ECLI:NL:RBAMS:2019:8661

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
13/684000-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht; overvallen op winkels; geweld in het openbaar vervoer; PIJ-maatregel

Op 20 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die betrokken was bij meerdere gewapende overvallen en geweldsdelicten. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers waren ingediend, gevoegd behandeld. De verdachte was gedetineerd in een Justitiële Jeugd Inrichting en werd bijgestaan door een raadsman. De officier van justitie vorderde een jeugddetentie van één jaar en de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank heeft de feiten beoordeeld, waaronder de overvallen op winkels en geweld in het openbaar vervoer, en heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en mishandeling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een reactieve hechtingsstoornis en een normoverschrijdend gedragsstoornis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, maar dat de ernst van de feiten en het recidiverisico een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel rechtvaardigden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie en de PIJ-maatregel opgelegd, met inachtneming van de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13/684000-19 (A); 13/131302-19 (B); 13/172101-19 (C)
Datum uitspraak: 20 november 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [adres 1] ,
gedetineerd in de Justitiële Jeugd Inrichting [naam justitiële jeugd inrichting] .
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Ang en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. O.O. van der Lee, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat naar voren is gebracht door mevrouw [persoon 13] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [persoon 14] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en de vader van verdachte.
Daarnaast is ter terechtzitting verschenen mevrouw [persoon 15] van Slachtofferhulp Nederland, namens de benadeelde partij [persoon 4] .
Tevens zijn ter terechtzitting verschenen de benadeelde partij mevrouw [persoon 6] , bijgestaan door haar advocaat L. Tastan, een tolk Bulgaars, en haar partner en dochter.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A:
1.
Primair:
hij op of omstreeks 29 december 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, met
het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld [persoon 1] en/of [persoon 2] (beiden werkzaam bij
winkelbedrijf [naam winkelbedrijf] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan winkelbedrijf [naam winkelbedrijf]
(gevestigd [straat] ) toebehoorde, door (in voornoemde winkel)
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of voor
te houden aan voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of
- voornoemde [persoon 1] (met kracht) bij diens arm vast te pakken en/of mee te
nemen en/of tegen voornoemde [persoon 1] te zeggen dat zij met hem, verdachte
mee moest lopen en/of de kassa moest openen en/of
- tegen voornoemde [persoon 2] te zeggen: "Opkankeren jij of oprotten jij",
althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [persoon 2] (met kracht) te schoppen en/of te trappen in/tegen diens
buik, althans tegen diens lichaam;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 29 december 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam winkelbedrijf]
(gevestigd [straat] ), in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 1] en/of [persoon 2]
(beiden werkzaam bij voornoemde winkel), gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte (in voornoemde winkel)
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond en/of
voorgehouden aan voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of
- voornoemde [persoon 1] (met kracht) bij diens arm heeft vastgepakt en/of
meegenomen en/of tegen voornoemde [persoon 1] heeft gezegd dat zij met hem,
verdachte mee moest lopen en/of de kassa moest openen en/of
- tegen voornoemde [persoon 2] heeft gezegd: "Opkankeren jij of oprotten jij",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [persoon 2] (met kracht) heeft geschopt en/of getrapt in/tegen diens
buik, althans tegen diens lichaam;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
2.
Primair:
hij op of omstreeks 10 december 2018 te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld [persoon 3] (werkzaam in de zonnestudio [naam zonnestudio] ,
gelegen aan de [adres 2] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een
geldbedrag (ongeveer 840,- euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan voornoemde [persoon 3] en/of aan voornoemde zonnestudio [naam zonnestudio]
toebehoorde, door (in voornoemde zonestudio)
- eenmaal of meermalen tegen voornoemde [persoon 3] te roepen: "Geld, kassa maak
open" en/of "Waar is de kluis?", althans (telkens) woorden van gelijke aard
en/of strekking en/of
- een hamer, althans een hard voorwerp, aan voornoemde [persoon 3] te tonen en/of
voor te houden en/of
- achter de balie en/of naast voornoemde [persoon 3] te gaan lopen en/of staan;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 10 december 2018 te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een kassa van zonnestudio
[naam zonnestudio] , gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een geldbedrag
(van ongeveer 840,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan voornoemde zonnestudio [naam zonnestudio] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen [persoon 3] (werkzaam in voornoemde zonnestudio), gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- eenmaal of meermalen tegen voornoemde [persoon 3] heeft/hebben geroepen: "Geld,
kassa maak open" en/of "Waar is de kluis?", althans (telkens) woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of
- een hamer, althans een hard voorwerp, aan voornoemde [persoon 3] heeft/hebben
getoond en/of voorgehouden en/of
- achter de balie en/of naast voornoemde [persoon 3] is gaan lopen en/of staan;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
3.
Primair:
hij op of omstreeks 21 december 2018 te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld [persoon 4] (werkzaam bij zonnestudio [naam zonnestudio]
gelegen aan de [adres 2] ) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
geldbedrag (van ongeveer 179,- euro), in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan die voornoemde zonnestudio toebehoorde, door (in voornoemde
zonnestudio)
- een bivakmuts op te zetten en/of te dragen teneinde herkenning te voorkomen
en/of om schrik aan te jagen en/of
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of voor
te houden aan/bij voornoemde [persoon 4] en/of
- tegen voornoemde [persoon 4] te roepen: "Geef het geld" en/of "Doe de kassa
open", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de nek, althans het lichaam van voornoemde [persoon 4] vast te pakken en/of
- voornoemde [persoon 4] eenmaal of meermalen te duwen;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 21 december 2018 te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een kassa van zonnestudio
[naam zonnestudio] gelegen aan de [adres 2] ) heeft/hebben weggenomen een
geldbedrag (van ongeveer 179,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan voornoemde zonnestudio [naam zonnestudio] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [persoon 4] (werkzaam in voornoemde zonnestudio), gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere(n) de vlucht
mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
en/of zijn mededader(s), opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
- een bivakmuts heeft/hebben opgezet en/of gedragen om herkenning te voorkomen
en/of om schrik aan te jagen en/of
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getoond
en/of voorgehouden aan/bij voornoemde [persoon 4] en/of
- tegen voornoemde [persoon 4] heeft/hebben geroepen: "Geef het geld" en/of "Doe
de kassa open", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of
- de nek, althans het lichaam van voornoemde [persoon 4] heeft/hebben vastgepakt
en/of
- voornoemde [persoon 4] eenmaal of meermalen heeft/hebben geduwd;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
4.
(gevoegde zaak 684012-19)
hij op of omstreeks 14 januari 2019 te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer
personeelsleden (in het dossier aangeduid met medewerker A en/of B en/of C
en/of D en/of E), werkzaam in de jeugdinstelling de [naam jeugdinstelling] heeft/hebben
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door die voornoemde A en/of B en/of C en/of D en/of E dreigend
de woorden toe te voegen: "Kom dan, dan maak ik jullie dood", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
5.
(gevoegde zaak 684012-19)
hij op of omstreeks 14 januari 2019 te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en wederrechtelijk een of meer ramen en/of pannen en/of keukenkastjes en/of
een magnetron en/of stoelen en/of een waterkoker en/of een wandklok en/of een
tosti-apparaat en/of ander meubilair (van de jeugdinstelling de [naam jeugdinstelling] ,
gevestigd [adres 3] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan voornoemde jeugdinstelling de [naam jeugdinstelling] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een of meer stoelen en/of
andere meubilair, althans voorwerpen, te gooien en/of te slaan tegen een of
meer raam/ramen en/of een of meer pannen en/of keukenkastjes en/of een
magnetron en/of stoelen en/of een waterkoker en/of een wandklok en/of een
tosti-apparaat en/of ander meubilair kapot te gooien en/of te slaan;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
6.
(gevoegde zaak 689013-19)
hij op of omstreeks 30 december 2018 te Amsterdam, althans in Nederland,
opzettelijk [persoon 5] (zijnde hoofdagent bij de politie Eenheid Amsterdam),
in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar de woorden toe
te voegen: "Jij bent een kankerslet", althans woorden van gelijke beledigende
aard en/of strekking;
(artikel 267 Wetboek van Strafrecht)
7.
(gevoegde zaak 689031-19)
Primair:
hij op of omstreeks 06 december 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [persoon 6] (werkzaam bij [naam supermarkt]
) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan die voornoemde [naam supermarkt] en/of
voornoemde [persoon 6] toebehoorde, door (in voornoemde supermarkt)
- een hamer, in elk geval een scherp en/of hard voorwerp, te tonen en/of voor
te houden aan voornoemde [persoon 6] en/of
- eenmaal of meermalen slaande bewegingen te maken met die hamer, in elk geval
dat scherpe en/of harde voorwerp in de richting van voornoemde [persoon 6]
en/of
- aan voornoemde [persoon 6] om geld te vragen en/of
- op en/of over en/of achter de toonbank in voornoemde supermarkt te klimmen
en/of te springen en/of
- aan de kassa in voornoemde supermarkt te trekken;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 06 december 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 6] en/of aan [naam supermarkt]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 6] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
(in voornoemde supermarkt)
-een hamer, in elk geval een scherp en/of hard voorwerp aan voornoemde
[persoon 6] heeft/heben getoond en/of voorgehouden en/of
-een of meermalen slaande bewegingen heeft/hebben gemaakt met een hamer, in
elk geval een scherp en/of hard voorwerp in de richting van voornoemde
[persoon 6] en/of
-aan voornoemde [persoon 6] om geld heeft/hebben gevraagd en/of
-op en/of over en/of achter de toonbank is geklommen en/of te gesprongen en/of
-aan de kassa heeft/hebben getrokken;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
Zaak B:
1.
hij op of omstreeks 30 mei 2019 te pleegplaats Amsterdam, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om [persoon 7] , opzettelijk van het leven te beroven, eenmaal
of meermalen voornoemde [persoon 7] met een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp in de borststreek en/of rug en/of hand
heeft/hebben gestoken en/of gesneden, welke poging doodslag werd
gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten
diefstal in vereniging, en welke poging doodslag werd gepleegd met het
oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te
maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan
andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het
wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art
47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 30 mei 2019 te Amsterdam , in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders
toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf Albert Heijn (vestiging
[vestiging] te Amsterdam ), heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [persoon 8] en/of [persoon 7] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging
met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
opzettelijk dreigend en/of gewelddadig (met kracht) eenmaal of
meermalen
- voornoemde [persoon 8] bij de (rechter)schouder heeft/hebben
vastgepakt en/of gegrepen en/of aan de schouder omhoog heeft/hebben
getrokken en/of voornoemde [persoon 8] heeft/hebben geduwd richting de
kassa en/of
- voornoemde [persoon 8] een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp heeft/hebben voorgehouden en/of getoond en/of met
voormeld mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de richting
van voornoemde [persoon 8] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden
en/of
- voornoemde [persoon 8] (daarbij) dreigend de woorden heeft/hebben
toegevoegd “Maak die kankerkassa open!” en/of “Lopen!” en/of “Geef
me een zak!”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of
- ( met kracht) een deksel in elk geval een zwaar en hard voorwerp te
slaan en/of te gooien in de richting van voornoemde [persoon 7]
- voornoemde [persoon 7] met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp in de borststreek en/of rug en/of hand heeft/hebben gestoken
en/of gesneden tengevolge waarvan voornoemde [persoon 7] zwaar
lichamelijk letsel, te weten een klaplong heeft bekomen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
3.
Primair:
hij op of omstreeks 29 mei 2019 te Amsterdam , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een
scooter, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten
aan [persoon 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming, een valse
sleutel;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1
Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 mei 2019 tot en met 30 mei 2019 te
Amsterdam , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een scooter
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en
zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen
van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(art 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Zaak C:
hij op of omstreeks 3 april 2018 te Amsterdam , in elk geval in Nederland,
[persoon 10] heeft mishandeld door eenmaal of meermalen (met
kracht) op/tegen het gezicht/hoofd, in elk geval tegen het lichaam van
voornoemde [persoon 10] te slaan en/of te stompen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

[naam winkelbedrijf]
De rechtbank acht -met de officier van justitie en de raadsman- niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak A onder 1 primair ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
[naam zonnestudio]
De rechtbank acht -anders dan de officier van justitie en met de raadsman- niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak A onder 2 en 3 ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt weliswaar dat verdachte door verbalisanten zou zijn herkend op (een still van de) camerabeelden van de overvallen, maar deze herkenningen voldoen niet aan het hiervoor geldende toetsingskader. De still is niet erg duidelijk of helder en het gezicht van de persoon op de still is niet volledig in beeld, waardoor weinig gezichtskenmerken te zien zijn. Juist in dat geval is van belang hoe goed de herkenner de verdachte kent. Immers, hoe beter men de verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. De verbalisanten hebben verklaard verdachte van –slechts- één (en dezelfde) aanhouding te kennen. Nu zij hem niet kennen van meerdere ontmoetingen komt dit de betrouwbaarheid van de herkenning niet ten goede. Daarbij komt dat verbalisanten hebben verklaard ten tijde van de aanhouding van verdachte (onder andere) een hamer bij hem te hebben aangetroffen, gelijkend op de hamer die tijdens één van de overvallen is gebruikt. Niet kan dus worden uitgesloten dat de herkenning van verbalisanten daardoor is beïnvloed. Gelet op al deze omstandigheden acht de rechtbank de herkenningen onvoldoende betrouwbaar om alleen daarop de betrokkenheid van verdachte te baseren. Ook overigens is geen sprake van bewijsmiddelen die de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde kunnen ondersteunen. Uit de reisinformatie blijkt niet dat verdachte kort voor of na en dichtbij de overvallen in- of uitgecheckt heeft bij het openbaar vervoer. Daarnaast is de bij verdachte aangetroffen hamer onvoldoende identificerend en zijn de bij hem aangetroffen schoenen op het oog niet identiek aan die van de overvallers, de fluorescerende rand op de zool aan de hielzijde ontbreekt bij de schoen die op de still te zien is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er derhalve onvoldoende aanknopingspunten op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan tweemaal afpersing/diefstal met geweld op zonnestudio [naam zonnestudio] .
De [naam jeugdinstelling]
De rechtbank acht -anders dan de officier van justitie en met de raadsman- niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak A onder 4 ten laste is gelegd. Uit het dossier blijkt dat de aangever van collega’s heeft gehoord dat de medeverdachte de tenlastegelegde bedreigingen heeft geuit. Daartegenover is er een getuige die heeft verklaard dat verdachte (ook) bedreigende woorden heeft geuit. Deze verklaring wordt echter niet ondersteund door andere verklaringen of bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van bedreiging.
[naam supermarkt]
De rechtbank acht -anders dan de officier van justitie en met de raadsman- niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak A onder 7 ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt weliswaar dat verdachte door een verbalisant is herkend op een still van de camerabeelden van de overval, maar deze herkenning voldoet niet aan het hiervoor geldende toetsingskader om dezelfde redenen als hiervoor genoemd. Bovendien blijkt uit de verlofinformatie van de [naam jeugdinstelling] niet dat verdachte kort voor of na de overvallen de instelling had verlaten of was teruggekeerd. Daarnaast is het aangetroffen schoenspoor onvoldoende identificerend en is de bij verdachte aangetroffen jas op het oog niet identiek aan die van de overvaller. Het door verbalisanten op de beelden geconstateerde gat in de jas, volgens verbalisanten gelijkend op het gat in de jas zoals bij verdachte aangetroffen, is op de stills niet als zodanig te duiden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er derhalve onvoldoende aanknopingspunten op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing/diefstal met geweld van [persoon 6] ( [naam supermarkt] ).
Poging gekwalificeerde doodslag
De rechtbank acht -anders dan de officier van justitie en met de raadsman- niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak B onder 1 ten laste is gelegd. Verdachte heeft de overval bekend, maar hij heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling was om het slachtoffer te doden. Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer het letsel in zijn borst en rug heeft opgelopen tijdens een worsteling met verdachte. Verdachte had op dat moment een mes in zijn hand, maar hoe het steken precies is gegaan wordt niet duidelijk. Hierdoor kan niet worden vastgesteld dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de vitale organen van het slachtoffer zou raken, waardoor hij zou kunnen komen te overlijden. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van poging tot doodslag van [persoon 7] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Zaak A:
1.
Subsidiair:
op 29 december 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan winkelbedrijf [naam winkelbedrijf] , gevestigd aan de [straat] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [persoon 1] en [persoon 2] , beiden werkzaam bij voornoemde winkel, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, in voornoemde winkel
- een mes heeft getoond en voorgehouden aan voornoemde [persoon 1] en [persoon 2] en
- voornoemde [persoon 1] met kracht bij haar arm heeft vastgepakt en meegenomen en tegen voornoemde [persoon 1] heeft gezegd dat zij met hem, verdachte, mee moest lopen en de kassa moest openen en
- tegen voornoemde [persoon 2] heeft gezegd: "Opkankeren jij of oprotten jij" en
- voornoemde [persoon 2] met kracht heeft getrapt in haar buik;
5.
op 14 januari 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk
en wederrechtelijk ramen en pannen en keukenkastjes en een magnetron en stoelen en een waterkoker en een wandklok en een tosti-apparaat en ander meubilair van de jeugdinstelling de [naam jeugdinstelling] , gevestigd [adres 3] , toebehorende aan voornoemde jeugdinstelling de [naam jeugdinstelling] , heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door stoelen en ander meubilair te gooien en te slaan tegen ramen en pannen en keukenkastjes en een magnetron en stoelen en een waterkoker en een wandklok en een tosti-apparaat en ander meubilair kapot te gooien en te slaan;
6.
op 30 december 2018 te Amsterdam opzettelijk [persoon 5] , zijnde hoofdagent bij de politie Eenheid Amsterdam , in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "Jij bent een kankerslet";
Zaak B:
2.
op 30 mei 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag, dat toebehoorde aan winkelbedrijf Albert Heijn, vestiging [vestiging] te Amsterdam , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [persoon 8] en [persoon 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend en gewelddadig
- voornoemde [persoon 8] bij de rechterschouder hebben vastgepakt en aan de schouder omhoog hebben getrokken en voornoemde [persoon 8] hebben geduwd richting de kassa en
- voornoemde [persoon 8] een mes hebben voorgehouden en getoond en met voormeld mes in de richting van voornoemde [persoon 8] hebben gericht en gericht gehouden en
- voornoemde [persoon 8] daarbij dreigend de woorden hebben toegevoegd “Maak die kankerkassa open!” en “Lopen!” en “Geef me een zak!” en
- met kracht met een deksel te slaan en te gooien in de richting van voornoemde [persoon 7] en
- voornoemde [persoon 7] met een mes in de borststreek en rug en hand hebben gestoken en gesneden, ten gevolge waarvan voornoemde [persoon 7] zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong, heeft bekomen;
3.
Primair:
op 29 mei 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een scooter, die toebehoorde aan [persoon 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
Zaak C:
op 3 april 2018 te Amsterdam [persoon 10] heeft mishandeld door meermalen met kracht tegen het gezicht van voornoemde [persoon 10] te stompen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 primair, in zaak B onder 1, 2 en 3 primair en in zaak C bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van één jaar en dat aan verdachte de onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel) wordt opgelegd.
De raadsman heeft aangevoerd dat aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel dient te worden opgelegd, met plaatsing bij [naam zorginstelling] (hierna: [naam zorginstelling] ) en behandeling bij Inforsa.
De hierna te noemen straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de vrijheidsbenemende straf en maatregel in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van een aantal maanden schuldig gemaakt aan een grote hoeveelheid feiten. Hij heeft twee winkelovervallen gepleegd, waarbij hij een mes heeft gebruikt. Hij heeft daarbij een slachtoffer met kracht in haar buik getrapt en een ander slachtoffer in zijn borst en rug gestoken, waardoor hij een klaplong heeft opgelopen. Voorts heeft verdachte een tijd eerder een vrouw in het openbaar vervoer mishandeld, waarbij hij haar meerdere malen in haar gezicht heeft gestompt. Dergelijke misdrijven veroorzaken naast fysieke en psychische schade voor de slachtoffers tevens gevoelens van afschuw, onbegrip en angst in de samenleving. Daarnaast heeft verdachte vernielingen aangericht in een instelling waar hij verbleef. Bovendien heeft hij een scooter gestolen om die te kunnen gebruiken bij een van de genoemde winkelovervallen. Hiermee heeft verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen. Tevens heeft verdachte een agente beledigd, waarmee hij inbreuk heeft gemaakt op het gezag van de politie.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 oktober 2019. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Door de gz-psycholoog [persoon 11] en de kinder- en jeugdpsychiater [persoon 12] is in het kader van een observatie binnen het Forensisch Consortium Adolescenten (hierna: Forca) een rapportage opgemaakt op 8 oktober 2019.
De deskundigen komen tot de volgende conclusie. Bij verdachte is sprake van een reactieve hechtingsstoornis, een normoverschrijdend gedragsstoornis, een stoornis in cannabisgebruik (in vroege remissie) en een bedreigde persoonlijkheidsontwik-keling. Deze problematiek was aanwezig gedurende het ten laste gelegde. De delicten kunnen verdachte in verminderde mate worden toegerekend. Het recidiverisico kan als hoog worden ingeschat. Geadviseerd wordt om aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De gedragsstoornis gepaard gaande met een problematische morele ontwikkeling, evenals een gebrek aan zelfcontrole, oplossingsvaardigheden en agressiehantering geeft hiertoe aanleiding. De hechtingsstoornis in combinatie met agressie maakt het noodzakelijk dat de instelling voldoende onderlegd is hiertegen op te treden. Verdachtes persoonlijkheidsontwikkeling verloopt zorgelijk. Er dreigen zich borderline en antisociale trekken te ontwikkelen. Omdat verdachte moeilijk behandelbaar is gebleken, zich eerder heeft onttrokken en weinig probleembesef heeft, is het van belang dat een residentiële behandeling wordt ingezet.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen ten aanzien van de verminderde toerekenbaarheid over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de evaluatie van JBRA van 29 oktober 2019. In dit evaluatierapport concludeert en adviseert JBRA tot een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel maar neigt in haar onderbouwing juist naar een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Ook ter zitting heeft JBRA eenzelfde ambivalente opstelling. Volgens JBRA is de kans op herhaling in een open setting groot, maar er dient ook te worden gekeken naar wat verdachte in zijn mars heeft. Hij scoort op intelligentie hoger dan eerder gedacht. Er is sprake van groei in zijn houding en persoon als er sprake is van een een-op-een setting. Het kost veel tijd voordat verdachte een band opbouwt met mensen en die contacten moeten niet onderbroken worden. Verdachte heeft de feiten gepleegd in situaties waarin hij een grote uitzichtloosheid ervoer. Hij dient een jarenlange behandeling te krijgen en het contact thuis dient ook te worden hersteld. Een ambulante behandeling heeft de meeste kans op succes. Er dient eerst contactopbouw plaats te vinden en dan kan er poliklinische behandeling plaatsvinden bij Inforsa. Voor de verblijfplek is [naam zorginstelling] benaderd en op intake geweest.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het rapport van de Raad van 1 november 2019. De Raad heeft ter zitting het advies uit het rapport bevestigd, inhoudende dat aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd. Volgens de Raad is verdachte zeer beschadigd en hij heeft een hechtingsprobleem. Er zijn echter ook positieve dingen te noemen. Het gemiddelde IQ van verdachte is gestegen, hij heeft goed meegewerkt aan de testen, hij heeft humor, hij beschikt over sociale vaardigheden om een gesprek aan te gaan, er zijn geen incidenten meer geweest, hij blowt niet meer en hij is daardoor beter aanspreekbaar, hij biedt steun aan anderen en hij heeft planningsvaardigheden. Als dit wordt afgezet tegen de zorgen, overheersen de zorgen toch. Bij behandeling in een klinische setting is er continue toezicht en begeleiding. Het is gebleken dat verdachte veel baat heeft bij structuur. Een ambulant traject is een gepasseerd station. Die kans heeft verdachte gehad, maar een civiele gesloten plaatsing is mislukt. Er was sprake van onttrekkingen en de kans op herhaling is groot. [naam zorginstelling] is meer iets voor als hij aan het resocialisatie traject toe is. Het is nu nog te vroeg voor minder begeleiding en meer vrijheden.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel een uiterst middel is, mede gelet op het feit dat verdachte nog jong is en geen strafblad heeft. Zij acht deze maatregel toch passend en geboden en wel in onvoorwaardelijke vorm. De rechtbank is van oordeel dat het betoog van JBRA ter zitting voor het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet overtuigt door zijn ambivalentie en onvoldoende gewicht in de schaal legt ten opzichte van het onderbouwd eenduidig advies in de Forca rapportage, ondersteund door dat van de Raad. Verdachte heeft op jeugdige leeftijd in korte tijd veel feiten gepleegd, waaronder gewelddadige gewapende overvallen. De grote kans op herhaling als gevolg van de stoornissen van verdachte en de negatieve ontwikkeling van zijn persoonlijkheid dient met de stevigste ingreep in het strafrecht te worden tegengehouden, voordat ingrijpen niet meer mogelijk is. De tot nu toe ingezette hulpverlening, zoals civiele plaatsing in een gesloten instelling, heeft niet tot resultaat geleid.
De rechtbank stelt verder vast dat de in zaak A onder 1 subsidiair en in zaak B onder 2 bewezen verklaarde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen in de Forca rapportage is vermeld, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond. Daarnaast eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de PIJ-maatregel. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (te weten de bewezen verklaarde strafbare feiten van zaken A onder 1 subsidiair en B onder 2). Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
De rechtbank ziet, evenals de officier van justitie, aanleiding om naast de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel nog een straf op te leggen. De ernst van de feiten, met name die in zaak A onder 1 subsidiair en in zaak B onder 2, en de rol van verdachte daarin rechtvaardigen het opleggen van een jeugddetentie van lange duur. De rechtbank acht het derhalve aangewezen om aan verdachte een jeugddetentie conform het reeds ondergane voorarrest op te leggen.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
I.
De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 1.200,-- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1 subsidiair bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht.
De vordering is betwist door de raadsman van verdachte.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot immateriële schadevergoeding zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. De rechtbank acht het gevorderde bedrag redelijk.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A onder 1 subsidiair bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op € 1.200,--.
II.
De benadeelde partij [persoon 2] vordert € 1.075,-- aan immateriële schade-vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1 subsidiair bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht.
De vordering is betwist door de raadsman van verdachte.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot immateriële schadevergoeding zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. De rechtbank acht het gevorderde bedrag redelijk.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A onder 1 subsidiair bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op € 1.075,--.
III.
De benadeelde partij [persoon 4] vordert € 65,90 aan materiële schadevergoeding en € 850,-- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering, nu aan verdachte -zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht- geen straf of maatregel is opgelegd ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde.
IV.
De benadeelde partij [persoon 5] vordert € 150,-- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank zal de vordering tot schadevergoeding afwijzen, nu zij van oordeel is dat de onderbouwing door de benadeelde partij – ik heb mij gekrenkt gevoeld door de belediging – de vordering niet kan dragen.
V.
De benadeelde partij [persoon 6] vordert materiële schadevergoeding, te weten
€ 5.761,12 per maand aan inkomensschade, € 450,-- wegens schade aan een toonbank, € 982,07 per maand aan huurbetalingen, € 20.000, -- wegens een lening,
€ 1.256,74 per maand wegens servicekosten en € 2.400,-- wegens een waarborgsom. Daarnaast vordert zij € 5.000,-- aan immateriële schadevergoeding (waarvan
€ 1.000,-- is voldaan door het Schadefonds Geweldsmisdrijven), te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering, nu aan verdachte -zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht- geen straf of maatregel is opgelegd ten aanzien van het in zaak A onder 7 ten laste gelegde.
VI.
De benadeelde partij [persoon 7] vordert materiële schadevergoeding, te weten wegens verplaatste schade € 258,22, vliegticket € 85,--, telefoon € 679,20, ziekenhuisvergoeding € 240,--, jas € 49,99, kaartjes museum € 29,--, contant geld
€ 121,--, kosten psychotherapie € 5.118,35 en kosten psychiater € 1.403,04. Daarnaast vordert hij € 6.000,-- aan immateriële schadevergoeding, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B onder 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht.
De vordering is betwist door de raadsman van verdachte.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schade hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 963,38. Dit betreft alle posten, met uitzondering van de posten kaartjes museum en contant geld, die onvoldoende met bewijsstukken zijn onderbouwd en de toekomstige kosten psychotherapie en toekomstige kosten psychiater, die een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De kosten voor de telefoon worden in verband met de afschrijving begroot op € 330,17.
De vordering tot immateriële schadevergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. De rechtbank acht dit bedrag redelijk.
De benadeelde partij zal in het resterende deel van de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 7] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak B onder 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op € 5.963,38.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 266, 267, 300, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart het in zaak A onder 1 primair, 2, 3, 4 en 7 en in zaak B onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 subsidiair, 5 en 6, in zaak B onder 2 en 3 en in zaak C ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 subsidiair bewezen verklaarde:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren
Ten aanzien van het in zaak A onder 5 bewezen verklaarde:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en/of beschadigen en/of onbruikbaar maken, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het in zaak A onder 6 bewezen verklaarde:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening
Ten aanzien van het in zaak B onder 2 bewezen verklaarde:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het in zaak B onder 3 primair bewezen verklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Ten aanzien van het in zaak C bewezen verklaarde:
Mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
247 (tweehonderd zeven en veertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt op aan verdachte
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] toe tot een bedrag van
€ 1.200,-- (tweeduizend tweehonderd euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening
.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij voornoemd gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 1] te betalen de som van € 1.200,-- (tweeduizend tweehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 2] toe tot een bedrag van
€ 1.075,-- (duizend vijfenzeventig euro) aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening
.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij voornoemd gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 2] te betalen de som van € 1.075,-- (duizend vijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 4] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij [persoon 5] .
Verklaart de benadeelde partij [persoon 6] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 7] toe tot een bedrag van
€ 5.963,38 (vijfduizend negenhonderd drieënzestig euro en achtendertig eurocent) aan materiële en immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening
.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij voornoemd.
Als daarnaast een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij voornoemd gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk in de vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 7] te betalen de som van €5.963,38 (vijfduizend negenhonderd drieënzestig euro en achtendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.C. van Dam van Isselt, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. G.S. Crince Le Roy en A.S. Dogan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Wilbers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2019.