I.
De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 1.200,-- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1 subsidiair bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht.
De vordering is betwist door de raadsman van verdachte.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot immateriële schadevergoeding zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. De rechtbank acht het gevorderde bedrag redelijk.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A onder 1 subsidiair bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op € 1.200,--.
De benadeelde partij [persoon 2] vordert € 1.075,-- aan immateriële schade-vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1 subsidiair bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht.
De vordering is betwist door de raadsman van verdachte.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot immateriële schadevergoeding zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. De rechtbank acht het gevorderde bedrag redelijk.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A onder 1 subsidiair bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op € 1.075,--.
De benadeelde partij [persoon 4] vordert € 65,90 aan materiële schadevergoeding en € 850,-- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering, nu aan verdachte -zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht- geen straf of maatregel is opgelegd ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde.
De benadeelde partij [persoon 5] vordert € 150,-- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank zal de vordering tot schadevergoeding afwijzen, nu zij van oordeel is dat de onderbouwing door de benadeelde partij – ik heb mij gekrenkt gevoeld door de belediging – de vordering niet kan dragen.
De benadeelde partij [persoon 6] vordert materiële schadevergoeding, te weten
€ 5.761,12 per maand aan inkomensschade, € 450,-- wegens schade aan een toonbank, € 982,07 per maand aan huurbetalingen, € 20.000, -- wegens een lening,
€ 1.256,74 per maand wegens servicekosten en € 2.400,-- wegens een waarborgsom. Daarnaast vordert zij € 5.000,-- aan immateriële schadevergoeding (waarvan
€ 1.000,-- is voldaan door het Schadefonds Geweldsmisdrijven), te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering, nu aan verdachte -zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht- geen straf of maatregel is opgelegd ten aanzien van het in zaak A onder 7 ten laste gelegde.
De benadeelde partij [persoon 7] vordert materiële schadevergoeding, te weten wegens verplaatste schade € 258,22, vliegticket € 85,--, telefoon € 679,20, ziekenhuisvergoeding € 240,--, jas € 49,99, kaartjes museum € 29,--, contant geld
€ 121,--, kosten psychotherapie € 5.118,35 en kosten psychiater € 1.403,04. Daarnaast vordert hij € 6.000,-- aan immateriële schadevergoeding, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B onder 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht.
De vordering is betwist door de raadsman van verdachte.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schade hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 963,38. Dit betreft alle posten, met uitzondering van de posten kaartjes museum en contant geld, die onvoldoende met bewijsstukken zijn onderbouwd en de toekomstige kosten psychotherapie en toekomstige kosten psychiater, die een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De kosten voor de telefoon worden in verband met de afschrijving begroot op € 330,17.
De vordering tot immateriële schadevergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. De rechtbank acht dit bedrag redelijk.
De benadeelde partij zal in het resterende deel van de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 7] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak B onder 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op € 5.963,38.