ECLI:NL:RBAMS:2019:8371

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
7 november 2019
Zaaknummer
1370680016
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor het growshopverbod en bewezenverklaring van hennepteelt en wapenbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 november 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het overtreden van het growshopverbod, hennepteelt en wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in 2015 234 hennepstekken had geteeld en stroomstootwapens en CS-gas in zijn bezit had. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet de criminele intentie had om de growshopactiviteiten te faciliteren, waardoor hij voor dat feit werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de wijziging van de Opiumwet en de specifieke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk was voor de hennepteelt en het wapenbezit, maar heeft in aanmerking genomen dat de verdachte sinds de feiten niet meer met politie of justitie in aanraking is gekomen en dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten om geen straf of maatregel op te leggen, maar de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/706008-16
Datum uitspraak: 1 november 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 7 maart, 28 juni en 18 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K.F.E. den Hartog, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. Veldman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het aanwezig hebben en verkopen van voorwerpen die geschikt zijn voor het beroepsmatig telen van hennep in de periode van 1 maart tot en met 26 augustus 2015 in Amsterdam;
2. het telen van 234 hennepstekken op 26 augustus 2015 in Landsmeer;
3. het voorhanden hebben van een of meerdere stroomstootwapens en een busje CS-gas op 26 augustus 2015 in Amsterdam en/of Landsmeer.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Feiten en omstandigheden
Op 1 maart 2015 is de Opiumwet (hierna: Ow) gewijzigd en werden growshops verboden. Vervolgens werd in juni 2015 een onderzoek ingesteld naar bekende growshops, waaronder [naam bedrijf], een bedrijf op naam van verdachte. Bij onderzoek naar de website van [naam bedrijf], werd doorgelinkt naar de website
[naam website], waar diverse goederen werden aangeboden die gebruikt kunnen worden bij hennepteelt. Volgens TCI- en MMA-informatie zou de eigenaar van [naam bedrijf] handelen in (onder meer) wiet en op een warmtebeeldfoto van het bedrijfspand van [naam bedrijf] (waar ook een sportschool op naam van verdachte in was gevestigd) was te zien dat een ruimte op de eerste etage bovengemiddelde warmte uitstraalde.
Deze informatie gaf aanleiding tot een pseudokoop door de politie, waarbij een koolstoffilter, een ventilator en vier bloeilampen werden aangekocht bij [naam bedrijf]. Toen deze goederen werden opgehaald, werd in het pand van [naam bedrijf] een kweektent gezien, met enkele groene planten. Bij een tweede pseudokoop werden tien hennepzaden, tien stekblokjes, één kilo poliet en een kweekbak aangekocht.
Gedurende het onderzoek is het bedrijfspand geobserveerd, waarbij eenmaal een auto op het parkeerterrein stond, waarvan de eigenaar in de systemen geregistreerd stond in verband met hennepteelt. Bij een tweede observatie leek het erop alsof verdachte een afgesloten ruimte onder de kantine in ging.
Op 26 augustus 2015 werd binnengetreden in het pand van [naam bedrijf] en in de woning van verdachte. In de woning werden 234 stekjes aangetroffen in een kweekruimte.
De aanwezige personen werden aangehouden en vele goederen, waaronder de tenlastegelegde voorwerpen, werden inbeslaggenomen. Tijdens een doorzoeking van het bedrijfspand, de woning en de Peugeot Partner van verdachte werden stroomstootwapens en een busje CS-gas in beslag genomen.
3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft de officier van justitie verwezen naar de hoeveelheid en combinatie van goederen die zijn aangetroffen in het bedrijfspand en de woning van verdachte. Bovendien was verdachte ervaringsdeskundige en tijdens observaties zijn personen gezien die in verband kunnen worden gebracht met de hennepteelt. Ook zijn bij twee pseudokopen door de politie tien hennepzaden aangekocht, wat meer is dan gebruikelijk voor een hobbyteler en daarbij werd ook advies gegeven. Ten slotte heeft de politie gezien dat bij het bedrijf grote sommen geld cash konden worden afgerekend. Ook was er blijkens een factuur recent nog een grote hoeveelheid hennepzaden aangekocht. Gelet op deze combinatie van factoren wist verdachte dat de door hem verkochte goederen zouden worden gebruikt voor de grootschalige hennepteelt.
De onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten zijn eveneens bewezen, nu de ten laste gelegde goederen onder verdachte zijn aangetroffen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van (nagenoeg) de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde ontbrak bij verdachte de noodzakelijke criminele intentie om de grootschalige hennepteelt te faciliteren, waardoor het feit niet kan worden bewezen. De door verdachte geleverde goederen zijn immers niet bestemd om te worden ingezet voor de
grootschalige en bedrijfsmatigehennepteelt.
De onder 2. ten laste gelegde hennepstekken zijn legaal, omdat dit vezelhennep betreft. Deze vorm van hennep is op grond van artikel 12 van de Opiumwet (hierna: Ow) uitgezonderd van de strafbaarstelling.
Het onder 3. ten laste gelegde busje CS-gas heeft verdachte niet in zijn auto gelegd, terwijl meerdere personen van zijn auto gebruikmaakten. Verdachte wist niet dat het er lag.
Ten aanzien van de onder 3. ten laste gelegde stroomstootwapens heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 1. is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor een bewezenverklaring van het onder 1. ten laste gelegde is vereist dat de gedragingen van verdachte strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van beroepsmatige hennepteelt. Het uiteindelijke doel ten behoeve waarvan de handeling wordt verricht (in dit geval: het telen van hennep) is hierbij van belang (zie ook ECLI:NL:HR:2019:1481). Er moet, anders gezegd, bij verdachte sprake zijn van een criminele intentie.
Kijkend naar de feiten en omstandigheden van het geval, dan constateert de rechtbank dat de goederen die bij verdachte zijn aangetroffen, gebruikt
kunnenworden voor de (grootschalige) hennepteelt. De rechtbank wijst hierbij op de vele koolstoffilters, klimaattenten, afzuiginstallaties, droognetten etc. die in het bedrijfspand van [naam bedrijf] zijn aangetroffen (en waarvan verdachte het bezit ook nooit heeft ontkend). Het enkele bezit van deze goederen zegt echter weinig over de
intentiewaarmee verdachte deze spullen voorhanden had. Over zijn intentie heeft hij juist verklaard dat hij weliswaar een growshop had, maar dat hij zich na inwerkingtreding van het growshopverbod op 1 maart 2015 op een andere handel was gaan toeleggen. Verdachte is bovendien niet de enige die dit verklaart. Ook getuige [getuige], werknemer bij [naam bedrijf], heeft, zowel bij de politie, als later bij de rechter-commissaris, verklaard dat vóór 1 maart 2015 allerlei spullen werden weggegooid om aan de regels te voldoen. Ook hebben beide personen verklaard dat een advocaat in de arm was genomen om hen te adviseren en dat zowel de politie als de gemeente niet precies wisten hoe met de nieuwe situatie moest worden omgegaan. Verdachte had wel de opdracht gegeven kritisch te kijken naar de (aankopen van) klanten en als het vermoeden ontstond dat sprake was van een (professionele) hennepteler, dan mocht er niet worden verkocht. Er werd dan ook nog enkel verkocht aan de hobbyteler en moestuinkweker. De overige feiten en omstandigheden dwingen overigens ook niet tot de conclusie dat verdachte handelde ten behoeve van de grootschalige wietteelt. Zo werden slechts enkele goederen aangekocht bij de pseudokoop (waardoor niet kan worden gesproken over grootschalige hennepteelt). Voor de overige omstandigheden die door de politie als verdacht zijn aangemerkt heeft verdachte een verklaring gegeven die niet door het dossier wordt weerlegd. Hij heeft verklaard dat de verwarming op de eerste verdieping aanwezig is, waardoor een warmteverschil kan zijn waargenomen. Er lag een buis uit het raam, maar die was van de airco. Er is in de ruimte op de 1e etage ook nooit iets illegaals aangetroffen. Evenmin is een verborgen ruimte aangetroffen in het bedrijfspand van [naam bedrijf] onder de kantine. Hennepzaden had verdachte nog wel, maar dat zegt niets over hoeveel zaadjes er per keer werden verkocht. En bovendien kan hennepzaad ook worden gebruikt om te vissen en voor in ‘slow juices’, aldus verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op al deze feiten en specifieke omstandigheden van het geval, niet kan worden vastgesteld dat bij verdachte sprake was van een criminele intentie gericht op het bijdragen aan de grootschalige hennepteelt. Ook als wordt gekeken naar het samenstel van gedragingen kan niet worden vastgesteld dat deze tot doel hebben gehad dat het grootschalig telen van hennep werd voorbereid of vergemakkelijkt. Van dit feit zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
3.3.2.
Het oordeel over het onder 2. en 3. ten laste gelegde
Anders dan de raadsman vindt de rechtbank dat het onder 2. ten laste gelegde is bewezen. Verdachte heeft erkend dat hij deze hennepstekken in zijn woning aanwezig had en hij had deze naar eigen zeggen zelf geteeld. Het zou echter niet gaan om hennep met een hoge THC-waarde, maar om vezelhennep, dat voor allerlei andere toepassingen kan worden gebruikt.
De raadsman heeft de rechtbank gewezen op artikel 12 van het Opiumwetbesluit, maar deze uitzondering gaat voor verdachte niet op, omdat deze uitzondering enkel geldt ‘voor zover de teelt plaatsvindt in de volle grond en in de open lucht’. Verdachte heeft de hennep echter geteeld bij hem thuis, in zijn woning. Verdachte kan zich dan ook niet beroepen op de uitzonderingsgrond van het Opiumwetbesluit en het onder 2. ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Het bezit van meerdere stroomstootwapens heeft verdachte erkend. Onder verdachte zijn drie stroomstootwapens aangetroffen en het onder 3. ten laste gelegde is in zoverre bewezen.
Ten aanzien van het ten laste gelegde busje CS-gas is gedurende het onderzoek kennelijk verwarring ontstaan. Vanuit het dossier wordt de indruk gewekt dat onder verdachte zowel een busje CS-gas, als een busje pepperspray is aangetroffen. Zo wordt in het proces-verbaal van relaas van 16 november 2015 niet alleen gesproken van een bij de zoeking in [naam bedrijf] inbeslaggenomen spuitbus (met goednummer 5036478), maar ook van een uit een auto van verdachte inbeslaggenomen busje CS-gas. Feitelijk is echter maar één spuitbus aangetroffen, te weten in de Peugeot Partner op naam van verdachte. Dit betreft een spuitbus van het merk American Style dat op de beslaglijst staat onder goednummer 5036478. Uit het wapenonderzoek (p. 060) blijkt verder dat deze spuitbus was gevuld met CS-gas.
Tijdens zijn verhoor is verdachte geconfronteerd met het feit dat een busje CS-gas in zijn auto is aangetroffen. Verdachte verklaarde niets te weten van CS-gas, maar bekende direct dat hij wél een busje pepperspray in zijn auto had liggen en niet te weten dat dat strafbaar was. Dit heeft hij ter terechtzitting herhaald. Alhoewel er feitelijk wel een verschil bestaat tussen pepperspray (OC-gas) en CS-gas, is dat verschil in spreektaal zeer beperkt. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte met zijn verklaring (waarin hij het bezit van pepperspray bekent) doelde op de spuitbus (gevuld met CS-gas) die in zijn auto is aangetroffen. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat in geen van de auto’s van verdachte een ander busje (gevuld met pepperspray/OC-gas) is aangetroffen. De rechtbank beschouwt de verklaring van verdachte dan ook als een bekennende verklaring.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 3. ten laste gelegde, in de zin van drie stroomstootwapens en een busje CS-gas, wettig en overtuigend bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – het onder 1. ten laste gelegde niet bewezen omdat uit het handelen van verdachte geen criminele intentie kan worden afgeleid. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
op 26 augustus 2015 te Landsmeer opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van in totaal 234 hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde:
op 26 augustus 2015 te Amsterdam en Landsmeer, drie wapens van categorie II onder 5°, te weten voorwerpen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad
en
op 26 augustus 2015 te Amsterdam, een gasbusje (type CS-gas), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van verdachte

De bewezenverklaarde feiten zijn strafbaar. Ook kan verdachte worden verweten dat hij deze feiten heeft gepleegd.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1., 2. en 3. bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 20.000,-, waarbij zij heeft aangegeven de ontnemingsvordering in te zullen trekken, indien de rechtbank deze eis volgt. Tevens heeft zij de verbeurdverklaring gevorderd van alle inbeslaggenomen goederen, met uitzondering van de wapens. Deze moeten worden onttrokken aan het verkeer.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 18 september 2019. Hieruit blijkt dat verdachte eerder, maar voor het laatst in 2011, is veroordeeld voor Opiumwetdelicten. De rechtbank zal deze eerdere veroordelingen dan ook niet ten nadele van verdachte meenemen bij het bepalen van de op te leggen straf.
Verdachte heeft in zijn woning een forse hoeveelheid hennepstekken geteeld. Ondanks het feit dat dit volgens verdachte vezelhennep betrof, was dit verboden en hij had, als ervaringsdeskundige en voormalig eigenaar van een growshop, beter moeten weten.
Ook heeft verdachte drie stroomstootwapens en een busje CS-gas in zijn bezit gehad, naar eigen zeggen ten behoeve van zijn eigen veiligheid. Het bezit van dergelijke wapens is verboden.
De rechtbank houdt in strafverlagende zin rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo is hij door de inval, de inbeslagname van een grote hoeveelheid goederen en geld en door de sluiting van zijn bedrijf in 2015 fors getroffen, terwijl hij met zijn bedrijf nu juist niet de wet heeft overtreden. Ook is hij herstellende van een hartoperatie en is gebleken dat hij al geruime tijd niet met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Ten slotte houdt de rechtbank rekening met het feit dat de redelijke termijn fors is overschreden. De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van verdachte moet als zo’n handeling worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen vierentwintig maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn advocaten op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De vermindering van de straf is afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de op te leggen straf. Algemene regels omtrent de wijze waarop de straf dient te worden verminderd, zijn niet te geven. [1]
Verdachte is op 26 augustus 2015 aangehouden en in verzekering gesteld. Op 1 november 2019 is het vonnis gewezen. De rechtbank neemt in aanmerking dat de zaak eerder, op 28 juni 2019 op zitting heeft gestaan, maar op dat moment is aangehouden op grond van persoonlijke omstandigheden van verdachte. Dit is het Openbaar Ministerie echter niet aan te rekenen en de termijnoverschrijding na deze datum zal dan ook niet worden meegenomen bij de te bepalen termijnoverschrijding. Dit laat onverlet dat de redelijke termijn met meer dan 22 maanden is overschreden, terwijl daar geen bijzondere omstandigheden voor waren ten aanzien van de complexiteit van de zaak of op grond van het procesverloop.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.

7.Geen straf of maatregel

Kijkend naar de bescheiden ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, het feit dat verdachte sinds het plegen van deze feiten in 2015 niet met politie of justitie in aanraking is gekomen, hij door de inval, de inbeslagname en de sluiting van zijn bedrijf fors is getroffen, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de forse overschrijding van de redelijke termijn, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte nog een straf of maatregel op te leggen. De rechtbank meent dat niet langer enig strafdoel bij de oplegging van een straf of maatregel is gediend. De rechtbank zal verdachte dan ook op grond van artikel 9a Sr schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.

8.Beslag

Er zijn verschillende voorwerpen in beslag genomen, zoals opgenomen in bijlage II die aan dit vonnis is gehecht. Ten aanzien van de verschillende stroomstootwapens en het busje CS-gas die aan verdachte toebehoren (items 6, 10, 11, en 12), is de rechtbank gebleken dat hij, gelet op het proces-verbaal van 28 augustus 2015 op p. 265 van het dossier, daar reeds afstand van heeft gedaan. Dit geldt, gelet op de verklaring van Ris op p. 177 van het dossier, ook voor het stroomstootwapen met goednummer 503600 (item 5). Daarmee is de inbeslagneming van rechtswege vervallen en de officier van justitie kan dan ook op grond van artikel 116 Sv gelasten dat wordt gehandeld als ware deze voorwerpen verbeurdverklaard, dan wel onttrokken aan het verkeer.
De overige inbeslaggenomen goederen (items 1, tot en met 4, 7 tot en met 9 en 13 tot en met 19) zullen worden teruggegeven aan verdachte.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2. en 3. ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2. bewezen verklaarde:
Opzettelijk handelen met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 lid 1 van de Opiumwet;
Ten aanzien van het onder 3. bewezen verklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 3 onder a van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Gelast de teruggaveaan
[verdachte]van:
1. Geld Euro
5036309
euro 8.490,-
2. Geld Euro
5036455 euro 200,-
1.00 STK Factuur
betreft meerdere facturen
5036475
1.00 STK Zaagmachine
CANNACUTTER
5037021
1.00 STK Honkbalknuppel
5036487
1.00 STK Dolk
5036506
1.00 STK Mes
5036509
1.00 STK Niet te definiëren goederen
X3-68
5036474; baken/detector
1.00 STK Factuur
5036475
1.00 STK Vest
5036483; kogelwerend vest
1.00 STK Niet te definiëren goederen
5036500; GSM/GPS tracker
3.00 STK Niet te definiëren goederen
GPS LHS-100
5036511; GSM tracker
2.00 STK Ordner
5036523; ordner met admi
1.00 STK Doos
5037238
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. J. Kloosterhuis en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.B.P. Terwindt en I. van den Berg-Meulman, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 november 2019.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]