In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, woonachtig in Turkije, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 10 oktober 2018, waarin haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd verlaagd. Het bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat zou zijn ingediend. Eiseres stelde echter dat zij het primaire besluit nooit had ontvangen, omdat het naar een onjuist adres was verzonden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit inderdaad naar een verkeerd huisnummer in Turkije was gestuurd, terwijl eiseres het juiste huisnummer al eerder had doorgegeven. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet aannemelijk had gemaakt dat het besluit op het juiste adres was ontvangen. Hierdoor was de termijn voor het indienen van het bezwaar niet verstreken, en was het bezwaar van eiseres tijdig ingediend.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat het betaalde griffierecht aan eiseres diende te worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.