In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een demonstrant, en de burgemeester van Amsterdam, die als verweerder optrad. Eiser had aangekondigd op 4 mei 2018 tijdens de Nationale Herdenking op de Dam lawaai te willen maken, wat door de burgemeester werd verboden. De rechtbank oordeelde dat de aangekondigde acties van eiser niet onder het grondwettelijk beschermde recht op betoging vallen, omdat zij het karakter van dwangmaatregelen hebben. Eiser had op 25 april 2018 een kennisgeving ingediend voor een lawaaidemonstratie, maar de burgemeester stelde dat deze actie de Nationale Herdenking zou verstoren en daarom niet was toegestaan. De rechtbank bevestigde dat de burgemeester bevoegd was om een gebiedsverbod op te leggen, gezien de ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde. De rechtbank oordeelde dat de acties van eiser niet onder de bescherming van artikel 9 van de Grondwet vallen, omdat de feitelijke dwang van de acties de gemeenschappelijke meningsuiting overstijgt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde het besluit van de burgemeester.