ECLI:NL:RBAMS:2019:7482

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2019
Publicatiedatum
9 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2033
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid bezwaar bij verzending naar onjuist adres en ontvangst primair besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, woonachtig in Turkije, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 10 oktober 2018, waarin haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd verlaagd. Het bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat zou zijn ingediend. Eiseres stelde echter dat zij het primaire besluit nooit had ontvangen, omdat het naar een onjuist adres was verzonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit inderdaad naar een verkeerd huisnummer in Turkije was gestuurd, terwijl eiseres het juiste huisnummer al eerder had doorgegeven. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet aannemelijk had gemaakt dat het besluit op het juiste adres was ontvangen. Hierdoor was de termijn voor het indienen van het bezwaar niet verstreken, en was het bezwaar van eiseres tijdig ingediend.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat het betaalde griffierecht aan eiseres diende te worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2033

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] / [woonplaats] , Turkije, eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 10 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder meegedeeld dat eiseres vanaf 16 april 2018 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangt en dat die uitkering met ingang van 16 februari 2019 wordt verlaagd. Eiseres heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 25 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2019. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is woonachtig in Turkije. Het primaire besluit is naar een adres in Turkije verstuurd. Op 14 januari 2019 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaarschift niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. In geschil is uitsluitend de vraag of het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
3. Eiseres voert aan het primaire besluit nooit op haar adres in Turkije te hebben ontvangen omdat haar adres in Turkije niet goed en volledig is vermeld in het primaire besluit. Verweerder blijkt post te sturen naar huisnummer [nummer] in plaats van [nummer] , zo ook het primaire besluit. Pas nadat zij haar Turkse adres heeft gewijzigd naar een postadres in Nederland en alle opgevraagde beslissingen en rapportages naar dat postadres heeft laten sturen, heeft zij het primaire besluit op 8 januari 2019 ontvangen. Zij heeft zo spoedig mogelijk daarna, op 14 januari 2019, bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
4. In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepsschrift zes weken bedraagt. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8, eerste lid, van de Awb). Bekendmaking van een besluit geschiedt door toezending aan hen tot wie het besluit gericht is (artikel 3:41, eerste lid, van de Awb). Uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb volgt dat een bezwaarschift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
5. Eiseres ontkent het primaire besluit, dat niet door middel van een aangetekende brief aan haar is verstuurd, op haar Turkse adres te hebben ontvangen. Volgens vaste rechtspraak [1] is het dan in beginsel aan het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat het besluit wel op het adres van de geadresseerde is ontvangen. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt evenwel het vermoeden van ontvangst van het besluit op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daartoe is in ieder geval vereist dat het besluit is voorzien van de juiste adressering, een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie.
6. Het primaire besluit is gestuurd naar een adres in Turkije met huisnummer [nummer] terwijl het huisnummer van eiseres [nummer] is. Uit de stukken blijkt dat eiseres reeds op
26 september 2018, haar adres met juiste huisnummer heeft doorgegeven aan verweerder.
7. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het primaire besluit niet naar het juiste adres heeft gestuurd.
8. Het betoog van verweerder, dat uit een telefoonrapport van 15 oktober 2018 blijkt dat eiseres op de hoogte was van het besluit, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Uit de telefoonnotitie blijkt niet wie de bron is voor de informatie in die notitie. [2] In de notitie staat het arbeidsongeschiktheidspercentage genoemd uit het primaire besluit. Dat percentage was echter al eerder telefonisch aan eiseres kenbaar gemaakt (notitie 4 oktober 2018). Het gegeven dat in de telefoonnotitie van 15 oktober 2018 staat: “Vraag: ik heb vragen naar aanleiding van ontvangen toekenningsbeschikking”, is ook geen dragende onderbouwing voor het betoog van verweerder. Dezelfde vraag staat in een telefoonnotitie van 9 oktober 2018, een dag vóór de datum op het primaire besluit.
9. Nu verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het primaire besluit is gestuurd naar het Turkse adres van eiseres dient vastgesteld te worden wanneer aan eiseres dat primaire besluit is bekendgemaakt. Verweerder heeft op 4 januari 2019 het primaire besluit naar het Nederlandse postadres gestuurd. Hiervan uitgaande ving de bezwaartermijn een dag na verzending aan op 5 januari 2019. Eiseres had vanaf 5 januari 2019, zes weken de tijd om bezwaar te maken tegen het primaire besluit. Zij heeft op 14 januari 2019 bezwaar gemaakt. Dit is binnen de bezwaartermijn.
10. De rechtbank is van oordeel dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.
11. Het beroep zal gegrond worden verklaard en verweerder dient een nieuw besluit te nemen op het bezwaar.
12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,-- aan eiseres vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie hiervoor ECLI:NL:CRVB:2018:2237
2.Zie hiervoor ECLI:CRVB:2009:BJ7127