ECLI:NL:RBAMS:2019:8774

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
22 november 2019
Zaaknummer
13/751779-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over overleveringsverzoek Litouwen met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 19 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een overleveringsverzoek van Litouwen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1997 in Litouwen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is en momenteel in detentie zit. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de vordering van de officier van justitie behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in de Kaunas Remand Prison, maar dat dit gevaar wel bestaat in de Pravieniškės Correction House-Open Prison Colony. Hierdoor is de rechtbank verplicht om te onderzoeken of de opgeëiste persoon in deze laatste instelling kan worden beschermd tegen dergelijke behandelingen.

De rechtbank heeft de officier van justitie verzocht om aanvullende informatie van de Litouwse autoriteiten over de detentieomstandigheden in Pravieniškės Correction House-Open Prison Colony. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak geschorst en het onderzoek heropend om de nodige vragen aan de Litouwse autoriteiten voor te leggen. De uitspraak benadrukt de noodzaak om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet wordt blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling tijdens zijn detentie in Litouwen. De rechtbank heeft ook de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk in de Litouwse taal bevolen, en het onderzoek zal op een later tijdstip worden hervat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751779-19
RK nummer: 19/5240
Datum uitspraak: 19 november 2019
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 september 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 augustus 2019 door de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 november 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. S. Pijl, advocaat te Amsterdam. De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord. De raadsvrouw heeft verklaard door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk gemachtigd te zijn namens hem het woord te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Ruling of Plungė District Court, dated 24 July 2019, to replace the former coercive measure of the written pledge not to leave the country by the arrest (criminal case No. 1-80-588/2019, Trial proceeding No. 1-01-1-11156-2018-8/).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Litouws recht strafbare feiten.

4.Bevoegdheid van de uitvaardigende justitiële autoriteit

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 24 oktober 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:8025) waarin zij heeft geoordeeld dat de Litouwse officier van justitie (de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania) voldoet aan de vereisten om als een “uitvaardigende rechterlijke autoriteit” in de zin van artikel 6, lid 1, van Kaderbesluit 2002/584 te worden aangemerkt.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Litouws recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.Detentieomstandigheden: heropening van het onderzoek

6.1.
Inleiding
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 20 augustus 2019 in een andere overleveringszaak (ECLI:NL:RBAMS:2019:6202), in het licht van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 5 april 2016 in de zaken Aranyosi en Căldăraru (C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:140 en ECLI:EU:C:2016:198), geoordeeld dat het rapport van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) over Litouwen van 7 april 2017 bewijzen bevat dat – wegens de buitengewone niveaus van geweld, intimidatie en uitbuiting – een reëel gevaar bestaat dat personen die in Litouwen worden gedetineerd in de detentie-instellingen
Alytus Correction Home,
Marijampolė Correction Homeen
Pravieniškės Correction Homeonmenselijk of vernederd worden behandeld.
Op grond van het door het HvJ EU in de zaken Aranyosi en Căldăraru geschetste toetsingskader dient de rechtbank vervolgens te onderzoeken of het in het algemeen bestaande reële gevaar dat gedetineerden in deze detentie-instellingen onmenselijk of vernederend zullen worden behandeld, voor de opgeëiste persoon wordt weggenomen.
Derhalve heeft de rechtbank de officier van justitie verzocht onderstaande vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
1.
Zal de opgeëiste persoon – indien zijn overlevering wordt toegestaan – waarschijnlijk worden geplaatst in de detentie-instellingenAlytus Correction Home
,Marijampolė Correction Home
ofPravieniškės Correction Home
?
2.
Indien de voorgaande vraag met “ja” wordt beantwoord:
a.
Zal de opgeëiste persoon in deze detentie-instelling concreet kunnen worden beschermd tegeninter-prisoner violence, intimidation and exploitation
als omschreven in het rapport van het Comité voor de preventie van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) van 25 juni 2019?
b.
Zo ja, op welke wijze?
Blijkens aanvullende informatie van de
Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuaniavan 25 oktober 2019 zal de opgeëiste persoon ofwel in
Kaunas Remand Prisonofwel in
Pravieniškès Correction House-Open Prison Colonyworden geplaatst.
6.2.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft ten aanzien van
Pravieniškès Correction House-Open Prison Colonybetoogd dat – kort gezegd – (voor zover van toepassing) aansluiting moet worden gezocht bij de tussenuitspraak van 29 oktober 2019 in een andere overleveringszaak (ECLI:NL:RBAMS:2019:8088), waarin aanvullende vragen zijn gesteld met betrekking tot
Pravieniškès Correction House-Open Prison Colony.
Voorts heeft de raadsvrouw ten aanzien van
Kaunas Remand Prisonbetoogd dat – kort gezegd – moet worden geoordeeld dat ten aanzien van deze detentie-instelling eveneens een reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederd worden behandeld.
6.3.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van
Pravieniškès Correction House-Open Prison Colonyaangesloten bij het standpunt van de raadsvrouw en verzocht de behandeling van de zaak aan te houden, teneinde aanvullende informatie op te vragen.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het reëel gevaar dat personen die worden gedetineerd in de detentie-instellingen
Alytus Correction Home,
Marijampolė Correction Homeen
Pravieniškės Correction Homeonmenselijk of vernederend worden behandeld, en de opgeëiste persoon blijkens de informatie van 25 oktober 2019 in
Kaunas Remand Prisonof in
Pravieniškès Correction House-Open Prison Colonyzal worden geplaatst, moet de rechtbank, alvorens zij kan beslissen op het overleveringsverzoek, weten in welke van deze twee penitentiaire inrichtingen de opgeëiste persoon na aankomst in Litouwen zal worden gedetineerd.
Pravieniškès Correction House-Open Prison Colony
Indien het antwoord luidt dat de opgeëiste persoon in
Pravieniškès Correction House-Open Prison Colonyzal worden geplaatst, rust op de rechtbank de verplichting om te beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon dit gevaar zal lopen vanwege de te verwachten omstandigheden van zijn detentie in
Pravieniškès Correction House-Open Prison Colonyof dat – zoals hiervoor al kort uiteengezet – dit gevaar voor de opgeëiste persoon kan worden weggenomen.
Om die reden moet de rechtbank de uitvaardigende justitiële autoriteit in Litouwen om alle noodzakelijke aanvullende gegevens verzoeken met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in
Pravieniškès Correction House-Open Prison Colonyzal worden gedetineerd.
Kaunas Remand Prison
De rechtbank is – anders dan de raadsvrouw – van oordeel dat niet kan worden geoordeeld dat ten aanzien van
Kaunas Remand Prisoneen reëel gevaar bestaat dat personen die in die detentie-instelling zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld. De rechtbank verwijst in dit verband in de eerste plaats naar haar jurisprudentie waarin ten aanzien van de
personal spaceaansluiting wordt gezocht bij de ondergrens als bepaald in de uitspraak van het EHRM van 20 oktober 2016, met kenmerk: 7334/13 (Muršić/Kroatië), te weten 3 m2. Gelet op aanvullende informatie – verstrekt op verzoek van het Openbaar Ministerie – volgt dat gedetineerden in
Kaunas Remand Prison3,6 m2
personal spacetot hun beschikking hebben. De rechtbank beschikt daarbij niet over voldoende andere objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden in
Kaunas Remand Prisonom tot de conclusie te kunnen komen dat ter zake een reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling moet worden aangenomen. De rechtbank zal ten aanzien van deze detentie-instelling derhalve geen vragen formuleren.
Conclusie
Gelet hierop zal de rechtbank het onderzoek ter zitting heropenen voor het stellen van de volgende vragen:
In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Litouwen worden geplaatst, inKaunas Remand Prison
of inPravieniškès Correction House-Open Prison Colony
?
Indien de opgeëiste persoon inPravieniškès Correction House-Open Prison Colony
wordt geplaatst:
a.
Zal de opgeëiste persoon in deze detentie-instelling concreet kunnen worden beschermd tegeninter-prisoner violence, intimidation and exploitation
als omschreven in het rapport van het Comité voor de preventie van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) van 25 juni 2019?
b.
Zo ja, op welke wijze?

7.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 6.4 genoemde vragen aan de Litouwse uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
BEVEELTdat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen zitting.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsvrouw van de opgeëiste persoon.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Litouwse taal. Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. A.F. van Hoorn en N.M. van Waterschoot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 november 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.