Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Vrijspraak
4.Ten aanzien van de benadeelde partij
5.Beslissing
spreekt verdachte daarvan vrij.
Rechtbank Amsterdam
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 11 oktober 2019 voor de rechtbank Amsterdam werd behandeld, stond de vraag centraal of de verdachte ontuchtige handelingen had gepleegd met een minderjarige. De tenlastelegging betrof het plegen van ontuchtige handelingen met een jongetje van 17 maanden oud op of omstreeks 1 juli 2019 in Amsterdam. De verdachte ontkende stellig de beschuldigingen en verklaarde dat hij het kind niet had aangeraakt of gezoend. De moeder van het slachtoffer had in haar aangifte verklaard dat de verdachte met zijn hand in de richting van het kruis van haar zoon ging en dat hij met zijn tong in de mond van haar zoon was gegaan. Echter, in latere verklaringen was er onduidelijkheid over de exacte handelingen die de verdachte had verricht. Getuigen bevestigden dat de verdachte het kind een kus had gegeven, maar er was geen bewijs dat de verdachte een tongzoen had gegeven.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel het zoenen van een onbekend kind op of rond de mond zonder toestemming van de ouder ongepast is, er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de gedragingen van de verdachte seksuele bedoeling hadden. De rechtbank kon niet vaststellen of de zoen van de verdachte ontuchtig van aard was, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte van het tenlastegelegde diende te worden vrijgesproken. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank besloot ook het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.