Beoordeling
9. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van [eiser] en Droomhuis360 in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
10. Gelet op het feit dat [eiser] sinds 1 april 2019 werkzaam is bij een concurrent van Droomhuis360, dit wordt immers door [eiser] niet betwist, hebben partijen voldoende spoedeisend belang bij het (merendeel van het) gevorderde.
Voortzetting vernietigbaar concurrentiebeding
11. Een concurrentiebeding mag slechts in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden opgenomen als het beding is voorzien van een motivering waaruit blijkt dat het opnemen van het concurrentiebeding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen (7:653 lid 2 BW). Bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is een dergelijke motivering niet vereist.
12. Tussen partijen is niet langer in geschil dat inmiddels sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [eiser] heeft dit ter zitting immers erkend. Volgens [eiser] neemt dit echter de ongeldigheid van het concurrentiebeding niet weg, omdat een ongeldig beding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd nooit een geldig beding in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan worden. Droomhuis360 heeft daartegenin gebracht dat de motivering van het concurrentiebeding, die wat haar betreft voldoende is, niet nodig is omdat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
13. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter leidt een eventueel vernietigbaar, want onvoldoende gemotiveerd, concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, niet tot een ongeldig concurrentiebeding wanneer de arbeidsovereenkomst later voor onbepaalde tijd wordt voortgezet. Anders dan bij een van meet af aan nietig beding, geldt voor een vernietigbaar beding immers dat dit, indien de werknemer zich niet vóór dat moment op de vernietigbaarheid heeft beroepen (en ervan uitgaande dat aan alle overige voorwaarden is voldaan), deel is gaan uitmaken van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd toen deze daarin werd omgezet. Omdat bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geen motivering vereist is, kan een eventueel ontoereikende motivering niet meer tot vernietiging van het beding leiden.
Noodzakelijke zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen?
14. De kantonrechter overweegt ten overvloede dat zij voorshands van oordeel is dat de motivering van Droomhuis360 wel afdoende is in de zin van artikel 7:653 lid 2 BW. Zij overweegt daartoe dat de motivering van het concurrentiebeding niet slechts is gericht op de algemene bedrijfsbelangen van Droomhuis360, maar specifiek is toegesneden op de door haar te ontwikkelen en inmiddels ontwikkelde technologie aan de hand van Matterport-data, de zogenoemde “marketingviewer”. In de motivering van het concurrentiebeding is opgenomen dat het bestaan van de onderneming volledig afhankelijk is van de door haar ontwikkelde producten en bijbehorende dienstverlening en de positie die werkgever inneemt in de markt waarop zij actief is. Verder volgt uit de motivering, anders dan [eiser] stelt, dat het concurrentiebeding specifiek voor de functie van accountmanager, in dit geval [eiser] , is opgesteld.
15. Droomhuis360 heeft in dit verband ter zitting toegelicht dat haar beider bestuurders/eigenaars een achtergrond in de fotografie hebben en het niveau van de makelaarsfotografie hebben willen upgraden. Het gaat Droomhuis360 niet om de data van Matterport, met wiens 3D-camera een 3D-model van een woning wordt gerealiseerd, maar om bescherming van de op basis daarvan door haarzelf ontwikkelde marketingviewer, een softwaresysteem waarin zij ongeveer € 75.000,00 heeft geïnvesteerd en dat haar doet onderscheiden van de overige medialeveranciers voor de makelaardij. [eiser] ging vanuit zijn functie bij klanten inventariseren in welke mate zij behoefte hadden aan (verdere) implementatie van Matterport-data en was aanwezig bij strategische besprekingen en technische vergaderingen, zodat hij een belangrijk aandeel had in het bepalen van de strategie van Droomhuis360. Verder heeft Droomhuis360 ter zitting onweersproken gesteld dat zij in november 2017 is begonnen met het ontwikkelen van haar eigen technologie aan de hand van Matterport-data en dat het daarom van belang was dat met [eiser] , die ongeveer drie maanden later bij haar in dienst trad en zich zou gaan bezighouden met die nieuwe technologie, een concurrentiebeding zou worden overeengekomen. Het beding is dus niet alleen specifiek voor de functie van [eiser] maar zelfs specifiek voor de persoon van [eiser] opgesteld.
16. Bij deze stand van zaken moet het er voorshands voor worden gehouden dat Droomhuis360 het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomsten van 12 februari 2018 en 12 juni 2018 voldoende heeft gemotiveerd.
Schriftelijkheidsvereiste
17. Dat het concurrentiebeding na het einde van de tweede schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd opnieuw schriftelijk had moeten worden overeengekomen in verband met het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:653 lid 1 BW, zoals [eiser] stelt en Droomhuis360 betwist, is in dit kort geding evenmin aannemelijk geworden.
18. Uit het arrest Philips/Oostendorp (HR 28 maart 2008, JAR 2008/113) volgt dat de ratio van het schriftelijkheidsvereiste van het concurrentiebeding is gelegen in de waarborg dat de werknemer de consequenties van het voor hem bezwarende beding voldoende heeft overzien. In de arbeidsovereenkomsten van 12 februari 2018 en 12 juni 2018 is een gelijkluidend concurrentiebeding opgenomen. De laatste arbeidsovereenkomst is stilzwijgend voortgezet en ingevolge artikel 7:668 lid 4 BW gelden dan - zonder dat daarin onderscheid wordt gemaakt - dezelfde voorwaarden. Dat betekent dat ook het concurrentiebeding wordt voortgezet (zie o.a. Gerechtshof Leeuwarden 22 februari 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ1403, JIN2011/229, TRA2011/50, Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18 december 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:11008). Dat de duur van de arbeidsovereenkomst is gewijzigd doordat op grond van de ketenregeling van artikel 7:668a BW een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan maakt dit- naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter - niet anders. 19. Mede gelet op het feit dat in de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst, die is opgesteld na overleg van [eiser] met een jurist, is bepaald dat het concurrentiebeding van kracht blijft, acht de kantonrechter op grond van het voorgaande de kans dat de bodemrechter zal oordelen dat niet aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan onvoldoende groot om daarop in dit kort geding vooruit te lopen.
20. Uit al het voorgaande volgt dat [eiser] niet wordt gevolgd in zijn stellingen, zodat de vordering tot schorsing van het concurrentiebeding wordt afgewezen.
21. Nu hiervoor is geoordeeld dat het concurrentiebeding niet zal worden geschorst en tussen partijen niet in geschil is dat Zien24 een concurrent is van Droomhuis360, wordt de vordering in reconventie onder 1 toegewezen voor wat betreft de werkzaamheden die [eiser] verricht bij Zien24.
22. Een dwangsom dient als financiële prikkel om aan de veroordeling te voldoen. In het onderhavige geval bestaat tussen partijen een boetebeding, dat bij voortduring van het handelen in strijd met het non-concurrentiebeding een dagelijkse boete van € 250,00 meebrengt. Indien [eiser] er voor kiest om toch werkzaamheden te blijven verrichten bij Zien24, dan verbeurt hij op grond van het boetebeding reeds een boete. Een dwangsom daarbovenop is dubbel en wordt daarom afgewezen.
23. Droomhuis360 stelt zich op het standpunt dat [eiser] het tussen partijen overeengekomen geheimhoudingsbeding heeft geschonden door een groeps-app op te richten waarin hij zich jegens (oud-)werknemers negatief heeft uitgelaten over Droomhuis360 en haar directeuren. [eiser] heeft daartegenover - kort gezegd - naar voren gebracht dat Droomhuis360 als gevolg van zijn uitlatingen geen reputatieschade heeft opgelopen en hij het geheimhoudingsbeding dan ook niet heeft geschonden.
24. De kantonrechter is met Droomhuis360 van oordeel dat [eiser] zich verre van fatsoenlijk jegens Droomhuis360 heeft gedragen door de betreffende groeps-app op te richten en zich daarin negatief uit te laten over Droomhuis360. In zoverre is ook aannemelijk dat [eiser] het in de vaststellingsovereenkomst opgenomen beding (4.2) om zich niet negatief over elkaar uit te laten heeft geschonden. Aan dit beding is echter geen boetebeding gekoppeld. Dat sprake is van uitlatingen die dusdanig ernstig van aard zijn dat [eiser] daarmee inbreuk heeft gemaakt of heeft kunnen maken op de goede naam en/of reputatie van Droomhuis360 (als bedoeld in artikel 12 lid 4 van de arbeidsovereenkomst, op de overtreding waarvan wel een boete is gesteld) heeft Droomhuis360 onvoldoende over het voetlicht weten te brengen, zodat de kantonrechter daar voorshands niet vanuit kan gaan. De vordering in reconventie onder 2 wordt daarom afgewezen.
25. Droomhuis360 vordert een voorschot van € 20.000,00 op de verschuldigde boetes in verband met schending van het concurrentie- en geheimhoudingsbeding. [eiser] verzoekt de kantonrechter de boetes te matigen.
26. Gelet op de het feit dat er vooralsnog geoordeeld wordt dat [eiser] het geheimhoudingsbeding niet heeft geschonden en hij in verband daarmee dan ook geen boetes verschuldigd is, ziet de kantonrechter aanleiding om het voorschot op de gevorderde boetes te matigen tot € 5.000,00 bruto.
in conventie en reconventie:
27. [eiser] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast, die in reconventie worden begroot op nihil.