ECLI:NL:RBAMS:2019:7980

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
25 oktober 2019
Zaaknummer
13/669061-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 11 oktober 2019 voor de rechtbank Amsterdam werd behandeld, stond de vraag centraal of de verdachte ontuchtige handelingen had gepleegd met een minderjarige. De tenlastelegging betrof het plegen van ontuchtige handelingen met een jongetje van 17 maanden oud op of omstreeks 1 juli 2019 in Amsterdam. De verdachte ontkende stellig de beschuldigingen en verklaarde dat hij het kind niet had aangeraakt of gezoend. De moeder van het slachtoffer had in haar aangifte verklaard dat de verdachte met zijn hand in de richting van het kruis van haar zoon ging en dat hij met zijn tong in de mond van haar zoon was gegaan. Echter, in latere verklaringen was er onduidelijkheid over de exacte handelingen die de verdachte had verricht. Getuigen bevestigden dat de verdachte het kind een kus had gegeven, maar er was geen bewijs dat de verdachte een tongzoen had gegeven.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel het zoenen van een onbekend kind op of rond de mond zonder toestemming van de ouder ongepast is, er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de gedragingen van de verdachte seksuele bedoeling hadden. De rechtbank kon niet vaststellen of de zoen van de verdachte ontuchtig van aard was, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte van het tenlastegelegde diende te worden vrijgesproken. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank besloot ook het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/669061-19
Datum uitspraak: 11 oktober 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1978,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. van den Berg, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 juli 2019 te Amsterdam , met [slachtoffer], geboren op 20 januari 2018, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (over de kleding) met de hand vastgrijpen en/of strelen van het kruis van voornoemde [slachtoffer] en/of het met de tong binnendringen in de mond van die [slachtoffer] en/of het op en/of rond de mond zoenen en/of likken van die [slachtoffer].

3.Vrijspraak

Verdachte ontkent stellig dat hij [slachtoffer], destijds een jongetje van 17 maanden oud, heeft aangeraakt of gezoend. In het informatief gesprek heeft aangeefster, de moeder van [slachtoffer], verklaard dat verdachte met één hand in het kruis van haar zoon tastte. In haar aangifte heeft zij verklaard dat verdachte met zijn hand in de richting van het kruis van haar zoon ging. In een latere verklaring heeft zij verklaard dat verdachte haar zoon met zijn rechterhand aanraakte en dat ze niet weet wat verdachte met zijn hand deed. In haar eerste contacten met de politie heeft zij verklaard dat verdachte met zijn tong naar binnen ging in de mond van haar zoon. In haar latere verklaring heeft zij verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte met zijn mond naar de zijkant van de mond van haar zoon ging en dat ze zag dat haar zoon zijn tong uitstak. Ze kon zich op dat moment aanvankelijk niet meer herinneren of ze de tong van verdachte had gezien. Even later verklaarde ze dat ze had gezien dat de tong van de man een stukje uit zijn mond stak. Getuige [naam] heeft verklaard dat zij zag dat de man de wangen van het kindje vastpakte en hem een kus gaf. Zij heeft verklaard niet te hebben gezien dat de man een tongzoen zou hebben gegeven.
Ondanks de stellige ontkenning van verdachte stelt de rechtbank op basis van de verklaring van de moeder van het slachtoffer en de verklaring van getuige [naam] vast dat verdachte het slachtoffer op of rond de mond heeft gezoend. Op basis van het dossier kan echter niet meer dan dat worden vastgesteld.
De rechtbank stelt voorop dat het zoenen van een onbekend kind op of rond de mond zonder toestemming van de ouder zonder meer is strijd met de in Nederland geldende sociaal ethische normen. Voor de beoordeling van de vraag of verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht, dat wil zeggen of er ook sprake is geweest van een ontuchtige handeling, dient vervolgens te worden beoordeeld of de gedraging van verdachte ook van seksuele aard was.
De rechtbank kan niet vaststellen of verdachte enige seksuele bedoeling had bij zijn gedraging en acht daarmee niet bewezen dat de zoen van verdachte ontuchtig van aard was.
Dit brengt mee dat - hoezeer het handelen van verdachte ook ongepast is geweest - verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.

4.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [naam 2] namens [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en P.P.C.M. Waarts, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.G. Thijssen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2019.
De jongste rechter is buiten staat mede te ondertekenen.