Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het procesverloop
2.Inhoud van het verzoekschrift
3.Standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.Beslissing
niet-ontvankelijkin zijn verzoek.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was op 2 april 2019 ingediend door de verdachte, die in 2013 was aangehouden op verdenking van medeplegen van moord/doodslag. De behandeling van het verzoekschrift was eerder aangehouden om de zaaksofficier van justitie de gelegenheid te geven een beslissing te nemen over de vervolging van de verdachte. Op 30 oktober 2019 heeft de zaaksofficier, mr. M. al Mansouri, verzocht om de behandeling opnieuw aan te houden vanwege nieuwe belastende informatie die nader onderzocht moest worden.
De rechtbank heeft de raadsman van de verdachte en de officier van justitie, mr. K. Duker, gehoord in besloten raadkamer. De rechtbank heeft daarbij gewezen op een uitspraak van de Hoge Raad van 1 oktober 2019, waarin werd gesteld dat als het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen, de procedure moet worden voortgezet totdat een einduitspraak is gedaan. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek, omdat het onderzoek ter terechtzitting al was aangevangen en er geen grond was om te verklaren dat de zaak was geëindigd.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte recht had op uitsluitsel over de zaak, maar dat de procedure niet kon worden beëindigd zolang het onderzoek ter terechtzitting niet was afgerond. De rechtbank verklaarde het verzoek van de verdachte niet-ontvankelijk, wat betekent dat de verdachte geen verdere rechtsmiddelen kon aanwenden tegen deze beslissing.