ECLI:NL:RBAMS:2019:7471

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
9 oktober 2019
Zaaknummer
C/13/672617 / JE RK 19/880
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met criminele uitbuiting

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2008 in Italië. De minderjarige, aangeduid als [minderjarige], was eerder onder voogdij gesteld van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LdH). De kinderrechter had eerder op 19 september 2019 een spoedmachtiging verleend voor gesloten jeugdhulp, die op 20 september 2019 schriftelijk werd bevestigd. De minderjarige was op dat moment in voorlopige hechtenis, maar deze werd opgeheven, waardoor hij op 20 september 2019 in vrijheid werd gesteld. De kinderrechter constateerde dat er veel miscommunicatie was geweest tussen de betrokken partijen, waaronder het LdH, de Raad voor de Kinderbescherming en de instelling waar de minderjarige verbleef. De advocaat van de minderjarige stelde dat hij onterecht was vastgehouden, terwijl de kinderrechter oordeelde dat de verleende spoedmachtiging terecht was afgegeven, maar dat deze op 23 september 2019 was komen te vervallen omdat de vereiste instemmende verklaring van een gedragswetenschapper niet tijdig was overgelegd. De kinderrechter concludeerde dat een nieuwe machtiging op dat moment geen doel diende, aangezien de verblijfplaats van de minderjarige onbekend was en hij mogelijk in het buitenland verbleef. De kinderrechter handhaafde de eerdere spoedmachtiging tot 3 oktober 2019, maar wees het restant van het verzoek af.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
zaakgegevens : C/13/672617 / JE RK 19/880
datum uitspraak: 27 september 2019

Beschikking

in de zaak van

het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,

gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: LdH.
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] (Italië), hierna te noemen de minderjarige dan wel [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan: de minderjarige.

Het verdere procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van het LdH van 19 september 2019, ingekomen ter
griffie op 19 september 2019,
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 19 september 2019, welke beschikking hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Op 27 september 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
  • advocaat van de minderjarige mr. P.A. Th. Lemmers,
  • dhr. [vertegenwoordiger LdH] , namens LdH.

De feiten

Bij beschikking van 21 augustus 2019 is de minderjarige onder voogdij gesteld van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering.
Bij beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 19 september 2019 is in de strafzaak onder parketnummer [nummer parket] de voorlopige hechtenis van [minderjarige] opgeheven per 20 september 2019 12.00 uur.
Bij mondelinge beschikking van 19 september 2019 17.45 uur is op verzoek van het LdH een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken en is de rest van het verzoek aangehouden. Deze spoedbeschikking is op 20 september 2019 schriftelijk bevestigd. Bepaald is dat de spoedmachtiging komt te vervallen indien het LdH niet uiterlijk op maandag 23 september 2019 een instemmende verklaring van een gedragswetenschapper heeft overgelegd.
[minderjarige] is op vrijdag 20 september 2019 in de loop van de middag uit [naam instelling] vrijgelaten. Zijn verblijfplaats is momenteel onbekend.
De instemmende verklaring van de gedragswetenschapper is pas op 26 september 2019 bij de rechtbank binnengekomen.

Het verzoek

De GI heeft ter zitting verzocht de bij beschikking van de kinderrechter te Amsterdam van
19 september 2019 uitgesproken spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige voor verblijf in gesloten jeugdhulp te handhaven.
Daarnaast is verzocht om aansluitend een machtiging te verlenen voor verblijf in gesloten jeugdhulp voor de duur van een jaar.
LdH heeft het verzoek als volgt onderbouwd.
LdH is van mening dat onmiddellijke verlening van jeugdhulp en opname en verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk is ten aanzien van [minderjarige] . Bij het LdH is bekend dat [minderjarige] in meerdere landen onder verschillende identiteiten wordt gezocht wegens gepleegde delicten. Volgens de checklist Criminele Uitbuiting wordt [minderjarige] op meerdere punten gekarakteriseerd als slachtoffer van criminele uitbuiting. Om die reden acht het LdH het dringend noodzakelijk dat de belangen van [minderjarige] beschermd worden. Vandaar dat [minderjarige] volgens het LdH moest worden opgenomen in een gesloten jeugdzorginstelling.

Het standpunt van verzoeker en belanghebbenden

Ter zitting heeft het LdH verklaard dat er veel is misgegaan in de samenwerking tussen het LdH, de Raad voor de Kinderbescherming, [naam instelling] en het Openbaar Ministerie. Gelijk na de mondelinge spoedmachtiging gesloten plaatsing, heeft het LdH contact opgenomen met [naam instelling] waar [minderjarige] toen verbleef. [naam instelling] had aangegeven dat [minderjarige] tot 21 september 00:00 uur zou worden vastgehouden. Hierdoor kreeg de coördinator gesloten jeugdzorg meer speling om een gesloten plek voor [minderjarige] te organiseren. Einde van de middag kwam er zicht op een plek, waarna het LdH vervoer is gaan regelen. Toen dit vervoer vrijdag 20 september eind van de middag was geregeld, bleek [naam instelling] [minderjarige] al in vrijheid te hebben gesteld. [naam instelling] heeft zich genoodzaakt gezien om [minderjarige] vrij te laten, omdat zijn strafrechtelijke titel was opgeheven op vrijdag 20 september om 12:00 uur. De raadsvrouw van [minderjarige] had een aantal keer bij [naam instelling] had aangegeven dat [minderjarige] onrechtmatig werd vastgehouden, waarop hij met een NS-dagkaart is vrijgelaten.
Het LdH had dit in het belang van [minderjarige] graag anders gezien. Momenteel is onbekend waar [minderjarige] verblijft en het LdH vermoedt dat hij naar het buitenland is gevlucht. Los van deze gang van zaken is bovendien sprake geweest van een miscommunicatie tussen dhr. [vertegenwoordiger LdH] en de gedragswetenschapper. Het rapport van de gedragswetenschapper was bijtijds klaar, maar is wegens een fout van het LdH niet op tijd aan de rechtbank overgelegd.
De advocaat van de minderjarige heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij [minderjarige] bijstaat in de strafzaak. [minderjarige] werd vastgehouden in [naam instelling] , maar volgens het hof zou met ingang van vrijdag 20 september 12:00 uur de voorlopige hechtenis worden opgeheven. Rond half twee die dag heeft de advocaat contact opgenomen met [naam instelling] om te informeren of [minderjarige] al in vrijheid was gesteld. Dit bleek niet het geval, terwijl hij niet meer op strafrechtelijke titel kon worden vastgehouden. De advocaat was op dat moment niet op de hoogte van een uithuisplaatsing. In de beschikking van het gerechtshof was weliswaar overwogen dat een civiele plaatsing was aangewezen, maar de raadsvrouw had nog geen machtiging gesloten jeugdhulp gezien. [naam instelling] vertelde de advocaat dat er een machtiging was om [minderjarige] langer vast te houden. Vervolgens is het de advocaat niet gelukt om de voogd van [minderjarige] te achterhalen, waardoor het verhaal over deze machtiging niet kon worden bevestigd. De advocaat heeft haar standpunt aan [naam instelling] bekend gemaakt en gesteld dat [minderjarige] onmiddellijk in vrijheid moest worden gesteld. [naam instelling] heeft niet duidelijk aan de advocaat gecommuniceerd dat [minderjarige] daar nog verbleef op grond van een civielrechtelijke titel, namelijk een machtiging gesloten plaatsing.

De verdere beoordeling

De kinderrechter constateert dat de gang van zaken niet de juiste is en tevens niet in het belang van de minderjarige. De kinderrechter hoopt dat de verschillende betrokken partijen in de toekomst duidelijk met elkaar communiceren, zodat een situatie als deze voorkomen kan worden. LdH is als voogd verantwoordelijk voor plaatsing en vervoer van [minderjarige] , terwijl [naam instelling] de door LdH gestelde toezegging om [minderjarige] op basis van een mondelinge machtiging gesloten jeugdhulp nog even vast te houden totdat het vervoer is geregeld (maar uiterlijk tot 24.00 uur die dag) gestand dient te doen.
Gelet op vorenstaande, alsmede gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van de overgelegde stukken, is de kinderrechter van oordeel dat de verleende spoedmachtiging gesloten jeugdhulp terecht is afgegeven. Voorts stelt de kinderrechter vast dat diezelfde machtiging is komen te vervallen vanwege het verstrijken van de termijn waarvoor de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper overgelegd had moeten zijn.
De kinderrechter is verder van oordeel dat op dit moment een machtiging gesloten jeugdhulp geen redelijk doel dient, aangezien de fysieke verblijfplaats van [minderjarige] onbekend is en de kans groot is dat [minderjarige] momenteel in het buitenland verblijft.
Mitsdien zal als volgt worden beslist.

De beslissing

De kinderrechter:
- handhaaft de bij beslissing van de kinderrechter te Amsterdam van 19 september 2019 verleende spoedmachtiging om voornoemde minderjarige te doen opnemen en verblijven in gesloten jeugdhulp met ingang van 19 september 2019 tot 3 oktober 2019;
- stelt vast dat diezelfde spoedmachtiging is komen te vervallen op maandag 23 september 2019 om 12:00 uur vanwege het niet overleggen van een instemmende verklaring van een gedragswetenschapper;
- wijst het restant van het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. P.B. Martens kinderrechter, in tegenwoordigheid van Y.L. Boogaard als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2019.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 oktober 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam