In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2008 in Italië. De minderjarige, aangeduid als [minderjarige], was eerder onder voogdij gesteld van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LdH). De kinderrechter had eerder op 19 september 2019 een spoedmachtiging verleend voor gesloten jeugdhulp, die op 20 september 2019 schriftelijk werd bevestigd. De minderjarige was op dat moment in voorlopige hechtenis, maar deze werd opgeheven, waardoor hij op 20 september 2019 in vrijheid werd gesteld. De kinderrechter constateerde dat er veel miscommunicatie was geweest tussen de betrokken partijen, waaronder het LdH, de Raad voor de Kinderbescherming en de instelling waar de minderjarige verbleef. De advocaat van de minderjarige stelde dat hij onterecht was vastgehouden, terwijl de kinderrechter oordeelde dat de verleende spoedmachtiging terecht was afgegeven, maar dat deze op 23 september 2019 was komen te vervallen omdat de vereiste instemmende verklaring van een gedragswetenschapper niet tijdig was overgelegd. De kinderrechter concludeerde dat een nieuwe machtiging op dat moment geen doel diende, aangezien de verblijfplaats van de minderjarige onbekend was en hij mogelijk in het buitenland verbleef. De kinderrechter handhaafde de eerdere spoedmachtiging tot 3 oktober 2019, maar wees het restant van het verzoek af.