7.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van zijn toenmalige vriendin [slachtoffer] . [slachtoffer] is door bloedverlies in een levensbedreigende toestand geraakt en moest met spoed voor behandeling naar het ziekenhuis. Het incident had en heeft ingrijpende gevolgen voor [slachtoffer] . Uit het dossier blijkt dat ze meerdere verwondingen aan haar handen, pols, gezicht, hoofd en been heeft opgelopen. Dat de gevolgen niet nog ernstiger zijn, is niet aan het handelen van verdachte te danken maar aan omstanders die snel hebben ingegrepen. [slachtoffer] , ten tijde van het feit 19 jaar oud, is voor de rest van haar leven verminkt aan haar handen en is beperkt in het gebruik van haar handen. Ze kan op dit moment niet meer werken en kan onder meer haar eigen huishouding niet meer doen, zo blijkt uit haar slachtofferverklaring.
Verdachte ontkent het bewezenverklaarde en neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden jegens zijn toenmalige vriendin. Met name dat is waar [slachtoffer] erg veel moeite mee heeft.
Ook heeft verdachte een willekeurige vrouw die in het Vondelpark aan het hardlopen was, gedwongen ontuchtige handelingen te dulden. Verdachte heeft haar op intimiderende wijze lastig gevallen, onder meer door haar bij haar borsten te grijpen, haar te zeggen dat hij haar vagina uit elkaar zou trekken, door op haar billen te slaan en haar in haar bil te grijpen. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de beide slachtoffers, bij [slachtoffer] met blijvende lichamelijke gevolgen. Behalve de impact van de feiten op de slachtoffers en getuigen, dragen misdrijven als deze ook bij aan algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Persoon van verdachte
Justitiële documentatie
Wat de persoon van verdachte en zijn persoonlijk omstandigheden betreft heeft de rechtbank allereerst gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 4 oktober 2019, waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten. Verdachte is in 2017 veroordeeld voor mishandeling van zijn toenmalige vriendin en mishandeling van een politieambtenaar.
Verdachte liep ten tijde van het plegen van de poging doodslag op [slachtoffer] zowel in een proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf als in een schorsing van de voorlopige hechtenis. Proeftijd en schorsing hebben verdachte er niet van weerhouden om wederom ernstige strafbare feiten te plegen.
Psychiatrisch onderzoek
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 19 april 2019, opgemaakt door M.M. de Milliano (psychiater in opleiding) onder supervisie van A.X. Rutten (psychiater). Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Bij verdachte is sprake van een gebrekkige sociaal-emotionele ontwikkeling. Door een verstoorde hechting heeft hij een reactieve hechtingsstoornis ontwikkeld, dit heeft mogelijk ook bijgedragen aan de scheefgroei in zijn persoonlijkheidsontwikkeling waardoor heden een antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt vastgesteld. Tevens is er sprake van misbruik van cannabis. Een hechtingsstoornis en een persoonlijkheidsstoornis zijn per definitie duurzaam dus ten tijde van het ten laste gelegde eveneens aanwezig. Verdachte wordt als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, doch is de mate van vermindering niet preciezer te bepalen nu verdachte geen openheid heeft gegeven ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
Gezien de opbouw van de delicten in ernst en frequentie en de diversiteit wordt het recidive risico als hoog ingeschat. Alle drie de stoornissen zijn altijd langdurig aanwezig en dat maakt ze tot een belangrijke risicofactor. Het taxatie-instrument van de reclassering gaf ten aanzien van het seksuele delict een verhoogd risico aan, dat wordt onderschreven. Gezien de beperkte gewetensfunctieontwikkeling vanuit de antisociale persoonlijkheidsstoornis en de psychopathische trekken wordt ook het risico op geweldsdelicten en mogelijke poging tot doodslag in de toekomst als hoog ingeschat. Zijn lage sociaal-emotionele ontwikkelingsleeftijd versterkt dit.
Er zijn geen omstandigheden die maken dat verdachte middels het minderjarigenstrafrecht berecht zou moeten worden, er zijn meerdere contra-indicaties voor te benoemen.
Er zou een gestructureerd en langdurig kader noodzakelijk zijn om verandering teweeg te brengen. Een klinische setting om een start met de behandeling te maken en daarna een intensief ambulant traject met een stok achter de deur lijkt ons passend, dit gezien de structuur die dat biedt, hetgeen verdachte nodig heeft en dat eerdere ambulante trajecten zeer moeizaam zijn verlopen. Indien de delicten bewezen worden geacht wordt gezien de opbouw van ernst van de delicten en de frequentie van de delicten een tbs-maatregel met voorwaarden geadviseerd, mits verdachte open staat voor behandeling, anders zouden wij een tbs-maatregel met dwangverpleging adviseren.
Psychologisch onderzoek
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 10 april 2019, opgemaakt door E.C. Wendt (psycholoog in opleiding) onder supervisie van J.M. Oudejans (psycholoog). Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een reactieve hechtingsstoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken. Ten tijde van het ten laste gelegde was voornoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig. Verdachtes pathologie heeft substantieel doorgewerkt in het ten laste gelegde poging tot doodslag of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Wat betreft het ten laste gelegde aanranding kan er geen uitspraak worden gedaan over de eventuele doorwerking van de stoornis in dit ten laste gelegde.
Verdachte scoort op meerdere risicofactoren. Er worden geen beschermende factoren gevonden. Er wordt geconcludeerd dat de kans op herhaling van vergelijkbare feiten thans ten laste gelegd (poging doodslag en toebrenging zwaar lichamelijk letsel) groot is. Omdat ten aanzien van de ten laste gelegde aanranding niet kan worden beoordeeld of, en zo ja, op welke manier en in welke mate, verdachtes stoornis heeft doorgewerkt in het ten laste gelegde, kan geen uitspraak worden gedaan over de kans op het plegen van dit soort strafbare feiten.
Er wordt geadviseerd verdachte te berechten volgens het volwassenenstrafrecht.
Gegeven de beoordeling van het recidiverisico is het noodzakelijk dat verdachte behandeld wordt. Gegeven het gebrekkig probleembesef, de afwezigheid van enig inzicht in zijn problematiek, de intense en massale loochening van agressieve gevoelens en de mate van externe structuur die hij nog nodig heeft om enigszins stabiel te functioneren, wordt daarbij gedacht aan een relatief langdurige klinische behandeling in een FPA (Forensische Psychiatrische Afdeling), ook omdat een ambulante behandeling hem teveel vrijheid en verantwoordelijkheid geeft en te weinig structuur. De intensiteit van een behandeling in dat juridisch kader is te beperkt, de kans dat verdachte afhaakt en zich onttrekt aan begeleiding te groot en daarmee zijn de risico’s voor de maatschappelijke veiligheid te groot. Om die reden wordt geadviseerd om verdachte te behandelen in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden, mits de strafmaat dat toelaat.
Reclassering
Door de Reclassering Nederland is op basis van de adviezen van psychiater en psycholoog een maatregelenrapport opgemaakt, waarin de mogelijkheden van een behandeling en begeleiding in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden, worden beoordeeld. In het rapport van 3 juli 2019, opgemaakt door C.S. Pruis, staat – kort gezegd – onder meer het volgende:
Wij adviseren negatief over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van een tbs-maatregel met voorwaarden. Dit gezien de geringe responsiviteit van verdachte en het niet willen praten over het ten laste gelegde. Daar komt bij dat verdachte een ongemotiveerde houding heeft, waarbij hij laks over komt. In eerdere toezichten hield hij zich niet aan gemaakte afspraken. Mogelijk dat verdachte niet in staat is zich aan gemaakte afspraken te houden.
Reactie psychiater en psycholoog op advies reclassering
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de reactie op het maatregelenrapport van de psycholoog Oudejans van 18 oktober 2019 en van de reactie van de psychiater Rutten van 22 oktober 2019.
De psycholoogwijst er onder meer op dat verdachte zich tegenover hem en tegenover de reclassering bereid heeft verklaard zich te committeren aan de voorwaarden van een behandeling in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. Ook als men deze verklaring zou willen kwalificeren als een opportunistisch gemotiveerde toezegging, dan nog hoeft dat volgens de psycholoog een effectieve behandeling in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden niet in de weg te staan. Volgens de psycholoog zal tijdens de klinische fase al snel duidelijk worden of verdachte in staat is zich aan de voorwaarden te houden. Mocht dat niet zo zijn, dan is er voldoende aanleiding om te denken dat de weerbarstigheid van zijn problematiek en zijn gebrekkige medewerking aan – of het verzet tegen de behandeling – gepaard zal gaan met dusdanige (ernstige) overtreding(en) van de voorwaarden, dat die aanleiding zullen zijn om een omzetting van de tbs met voorwaarden naar een tbs met dwangverpleging te vragen.
De psychiaterheeft in haar reactie opgenomen dat zij zich kan voorstellen dat de reclassering op grond van haar onderzoek concludeert dat zij onvoldoende mogelijkheden ziet voor verdachte om zich aan de voorwaarden te houden.
Toelichting door de deskundigen ter terechtzitting
Ter terechtzitting van 24 oktober 2019 heeft de rechtbank voornoemde psycholoog Oudejans, psychiater Rutten en reclasseringswerker van Reclassering Nederland E.E.W.F. Diekmann als deskundige gehoord.
Deskundige Diekmann heeft verklaard dat verdachte geen open houding heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten en in het verleden geen daadkracht liet zien. De reclassering is bang dat het een herhaling van zetten wordt. In veel gevallen slaagt een tbs met voorwaarden waarbij een klinische behandeling één van de voorwaarden is niet. Diekmann heeft verder verklaard dat hij zojuist kennis heeft genomen van de reactie van psycholoog Oudejans op het maatregelenrapport van de reclassering, dat hij de reactie begrijpt en dat hij met enige terughoudend de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden adviseert voor de maximale termijn van 9 jaar.
Deskundige Rutten heeft verklaard dat zij bij haar advies blijft en dat als de tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd er van uitgegaan kan worden dat er een kans is dat het goed gaat, maar dat er ook rekening mee moet worden gehouden dat het gelet op de achterstand van verdachte te hoog gegrepen voor hem is. Er moet een intensieve behandeling plaatsvinden. Er is sprake van een complex beeld en een heel hoog recidiverisico.
Deskundige Oudejans heeft verklaard dat hij blijft bij zijn advies tot oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden. In dat kader kan verdachte effectief behandeld worden en zijn er voldoende waarborgen voor de maatschappelijke veiligheid en voldoende mogelijkheden om problemen snel op te vangen en tijdig in te grijpen. De waarborgen zitten vooral hierin dat verdachte de eerste periode zal worden opgenomen in een kliniek ter behandeling en dat hij daar niet zomaar vrijheden zal krijgen. Verdachte is bereid om zich te laten behandelen. In de toekomst zal moeten blijken hoe betrouwbaar of duurzaam die motivatie is.
De beoordeling
Verminderd toerekeningsvatbaar
De rechtbank is van oordeel dat het op basis van het psychiatrisch en het psychologisch rapport aannemelijk is dat de psychische problematiek van verdachte ook ten tijde van de bewezen verklaarde feiten van invloed is geweest. De rechtbank acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Dat in het psychiatrisch rapport is opgenomen dat de mate van vermindering niet nader te bepalen is nu verdachte geen openheid heeft gegeven ten aanzien van de ten laste gelegde feiten maakt dat niet anders.
Toetsingskader tbs
Voor het opleggen van de tbs-maatregel (zowel met voorwaarden als met dwangverpleging), moet aan een aantal vereisten zijn voldaan:
Er dient sprake te zijn van een misdrijf waarop minimaal 4 jaar gevangenisstraf staat.
Er is een recente multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt.
Er dient sprake te zijn van een verdachte bij wie ten tijde van het delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Wet en jurisprudentie vereisen geen causaliteit tussen stoornis en delict, enkel gelijktijdigheid.
De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel. Dit vereiste staat ook wel bekend als het gevaarscriterium.
Toepassing van het toetsingskader op verdachte
Ad a. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Voor een poging tot doodslag staat een maximum gevangenisstraf van 10 jaar en voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid staat een maximum gevangenisstraf van 8 jaar.
Ad b. en c. Er is zowel door een psychiater als een psycholoog een Pro Justitia rapport opgemaakt, waaruit blijkt dat bij verdachte ten tijde van de delicten sprake was een hechtingsstoornis en een persoonlijkheidsstoornis.
Aan de voorwaarden onder a), b) en c) is dan ook voldaan.
Ad d. Ten aanzien van het gevaarscriterium overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een hoog recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, en daarmee een groot gevaar voor de veiligheid van personen. De inschatting van dat recidivegevaar ontleent de rechtbank aan hetgeen hierover in de rapportages van de deskundigen en de reclassering is vermeld, alsmede de verklaring van de deskundigen ter zitting dat, gelet op de stoornissen van verdachte, een langdurige klinische behandeling in een gesloten klinische setting noodzakelijk is om de het recidivegevaar terug te dringen.
De rechtbank acht het, gelet op het voorgaande, de aard en de ernst van de bewezen geachte feiten en hetgeen is gebleken omtrent de persoon van verdachte, met name het duurzame bestaan van de stoornissen van verdachte die nooit zijn behandeld en ook op dit moment nog aanwezig zijn, noodzakelijk dat verdachte ter vermindering van het recidivegevaar een intensieve en langdurige behandeling krijgt voordat hij in de maatschappij terug kan keren.
Hoewel de psycholoog een tbs
met voorwaardenadviseert en de psychiater ook, komt de rechtbank tot het oordeel dat de tbs-maatregel
met dwangverplegingmoet worden opgelegd. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat verdachte wordt veroordeeld voor een zeer ernstig geweldsdelict en dat het recidiverisico door de gedragsdeskundigen als hoog wordt ingeschat. Van beide voorwaarden is sprake. De rechtbank heeft er daarnaast onvoldoende vertrouwen in dat het kader van de tbs met voorwaarden voldoende is om verdachte de behandeling te geven die nodig is om dit recidiverisico voldoende terug te dringen. De psychiater heeft in dit verband gerapporteerd dat zij een tbs met voorwaarden adviseert ‘mits verdachte open staat voor behandeling’. Tijdens de bespreking van het rapport zou verdachte hebben gezegd het nut van behandeling niet in te zien en “
dan wel 1,5 jaar televisiekijkend op zijn kamer te gaan zitten”. De reclassering schrijft dat verdachte een ongemotiveerde houding heeft, waarbij hij laks overkomt. Bovendien hield hij zich in eerdere toezichten niet aan de voorwaarden.
De psycholoog heeft gerapporteerd dat het zou getuigen van een miskenning van de problematiek en persoon van verdachte om te verwachten dat hij op dit moment (veel) meer dan opportunistische motieven tot meewerken zou kunnen laten zien.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat niet is gebleken van een betrouwbare bereidheid tot medewerking van verdachte, ondanks dat verdachte ter terechtzitting op 24 oktober 2019 heeft verklaard dat hij akkoord zou gaan met een tbs-maatregel met voorwaarden. Dat verdachte niet betrouwbaar kan worden geacht in zijn bereidheid tot medewerking vloeit ook voort uit de vastgestelde problematiek van verdachte. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er onvoldoende mogelijkheden zijn voor de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van een tbs-maatregel met voorwaarden. Dat een tbs met voorwaarden kan worden omgezet in een tbs met dwangverpleging in het geval verdachte zich niet aan de voorwaarden blijkt te (kunnen) houden is juist, maar is op zichzelf geen reden om geen tbs met dwangverpleging op te leggen.
Tbs-maatregel met dwangverpleging
De rechtbank zal verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging opleggen, kort gezegd ter noodzakelijke beveiliging van de maatschappij en ter re-integratie van de terbeschikkinggestelde door middel van behandeling en verpleging.
Niet gemaximeerde tbs
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, stelt de rechtbank vast dat de in zaak A primair en in zaak B bewezen geachte feiten misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van 4 jaar.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat, naast de tbs-maatregel met dwangverpleging, aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd.
Verdachte heeft ernstige feiten begaan, die het opleggen van een gevangenisstraf rechtvaardigen en vereisen. De poging doodslag heeft grote gevolgen gehad voor het slachtoffer. Verdachte heeft met beide bewezen verklaarde feiten een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Daar komt bij dat verdachte zijn gedragingen grotendeels heeft ontkend en hij geen openheid heeft willen geven. Hij heeft er onvoldoende blijk van gegeven ervan doordrongen te zijn dat zijn gewelddadige gedrag een gevaar voor anderen vormt en dat hij verantwoordelijkheid voor de gevolgen van zijn gedrag dient te dragen.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden de jeugdige leeftijd van verdachte -ten tijde van het wijzen van het vonnis 21 jaar- en met het feit dat het juist bij jonge mensen wenselijk is dat zo snel mogelijk met de behandeling kan worden begonnen.
Om deze reden zal de rechtbank fors afwijken van de vordering van de officier van justitie en een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar opleggen, met aftrek van voorarrest.
Contactverbod
De rechtbank ziet, net als de officier van justitie, geen redenen om een vrijheid beperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.