitgelaten en dat na dit incident ook een vuurwapen, met bijbehorende munitie, in de woning van verdachte is aangetroffen. Het illegaal voorhanden hebben van een vuurwapen met de daarbij behorende munitie is een ernstig delict waar streng tegen wordt opgetreden, mede gelet op het gevaar en de dreiging die van dergelijke vuurwapens uitgaat.
Naast het vuurwapen en de munitie, heeft verdachte ook MDMA, cocaïne en heroïne voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs. De verkoop en het gebruik van drugs leidt ook weer tot andere vormen van criminaliteit. Het gebruik ervan is schadelijk voor de samenleving, onder meer vanwege de verschillende soorten criminaliteit die daarmee gepaard gaan.
Wat de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden betreft heeft de rechtbank allereerst gelet op een uittreksel Justitiële Documentatie van 28 augustus 2019, waaruit blijkt dat verdachte in 2015 is veroordeeld voor een geweldsdelict. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om wederom strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 10 september 2019, opgemaakt door N. Boogaard. Uit het rapport blijkt – kort gezegd – onder meer het volgende. Verdachte lijkt met betrekking tot de bedreigingen uit woede te hebben gehandeld en hij is niet in staat geweest zijn woede te kanaliseren of te beheersen. De reclassering vindt, gelet op het getoonde agressieve gedrag in onderhavige zaak, dat er meer onderzoek gedaan moet worden naar mogelijke agressieregulatie problematiek. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog gemiddeld. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en de verplichting tot het realiseren en behouden van dagbesteding in de vorm van een betaalde baan of opleiding.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Voor een bedreiging, is het oriëntatiepunt een geldboete van € 250,-. In deze oriëntatiepunten wordt voor het aanwezig hebben van harddrugs van tussen de 10 en 50 gram, uitgegaan van een taakstraf van 80 uur. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting “vuurwapens en explosieven” die rechters bij de rechtbank Amsterdam hanteren. De rechtbank is van oordeel dat er geen redenen zijn om niet aan te sluiten bij de Amsterdamse oriëntatiepunten voor vuurwapens en explosieven van mei 2019. Deze oriëntatiepunten zijn weliswaar na het plegen van onderhavige feiten bekendgemaakt, maar hiermee is niets veranderd met betrekking tot de strafbaarheid daarvan en de maximaal op te leggen straf. Er is derhalve geen sprake van een inbreuk op het legaliteitsbeginsel. Voor het voorhanden hebben van – enkel – een vuurwapen in een woning is het uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Voor het voorhanden hebben van munitie tot 50 stuks, is het uitgangspunt een geldboete van € 150,- tot € 350,-. De rechtbank zoekt aansluiting bij deze oriëntatiepunten maar ziet de combinatie van bewezenverklaarde feiten, bedreiging, het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijpassende munitie en verdovende middelen, als strafverzwarend. Gelet hierop kan niet worden volstaan met een werkstraf en een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf.
De rechtbank zal, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en gelet op het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt, bij de straftoemeting afwijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden. De rechtbank zal daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende geldbedrag in beslag genomen:
 2019125005-5765268: 1600 EUR.
.
De officier van justitie heeft gevorderd het inbeslaggenomen geldbedrag verbeurd te verklaren, nu het geld is witgewassen.
De raadsman heeft geen standpunt ten aanzien van het beslag genomen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten omdat hij wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde witwassen van dit geldbedrag.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde moet zich na oproep melden bij Reclassering Nederland aan de [adres reclassering] melden. Hierna moet hij zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Gedurende deze periode moet veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Dit betekent dat de toezichthouder veroordeelde adviezen geeft die betrekking hebben op zijn handel en wandel. Met als doel om hem zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden, als ook te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde is verplicht zich te laten behandelen door bij de Waag, Inforsa of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering. Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
Veroordeelde is verplicht om een dagbesteding in de vorm van een betaalde baan of opleiding te realiseren danwel te behouden. Hierin stelt hij zich controleerbaar op.
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de
teruggaveaan
[verdachte]van:
2019125005 – 5765268: 1600 EUR.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en Y. Moussaoui, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 28 november 2019.