ECLI:NL:RBAMS:2019:7483

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
9 oktober 2019
Zaaknummer
96-100420-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van rijden onder invloed van lachgas na twee ademhalingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van rijden onder invloed van lachgas. De zaak was eerder verwezen naar de meervoudige kamer na een interlocutoir vonnis van de politierechter. De officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De tenlastelegging omvatte zowel het primair als subsidiair rijden onder invloed van lachgas, waarbij de verdachte op 25 april 2019 in Amsterdam zou hebben gereden terwijl hij onder invloed was van deze stof.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte slechts twee ademhalingen van lachgas had genomen, terwijl het NFI-rapport aangaf dat een analgetisch effect pas optreedt na vier tot vijf ademhalingen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte onder zodanige invloed van lachgas verkeerde dat hij niet in staat was tot behoorlijk besturen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de rijvaardigheid van de verdachte negatief was beïnvloed door het gebruik van lachgas, en dat het rijgedrag van de verdachte niet voldoende was om tot een veroordeling te komen.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel het voltooide delict als de poging tot rijden onder invloed van lachgas, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte niet tot behoorlijk besturen in staat was. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 96-100420-19
Datum uitspraak: 9 oktober 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
adres [adres] , [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Bij interlocutoir vonnis van 17 juli 2019 heeft de politierechter de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat de gemachtigde raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging - ten laste gelegd dat
primair
hij op of omstreeks 25 april 2019 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten lachgas, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
subsidiair
hij op of omstreeks 25 april 2019 te Amsterdam ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig te besturen, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten lachgas, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht, welke uitvoering van dat voornemen hierin bestond dat terwijl hij het voertuig bestuurde een-of meermalen lachgas heeft geïnhaleerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem subsidiair bewezen geachte feit (de poging) zal worden veroordeeld tot een geldboete van €600,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 12 dagen en tot een voorwaardelijke onbevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

5.Vrijspraak

Standpunt officier van justitie
In het NFI-rapport staat vermeld dat bij 4 tot 5 ademhalingen van lachgas na 2 tot 5 minuten een analgetisch (verdovend) effect optreedt. Aangezien in deze zaak slechts vastgesteld kan worden dat verdachte twee ademhalingen lachgas heeft genomen en niet kan worden vastgesteld hoeveel tijd er zat tussen de waarneming van de ademhalingen en de aanhouding van verdachte komt de officier van justitie tot een vrijspraak van het primaire feit.
Wel acht hij voldoende bewijs aanwezig voor de subsidiair ten laste gelegde poging tot rijden onder invloed van lachgas. Bij de tweede ademhaling is verdachte bezig met een begin van uitvoering van 4 tot 5 ademhalingen, waarvan in het NFI-rapport is vermeld dat er dan een effect optreedt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primaire als het subsidiaire feit en voert hiertoe het volgende aan.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verdachte twee ademhalingen van een ballon met lachgas heeft genomen. Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken van het primaire feit nu het NFI-rapport vaststelt dat er pas effect optreedt na 4 tot 5 ademhalingen van lachgas. Ook uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt niet dat verdachte onder zodanige invloed van lachgas verkeerde dat hij niet in staat was tot het besturen van een voertuig, terwijl evenmin onderzoek is gedaan naar de invloed en rijvaardigheid van verdachte, bijvoorbeeld door een Psycho Motorische Test (PMT).
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat in het NFI-rapport is vermeld dat lachgas een stof is die waarschijnlijk een geringe of matige invloed op de rijvaardigheid heeft en dat pas bij een hoge dosis lachgas nadelige gevolgen voor de rijvaardigheid ontstaan. De duur en frequentie van de ademhalingen zijn relevant en de samenstelling van (het percentage van) het lachgas. In dit geval is niet duidelijk geworden of daadwerkelijk een effect kon optreden aangezien geen onderzoek is gedaan naar de inhoud van de ballon. Ten slotte kan niet worden vastgesteld of verdachte van plan was om meer dan twee ademhalingen te nemen van de lachgasballon. Hij gaf de ballon immers door aan zijn vriendin die naast hem zat.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor gebruik van lachgas in het verkeer, anders dan bij bijvoorbeeld alcohol, geen grenswaarde is gesteld. Ten laste is ook niet gelegd het rijden onder invloed van een stof boven een bepaalde waarde, maar het rijden onder
zodanigeinvloed van een stof (lachgas), dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Of, subsidiair, de poging daartoe.
Om tot een veroordeling te kunnen komen moet dus niet alleen worden vastgesteld dat verdachte onder invloed was van lachgas, maar ook dat hij onder een zodanige invloed was dat hij niet meer goed kon rijden.
Bij de stukken bevindt zich een NFI-rapport van 7 november 2017, getiteld “Vragen naar aanleiding van het gebruik van lachgaspatronen”. In dit rapport staat onder meer dat lachgas snel wordt opgenomen via de longen en dat het analgetisch effect binnen 2 - 5 minuten optreedt na vier tot vijf ademhalingen. In het NFI-rapport staat verder over de invloed van lachgas op de rijvaardigheid vermeld, dat lachgas een stof is die waarschijnlijk een geringe of matige nadelige invloed op de rijvaardigheid heeft. Bij een hoge dosis lachgas maakt de anesthetische werking dat de omgeving slechter wordt waargenomen met desoriëntatie en mogelijk ongelukken tot gevolg. Bij testen in een rijsimulator leidt een hoge dosis lachgas - dat wil zeggen het blootstellen aan lachgas gedurende 15 tot 30 minuten - tot een verhoogd aantal fouten tijdens het rijden.
Uit het NFI-rapport volgt dus wel dat een hoge dosis lachgas effect kan hebben op de rijvaardigheid. En dat ‘een’ effect optreedt binnen 2-5 minuten bij 4 tot 5 ademhalingen. Maar de rechtbank kan uit dit NFI-rapport onvoldoende afleiden wanneer sprake is van een zodanige invloed van het gebruik van lachgas dat men niet meer tot behoorlijk besturen in staat wordt geacht. In elk geval leest de rechtbank in het NFI-rapport niet dat elk gebruik van lachgas een nadelige invloed op de rijvaardigheid heeft, en ook niet dat dit in alle gevallen zo is bij 4 tot 5 ademhalingen, zoals de officier van justitie voorstaat.
In het geval van verdachte volgt uit het dossier dat verdachte twee keer een ademhaling uit een ballon gevuld met lachgas heeft genomen terwijl hij een personenauto bestuurde. Over het rijgedrag van verdachte is niets beschreven, behalve dat hij over een doorgetrokken streep reed.
De rechtbank kan zich voorstellen dat het mogelijk is om tot een bewezenverklaring te komen indien uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt van omstandigheden waaruit naar voren komt dat de werking van lachgas het gedrag van verdachte en zijn rijvaardigheid heeft beïnvloed, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de bestuursrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 13 februari 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:673. In die zaak werd vastgesteld dat eiser lachgas had gebruikt en werd door de verbalisant waargenomen dat eiser slingerend over de weg reed en dat eiser nadat hij werd aangesproken door verbalisant traag reageerde, rood doorlopen ogen had en de verbalisant vaag aankeek.
In de onderhavige zaak wordt door de verbalisant met betrekking tot het gedrag van verdachte uitsluitend vastgesteld dat verdachte over een doorgetrokken streep rijdt. Dat is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat het ingenomen lachgas de rijvaardigheid van verdachte (nadelig) heeft beïnvloed.
De rechtbank kan dus noch op basis van de hoeveelheid ademhalingen in combinatie met het NFI-rapport, noch op basis van het rijgedrag van verdachte, vaststellen dat verdachte onder zodanige invloed was van lachgas dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Ook het subsidiair ten laste gelegde feit acht de rechtbank niet bewezen. Weliswaar is aannemelijk dat verdachte met de inhalaties uit de lachgasballon een effect beoogde en derhalve dat hij na de twee waargenomen ademhalingen zou zijn doorgegaan tot vier à vijf inhalaties, maar de rechtbank kan op grond van het overgelegde NFI-rapport niet vaststellen dat het dan ingetreden effect zodanig zou zijn geweest dat verdachte niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van zowel het voltooide delict als de poging tot rijden onder invloed van lachgas.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2019.