11.2.Het tweede standpunt van de burgemeester, dat de voorgenomen actie van [verzoeker] een strafbaar feit is, zal de voorzieningenrechter in deze procedure niet beoordelen. Er is pas sprake van een strafbaar feit op grond van artikel 144 Sr als een geoorloofde betoging, in dit geval de Nationale Herdenking, daadwerkelijk wordt verstoord. Dat is dan achteraf ter beoordeling van de strafrechter.
11.3.1.Met betrekking tot de beperking van de voorgenomen actie van [verzoeker] op grond van de openbare orde overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Als ervan wordt uitgegaan dat de actie een betoging is, kan de burgemeester hieraan op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wom beperkingen stellen ter bescherming van de in artikel 2 van de Wom genoemde belangen of de betoging zelfs verbieden. Eén van deze belangen is het voorkomen van wanordelijkheden.
11.3.2.De in dit geval door de burgemeester gegeven beperkingen in plaats en tijd voor de actie van [verzoeker] leveren naar het oordeel van de voorzieningenrechter in feite een verbod op de actie op. De kennisgeving van [verzoeker] ziet immers niet op een actie ergens in Amsterdam, op enig moment op 4 mei 2018, maar op een actie nabij de Dam kort voor 20:00 uur. Door te bepalen dat de actie niet op dat tijdstip en die plaats mag plaatsvinden, heeft de burgemeester de voorgenomen actie van [verzoeker] feitelijk verboden.
11.3.3.De burgemeester mag een betoging op grond van artikel 5, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wom, slechts verbieden indien een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert. Dat betekent in dit geval dat het verbod van de burgemeester noodzakelijk moet zijn ter voorkoming van wanordelijkheden. Er zijn dan geen lichtere maatregelen mogelijk om de actie bijvoorbeeld met beperkingen wel door te laten gaan.
11.3.4.Onder wanordelijkheden als bedoeld in artikel 2 van de Wom moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook worden begrepen een verstoring van de openbare orde. Uit het rapport van de politie van 1 mei 2018, waarnaar de burgemeester in dit verband heeft verwezen, blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende van een gevaar voor de openbare orde wanneer [verzoeker] zijn actie zal uitvoeren. Het rapport is weliswaar vrij algemeen geformuleerd, zoals de gemachtigde van [verzoeker] terecht heeft aangegeven, maar de voorzieningenrechter acht het goed voorstelbaar dat niet exact te voorspellen is wat er precies gaat gebeuren wanneer [verzoeker] zijn actie zou uitvoeren. Wel blijkt uit het rapport voldoende dát er onrust en paniek kunnen ontstaan, waaraan in grote menigten grote risico’s zijn verbonden. De politie heeft ook gewezen op de Nationale Herdenking in 2010, waarbij er na de paniek door een schreeuw uit het publiek 63 gewonden vielen. Weliswaar heeft [verzoeker] zijn actie vooraf aangekondigd, maar dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om verstoring van de openbare orde te voorkomen. In het politierapport is er namelijk op gewezen dat er ook gevaar voor de openbare orde schuilt in tegenreacties van anderen op de aanwezigheid en het voorgenomen gedrag van [verzoeker] . Dit zal naar het oordeel van de voorzieningenrechter nog sterker zijn door op de ophef rondom [verzoeker] aangekondigde actie die de afgelopen dagen in de media is ontstaan.
11.3.5.De burgemeester heeft ter zitting nader toegelicht dat er voor de actie, zoals [verzoeker] die wil uitvoeren, geen alternatieven mogelijk zijn omdat elke actie op de Dam op dat tijdstip tot een verstoring van de openbare orde zal leiden. [verzoeker] heeft zelf ook niet aangegeven op welke wijze hij onrust zou kunnen voorkomen. Hij heeft op de zitting desgevraagd aangegeven dat hij nog niet heeft nagedacht over hoe de actie precies zal worden uitgevoerd. Gelet hierop en nu het gevaar voor de openbare orde voldoende aannemelijk is, zijn er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen lichtere maatregelen mogelijk om het gevaar voor de openbare orde af te wenden door beperkingen op te leggen. Het verbod van de actie was daarom noodzakelijk.
12. Het voorgaande betekent dat de burgemeester bevoegd was de actie van [verzoeker] te verbieden. Het bezwaar tegen dat verbod heeft dan ook geen redelijke kans van slagen.
Het gebiedsverbod (AMS 18/3183)
13. De burgemeester heeft het gebiedsverbod aan [verzoeker] opgelegd omdat hij denkt dat [verzoeker] op 4 mei 2018 toch naar de Dam gaat om zijn actie uit te voeren en omdat de aanwezigheid van [verzoeker] een bedreiging vormt voor de openbare orde tijdens de Nationale Herdenking. De burgemeester heeft het verbod gebaseerd op artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet.
14. [verzoeker] heeft aangevoerd dat het aan hem opgelegde gebiedsverbod een ongeoorloofde inmenging van zijn recht op betoging is.